29 800 XVI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2005

nr. 165
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 mei 2005

Met genoegen zend ik u het jaarverslag van de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek over het jaar 20041.

Met betrekking tot de toetsing van medisch-wetenschappelijk onderzoek in Nederland heeft zich in het verslagjaar een belangrijke ontwikkeling voorgedaan. Het aantal erkende medisch-ethische toetsingscommissies (METC's) is afgenomen van 63 eind 2003 naar 33 op 1 januari 2005. De CCMO heeft van een groot aantal commissies de erkenning ingetrokken. Deze commissies beoordeelden in de periode 2001–2003 elk minder dan 30 protocollen. Daarmee voldeden zij niet aan de minimumnorm van tien te beoordelen protocollen per jaar. De intrekking van de erkenningen verliep zonder problemen. De meeste METC's besloten zelf de erkenning in te leveren en zorgden voor overdracht van de dossiers naar andere METC's.

De halvering van het aantal erkende METC's heeft niet geleid tot een substantiële verhoging van het werkaanbod van de METC's bij de universitaire medische centra. Het gemiddelde aantal protocollen dat deze commissies toetsten ligt immers (ver) beneden de tien per jaar, terwijl de METC's bij de universitaire medische centra honderd tot tweehonderd protocollen per jaar toetsen. Bovendien hebben uiteraard ook andere METC's werk overgenomen van de opgeheven commissies.

De regionale spreiding van de METC's is nog steeds goed.

Dit alles betekent een goede stap op de weg naar verdere professionalisering van de METC's.

Op grond van artikel 4 van de Embryowet besteedt de CCMO in haar jaarverslag met name aandacht aan nieuwe ontwikkelingen betreffende handelingen met geslachtscellen en embryo's. Uit een oogpunt van doelmatigheid is afgesproken dat de CCMO zich bij deze signaleringstaak beperkt tot wat haar uit de onderzoeksprotocollen ter kennis komt. Een bredere signalering wordt jaarlijks gedaan door het Centrum Ethiek en Gezondheid en neergelegd in de «Signalering Ethiek en Gezondheid». Die signalering zal dit jaar eind juni verschijnen.

In het jaarverslag signaleert de CCMO een voor Nederland nieuwe ontwikkeling op het terrein van onderzoek met embryonale stamcellen, in casu als resultaat van een onderzoeksvoorstel waarover de CCMO in 2003 een positief oordeel heeft afgegeven. De betreffende samenwerkende onderzoekgroepen zijn er zoals blijkt uit de signalering van de CCMO inmiddels in geslaagd om voor het eerst in Nederland een stamcellijn te genereren onder gebruikmaking van restembryo's die afkomstig zijn van Nederlandse klinieken.

Deze ontwikkeling toont naar mijn mening aan dat Nederland op het gebied van onderzoek met embryonale stamcellen gelukkig nog niet achter de feiten aanloopt, maar nog een relatief vooraanstaande positie in zal kunnen (blijven) nemen. De praktische waarde van de nieuwe stamcellijn – en ook die van de elders ontwikkelde stamcellijnen – voor het verdere onderzoek en uiteindelijk ook de individuele zorgverlening zal evenwel nog moeten blijken. Weliswaar zijn er na het uitbrengen van het kabinetsstandpunt op de Gezondheidsraadadviezen «Stamcellen voor weefherstel» en «Hematopoietische stamcellen» (Kamerstukken II 2003/2004, 29 200 XVI, nr. 263) al weer verschillende publicaties over stamcellen verschenen – ook over de klinische toepassing ervan –, maar deze geven naar mijn mening (nog) geen aanleiding tot algemene conclusies over nieuwe toepassingsmogelijkheden in de kliniek van de verschillende typen stamcellen. Ik zie in de signalering van de CCMO dan ook geen aanleiding voor een bijstelling van het eerdergenoemde kabinetsstandpunt.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. I. J. M. Ross-van Dorp


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatepunt Tweede Kamer.

Naar boven