29 800 XI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2005

nr. 53
MOTIE VAN HET LID STERK C.S.

Voorgesteld 1 december 2004

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat het woningbouwcorporaties op dit moment niet is toegestaan om grond te verwerven op locaties waarop nog geen bouwbestemming rust en waarop niet binnen een termijn van ongeveer vijf jaar zal kunnen worden gebouwd (zie MG 2001–26, bijlage nevenactiviteiten, punt 7), waardoor corporaties in een nadeliger positie verkeren dan bijvoorbeeld projectontwikkelaars;

overwegende, dat door deze beperkingen in het grondaankoopbeleid het bouwen van voldoende woningen door woningbouwcorporaties kan worden belemmerd;

voorts overwegende, dat opheffing van deze beperking een bijdrage zou kunnen leveren aan het oplossen van de EMU-problematiek in relatie tot de lagere overheden;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk de betreffende wet- en regelgeving zodanig aan te passen dat:

– de termijn waarbinnen met de bouw van woningen kan of moet worden begonnen, in geval door een corporatie grond wordt aangekocht waarop nog geen bouwbestemming ligt, sterk wordt verruimd;

– elke aankoop aan de minister van VROM en het Centraal Fonds voor Volkshuisvesting dient te worden gemeld, zodat de externe toezichthouders voldoende zicht houden op de financiële risico's die woningbouwcorporaties nemen;

verzoekt de regering voorts bij het beoordelen van het grondaankoopbeleid van individuele woningbouwcorporaties zorgvuldig te kijken naar de relatie tussen grondaankopen en het voldoen aan de kerntaken op het terrein van wonen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Sterk

Van As

Depla

Naar boven