29 800 XI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2005

nr. 137
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 augustus 2005

Hierbij bied ik u het rapport «Beoordeling coördinerende rol van de provincie op het gebied van vuurwerk» aan1. Het is het resultaat van het tweedelijns onderzoek dat de VROM-Inspectie in de periode januari tot en met juli 2004 heeft gedaan naar de wijze waarop provincies hun coördinerende rol op het gebied van vuurwerk uitvoeren. Deze rol hebben zij sinds de invoering van het nieuwe Vuurwerkbesluit in 2002.

Het nieuwe Vuurwerkbesluit

Op 1 maart 2002 is het nieuwe Vuurwerkbesluit in werking getreden. Dit besluit verplicht provincies een provinciaal vuurwerkteam in te richten, waaraan provinciale en gemeentelijke toezichthouders deelnemen. Op basis van expertise participeren ook de politie, Arbeidsinspectie, VROM-Inspectie en de brandweer in deze teams. De teams staan onder leiding van een provinciale coördinator. De beleidsmatige aansturing is een taak van het provinciaal handhavingsoverleg.

Resultaten en aanbevelingen uit het rapport

Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de coördinatie op het gebied van vuurwerk op provinciaal niveau goed van de grond is gekomen, maar dat dit niet geldt voor de coördinatie op landelijk niveau, tussen de provincies onderling.

Hieronder wordt kort ingegaan op de belangrijkste resultaten en aanbevelingen uit het rapport.

De VROM-Inspectie heeft de resultaten onder de aandacht gebracht van de landelijke projectgroep Implementatie Vuurwerkbesluit, waarin alle bevoegde bestuurs- en strafrechtelijke instanties van de vuurwerkketen zijn vertegenwoordigd. De landelijke projectgroep Implementatie Vuurwerkbesluit heeft de aanbevelingen overgenomen en in mei 2005 hierover geadviseerd aan het Landelijk Overleg Milieu (LOM). Het LOM heeft aangegeven de adviezen over te nemen.

Resultaten

• In elke provincie is inmiddels een uitvoeringsorganisatie voor vuurwerktaken opgericht. De opzet hiervan sluit goed aan bij de vuurwerksituatie in de betreffende provincies. In Flevoland en Drenthe bijvoorbeeld is een minder uitgebreide organisatie opgezet dan in Noord-Brabant, waar relatief veel vuurwerkopslagen gevestigd zijn en jaarlijks veel vuurwerkevenementen plaatsvinden.

• Ongeveer zes maal per jaar vindt er overleg plaats tussen alle vuurwerkcoördinatoren. Naast de 12 provinciale coördinatoren nemen hieraan ook de Arbeidsinspectie, de VROM-Inspectie, de Vliegende Brigade Vuurwerk en het Landelijk Meld- en Informatiepunt (LMIP) deel.

• Het LMIP is opgericht om inzicht te krijgen in de gehele vuurwerkketen en beheert informatie en meldingen die door de betrokken organisaties worden verstrekt. Daarvoor is het zogenoemde FLITS-systeem opgezet. Het blijkt echter dat dit systeem vrijwel alleen door de provincies wordt gevoed en nog niet in voldoende mate door de andere instanties en teams die betrokken zijn bij de vuurwerkregelgeving, zoals gemeenten, de Inspectie Verkeer en Waterstaat en de Arbeidsinspectie.

Aanbevelingen

• Aanbevolen wordt de coördinatie van de vuurwerkactiviteiten op landelijk niveau tussen de provincies en de Vliegende Brigade Vuurwerk te verbeteren ter bevordering van de samenhang tussen de handhavingsactiviteiten in de gehele vuurwerkketen.

• Om de gezamenlijke activiteiten op het gebied van toezicht en opsporing inzichtelijk te maken wordt aanbevolen per provincie in samenwerking met de politie een gezamenlijk jaarverslag uit te brengen aan het College van Gedeputeerde Staten en de Hoofdofficier(en) van Justitie.

• Om integraal inzicht te verkrijgen in de gehele vuurwerkketen dient het FLITS-systeem van het LMIP goed en volledig te worden gevoed door alle instanties en teams die betrokken zijn bij de vuurwerkregelgeving.

Inmiddels is in overleg met de provinciale vuurwerkcoördinatoren een aantal wijzigingen doorgevoerd in het FLITS-systeem, onder meer om het beter geschikt te maken voor het gebruik door gemeenten. In november 2004 is een begin gemaakt met het benaderen van de gemeenten om het FLITS-systeem te gaan gebruiken.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven