Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29800-VIII nr. 258 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29800-VIII nr. 258 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 augustus 2005
Graag geef ik u mijn reactie op de rapporten «Veilig bewegingsonderwijs: van ongevallen naar preventie» en «Veiligheid op de basisschool: werken aan een school zonder ongelukken»1, beide van de Stichting Consument en Veiligheid. Tevens informeer ik u over de alliantie «School en sport, samen sterker»1 die ik, mede namens het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heb afgesloten met NOC*NSF. U hebt hierom verzocht in uw brief van 17 juni 2005, kenmerk 05-OCW-B-048.
Veilig bewegingsonderwijs: van ongevallen naar preventie
In april 2005 bracht Stichting Consument en Veiligheid het onderzoeksrapport «Veilig bewegingsonderwijs: van ongevallen naar preventie» uit. Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Aanleiding hiertoe vormde de gesignaleerde omvang van de problematiek. Kwalitatief goed en veilig bewegingsonderwijs kan sportbeoefening van jongeren promoten en daarmee sport/bewegen verder stimuleren. Achtereenvolgens geef ik eerst een samenvatting van het rapport, daarna de aanbevelingen uit het rapport en tenslotte volgt de beleidsreactie op de aanbevelingen.
Het rapport
Jaarlijks worden 110 000 letsels opgelopen tijdens bewegingsonderwijs. De helft hiervan wordt medisch behandeld. Hiervan zijn 15 000 behandelingen op Spoedeisende Hulpafdelingen (SEH). Het rapport richt zich vooral op de categorie letsels met behandeling op een SEH.
Ongeveer de helft van de genoemde 15 000 behandelingen heeft betrekking op basisschoolleerlingen en de andere helft op leerlingen van het voortgezet onderwijs. De aard van de letsels is, gemeten naar de kosten van de behandeling, wat ernstiger in het basisonderwijs.
In absolute zin is het aantal ongevallen (met SEH-behandeling) tijdens het bewegingsonderwijs in het basisonderwijs ongeveer gelijk aan het aantal in het voortgezet onderwijs. In het voortgezet onderwijs vinden deze ongevallen relatief vaker plaats tijdens het bewegingsonderwijs dan in het primair onderwijs (63 resp. 42%).
Het aantal ongevallen (met SEH-behandeling) bij 4–12-jarigen, respectievelijk 13–18-jarigen tijdens overige sportactiviteiten (dus niet tijdens bewegingsonderwijs en niet op school) bedraagt 28 000 respectievelijk 33 000.
In de periode 1988–2002 is in het basisonderwijs het aantal bewegingsonderwijs gerelateerde SEH-behandelingen afgenomen met 21%. In het voortgezet onderwijs bedroeg de afname 37%
Ook andere sport gerelateerde SEH-behandelingen nemen af, maar minder.
De volgende risicofactoren komen uit het onderzoek naar voren:
• De leeftijd en het geslacht van de leerlingen (een piek bij 12- en 13-jarige jongens); het gedrag van de leerlingen (niet opletten, onvoorzichtigheid, ruw gedrag); de lichaamsbouw van de leerlingen, mogelijk gerelateerd aan de lichamelijke veranderingen van leerlingen tijdens de «groeispurt»; vermoeidheid.
• Twee derde van de ongevallen in het basisonderwijs wordt veroorzaakt door struikelen of vallen. In het voortgezet onderwijs ontstaat een kwart van de letsels doordat men zich verzwikt.
• In het basisonderwijs verleende de helft van de leerkrachten die de les bewegingsonderwijs gaf eerste hulp; in het voortgezet onderwijs was dat twee derde. De reden van dit verschil is onbekend.
• In circa 25% van de gevallen speelde een gladde vloer een rol bij het ontstaan van letsel; in 10% van de gevallen was een gladde vloer zelfs een rechtstreeks oorzakelijke factor. Veel slachtoffers droegen geen (goede) schoenen tijdens de les. Het ontbreken van een mat speelt een rol (14% in het basisonderwijs en 22% in het voortgezet onderwijs).
Wat wordt in het rapport aanbevolen?
In het rapport wordt erop gewezen dat in de afgelopen jaren al diverse activiteiten zijn gestart om de veiligheid van het bewegingsonderwijs te vergroten. Genoemd worden het opnemen van veiligheidsaspecten in de opleiding van de docent en het vergroten van het aantal vakdocenten in het basisonderwijs, het uitvoeren van risico-inventarisaties en -evaluaties en door het opnemen van veiligheidsaspecten in het lespakket van de leerlingen.
Aanbevolen wordt om deze activiteiten voort te zetten en aanvullend ook toe te zien op de uitvoering en de naleving ervan. In de lesactiviteiten op school zou meer aandacht gegeven moeten worden aan «fair play», ook door hieraan blijvend aandacht te besteden in de opleiding van de docenten en het onderwerp in de lespakketten van de leerlingen op te nemen. Als nieuwe activiteit wordt aanbevolen om meer gevolg te geven aan de resultaten en conclusies van inspectierapporten met betrekking tot de veiligheid van bewegingsonderwijs, zowel door vakdocenten en schoolbesturen als landelijke organisaties. Rekening houdende met haalbaarheid en effectiviteit kunnen interventies het best worden gericht op de vakdocent bewegingsonderwijs.
Wat doen we met de aanbevelingen?
Het rapport «Veilig bewegingsonderwijs: van ongevallen naar preventie» van de Stichting Consument en Veiligheid heb ik met belangstelling gelezen. Het is een zeer informatief rapport. De bevindingen geven voldoening, omdat zij bevestigen dat de in het verleden gekozen aanpak een juiste is.
Toch mag niet uit het oog worden verloren dat sport en bewegen met zich meebrengt dat er bijvoorbeeld door een «verkeerde beweging», incidentele individuele omstandigheden zoals vermoeidheid, ongeïnteresseerdheid of baldadigheid, of gewoon door een toevallige samenloop van omstandigheden letsels ontstaan.
De cijfers uit het rapport leiden wat mij betreft tot de conclusie dat het bewegingsonderwijs (relatief) veilig is. Ik baseer mij daarbij op het volgende:
• Uit het rapport blijkt dat het aantal bewegingsonderwijs gerelateerde SEH-behandelingen in de periode 1988–2002 in het basisonderwijs is afgenomen met 21%, terwijl in het voortgezet onderwijs de afname 37% bedroeg. Deze afname is groter dan bij de aantallen behandelingen die gerelateerd zijn aan andere sportuitingen dan bewegingsonderwijs.
• Het aantal aan bewegingsonderwijs gerelateerde SEH-behandelingen is slechts een fractie van het aantal SEH-behandelingen gerelateerd aan andere sportactiviteiten: respectievelijk 7 500 en 28 000 onder 4 tot 12-jarigen en 7 500 en 33 000 onder 13 tot 18-jarigen: ruwweg een verhouding van 1 op 4.
Mijns inziens mag hieruit de conclusie worden getrokken dat het bewegingsonderwijs, waar wekelijks 2,2 miljoen leerlingen aan deelnemen, vergeleken met andere vormen van sport, relatief veilig is.
Vooral vanwege de persoonlijke tragedie, maar ook vanwege de maatschappelijke kosten moeten ongevallen en letsels toch zoveel als mogelijk worden voorkomen. Een verdere daling van het aantal ongevallen en letsels is dan ook wenselijk en noodzakelijk.
De in het rapport «Veilig bewegingsonderwijs: van ongevallen naar preventie» gegeven aanbevelingen geven een goede basis om zo'n verdere daling te realiseren.
Dit neemt echter niet weg, dat de schoolbesturen op de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor de veiligheid op school; ook tijdens het bewegingsonderwijs. Het zijn dus ook op de eerste plaats de schoolbesturen en hun organisaties waarvan acties mogen worden verwacht voor de verhoging van de veiligheid op school.
Besturenorganisaties en de Koninklijke Vereniging van Leraren Lichamelijke Opvoeding (KVLO) hebben in die lijn dan ook afgesproken om een protocol voor goed en veilig bewegingsonderwijs te ontwikkelen dat moet dienen als een instrument voor de schoolbesturen om te komen tot kwalitatief goed en veilig bewegingsonderwijs met inzet van bevoegde leraren en eventueel lerarenondersteuners en onderwijsassistenten.
Uitvoering en naleving van inspectierapportages (bedoeld zijn rapportages en adviezen van bijvoorbeeld arbeidsinspectie, brandweer en GGD) behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van het schoolbestuur. Deze verantwoordelijkheid hebben de schoolbesturen overigens niet vanuit hun onderwijskundige taak, maar vanuit een meer algemene bedrijfsvoering gericht op veiligheid op het werk en in gebouwen die toegankelijk zijn voor grote groepen mensen (Arbo-wetgeving, brandveiligheid etc.). Hetzelfde geldt voor het instrument van risico-inventarisatie en -evaluatie (zie hiervoor mijn reactie op «Veiligheid op de basisschool» onder «de resultaten»).
Een verbetering van de kwaliteit van degenen die het bewegingsonderwijs mogen geven draagt ook bij aan het verbeteren van de veiligheid tijdens het bewegingsonderwijs. Dat is gebeurd door de maatregel die enkele jaren geleden werd genomen om de bevoegdheid voor het geven van bewegingsonderwijs aan de groepen drie tot en met acht van het basisonderwijs uitsluitend te verbinden aan een postinitiële Pabo-opleiding. In het studiejaar 2004–2005 is de eerste lichting pabostudenten afgestudeerd die in de initiële opleiding alleen nog de bevoegdheid heeft verworven voor het geven van bewegingsonderwijs aan de groepen één en twee op de basisschool.
Van rijkswege zijn in het Europese Jaar van Opvoeding door Sport (2004) een aantal activiteiten opgezet waarin «fair play» werd gestimuleerd. Voor een deel krijgen deze activiteiten een vervolg. De Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) zal in 2006 een aantal onderwijsondersteunende activiteiten op het gebied van bewegingsonderwijs en lifestyle uitvoeren. Deze hebben bij uitstek betrekking op de lesprogramma's en het lesmateriaal van scholen in het primair en voortgezet onderwijs en de lerarenopleidingen. Ik zal SLO vragen om, voorzover dit nog onvoldoende is meegenomen, het element «fair play» prominent te betrekken bij deze activiteiten. Indien dit op korte termijn onvoldoende soelaas biedt zal ik in de hoofdlijnenbrief 2007–2008 hier expliciet aandacht voor vragen.
De Stichting Consument en Veiligheid heeft een uitgewerkt plan van aanpak bij mij ingediend met een verzoek om dit te subsidiëren. Scholen zijn echter zelf op de eerste plaats verantwoordelijk voor de veiligheid van leerlingen tijdens het onderwijs. Met het opstellen van een protocol bewegingsonderwijs nemen de schoolbesturen en hun organisaties deze verantwoordelijkheid daadwerkelijk op zich. Ik kan mij voorstellen dat er aanzienlijke raakvlakken zullen zijn tussen dit plan van aanpak en het protocol bewegingsonderwijs. Om die reden wil ik niet in gaan op het subsidieverzoek van Stichting Consument en Veiligheid. Ik stel mij voor om eerst de ontwikkeling van het protocol bewegingsonderwijs door besturenorganisaties en KVLO te stimuleren en de resultaten hiervan af te wachten.
Campagne «Veiligheid op de basisschool: werken aan een school zonder ongelukken»
Inleiding
In mei 2005 bracht de Stichting Consument en Veiligheid de eindrapportage uit van de campagne «Veiligheid op de basisschool: werken aan een school zonder ongelukken».
De campagne is gestart in oktober 2001 en werd op 9 juni 2005 door Consument en Veiligheid afgesloten. Het doel van de campagne was om het veiligheidsbeleid op de scholen een vaste plek te geven. Scholen moeten zorgen voor de fysieke veiligheid van de leeromgeving en de kans op ongelukken zo klein mogelijk houden. De gebruikers van de school moeten gestimuleerd worden tot veilig(er) gedrag. Verder moeten scholen goed voorbereid zijn in het geval er bijvoorbeeld brand uitbreekt.
Voorgeschiedenis Aanleiding voor deze campagne was het aantal (grote en kleine) ongelukken dat jaarlijks op de basisscholen plaatsvindt. Ongevallen waarvoor een bezoek aan de afdeling Spoedeisende Hulp noodzakelijk is. De stichting Consument en Veiligheid heeft een integrale methode ontwikkeld waarmee scholen het veiligheidsbeleid in en rond het schoolgebouw kunnen organiseren:
• Controle van het schoolgebouw en de omgeving
• Opstellen van huisregels
• Voorbereiding op calamiteiten. Het opstellen van een ontruimingsplan
• Inventariseren van ongelukken
• Het maken van een veiligheidsverslag Voor elk van deze onderdelen is materiaal ontwikkeld: instructiemappen, lesmateriaal en de daarbij behorende trainingen.
De bevindingen van de campagne zijn neergelegd in de eindrapportage «Veiligheid op de basisschool: Werken aan een school zonder ongelukken». Dit rapport doe ik u hierbij toekomen.
De resultaten
Op grond van de gesprekken die gevoerd zijn met vertegenwoordigers van de partijen die intensief hebben samengewerkt in deze campagne, concludeer ik dat de doelstelling van de campagne is gehaald. De cijfers in de eindrapportage bevestigen dit beeld:
• Het gemiddelde aantal bezoeken aan het ziekenhuis (de afdeling Spoedeisende Hulp) lag voor de start van de campagne rond de 19 000 per jaar. Dat aantal is inmiddels teruggelopen naar 17 000. De verwachting is dat dit aantal nog verder zal afnemen.
• In 2001 had één op de tien scholen geen ontruimingsplan opgesteld. Nu beschikken vrijwel alle scholen over een ontruimingsplan. En misschien nog wel belangrijker, 82 procent van de scholen oefent de ontruiming één keer per jaar of vaker.
• Scholen zijn bij wet verplicht om een Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) uit te voeren. In 2001 had 25 procent van de scholen er nog nooit één uitgevoerd. Eind 2004 had 95 procent van de scholen de RI&E uitgevoerd.
• Eind 2004 houdt bijna 80 procent van de scholen een ongevallenregistratie bij, in vergelijking met de helft van de scholen in 2001.
• Tot slot geven scholen zichzelf aan het eind van de campagne een hoger rapportcijfer voor de fysieke staat van de school, namelijk een 7,3.
Structurele implementatie
Het is van belang dat de opgedane ervaring, kennis, informatie en het behoud van de praktische ondersteuning aan scholen ook na de campagne beschikbaar blijft. Implementatie is pas succesvol wanneer deze duurzaam is. In goed overleg is gekeken welke organisaties specifieke taken en onderdelen van de campagne zouden kunnen en willen overnemen en hoe zij bij de overdracht ondersteund kunnen worden. Dit heeft er toe geleid dat diverse organisaties in het werkveld hebben aangegeven deze taak op zich te nemen:
• samenwerkings-GGD'en
• Landelijke Ouderorganisaties
• Besturenorganisaties
• Scholen en schoolleiders
• Pabo's en het Vervangingsfonds
Daarnaast behoudt de stichting Consument en Veiligheid haar functie als kenniscentrum en blijft scholen en branche ondersteunen via de website www.veiligheid.nl.
Alliantie School en Sport: Samen Sterk
Op 7 juni is de alliantie «School en Sport samen sterker» door mij, mede namens het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en door Erica Terpstra (voorzitter NOC*NSF) ondertekend. De alliantie is bijgevoegd.
Deze alliantie benadrukt de waarden van sport en bewegen. Wij delen de visie dat sport en bewegen bijdragen aan de fysieke, sociale en mentale gezondheid van individuen en de maatschappij. Ook draagt sport bij aan onderwijsdoelstellingen door binding aan de school, het voorkomen van voortijdig schooluitval en schoolverzuim en de verbetering van schoolprestaties, houding en ambities.
De gezamenlijke doelstelling van de alliantie is: het bereiken van levenslang sporten en bewegen van jongeren. Daartoe wordt voorzien in een sterke basis. Dit vindt plaats door het stimuleren van samenwerkingsvormen tussen onderwijs en de georganiseerde sport op onder andere het gebied van de duale aanstelling (combifuncties), sport en bewegen in het beroepsonderwijs, stimulering sportactieve scholen, multifunctionele accommodaties, talentontwikkeling en na- en bijscholing.
Deze doelstelling vraagt, vanuit OCW gezien, om een bredere aanpak. Om die reden is de alliantie in een breder perspectief geplaatst. Van daar uit wordt er ook naar andere mogelijkheden gekeken buiten de georganiseerde sport. Tevens zal, in samenwerking met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een breed onderzoek worden uitgevoerd, met als doel te komen tot een structurele inbedding van méér sport en bewegen in het onderwijs. De motie Rijpstra (29 800, XVI, nr. 88) krijgt hierin een plaats. Tevens worden verbindingen gelegd met kwesties als obesitas en de relatie met de nieuwe kerndoelen.
Binnenkort verschijnt de Kabinetsnota Sport (2005). In deze nota wordt onder andere aandacht gegeven aan de relatie tussen de beleidsterreinen sport en bewegen en het onderwijs. De uitwerking daarvan zal plaatsvinden in een meerjarig programma. De activiteiten van de alliantie maken daar deel van uit.
Vanuit de effecten van de alliantie en de uitkomsten van het brede onderzoek zal medio 2008 een integraal plan gericht op structurele inbedding van meer sport en bewegen in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs beschikbaar zijn. Dit plan zal ik u te zijner tijd doen toekomen.
Ik hoop dat ik u met het bovenstaande voldoende heb geïnformeerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29800-VIII-258.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.