nr. 85
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juni 2005
Zoals bekend zijn op 1 januari 2003 een aantal aanpassingen van de
vormvereisten voor het algemeen verbindend verklaren van CAO-fondsen in werking
getreden. Teneinde de CAO-fondsen in de gelegenheid te stellen om de statuten
en/of reglementen van de CAO-fondsen aan te passen, was voorzien in een overgangsperiode.
Op 9 april 2004 (29 200 XV, nr. 77) heb ik u een notitie aangeboden
waarin algemeen verbindend verklaarde CAO-fondsen voor het boekjaar 2002 in
beeld zijn gebracht. Hierover is op 30 juni 2004 overleg gevoerd met
de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (29 200 XV,
nr. 106).
Inmiddels is informatie beschikbaar voor het boekjaar 2003, het laatste
boekjaar waarop de overgangsregeling van toepassing kon zijn. Deze informatie
doe ik u ter kennisname toekomen1.
In de bijgevoegde notitie1 worden de conclusies,
gebaseerd op de twee1 bijgaande rapporten, weergegeven.
Het eerste rapport betreft een evaluatie van de wijze waarop en de mate
waarin CAO-partijen aan de nieuwe vormvereisten hebben voldaan in 2004, met
betrekking tot de verantwoording van de financiën in het boekjaar 2003.
Het tweede rapport is een monitor waarmee inzicht wordt gegeven in de
baten, lasten en reserves van de algemeen verbindend verklaarde CAO-fondsen
in het boekjaar 2003. Deze monitor is samengesteld op grond van de verplichte
verslaglegging van de stichtingsbesturen van de CAO-fondsen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus