29 800 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2005

nr. 239
MOTIE VAN DE LEDEN ÖRGÜ EN VAN DAM

Voorgesteld 30 juni 2005

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de publieke omroep afstand wil doen van de zogenaamde «nuloptie», door aan kabelbedrijven een vergoeding te gaan vragen voor openbaarmaking van zijn programma's;

constaterende, dat de Europese Commissie de «nuloptie» in een eerste oordeel over de structurele rijksbijdrage aan de publieke omroep beschouwt als concurrentievervalsing;

van mening, dat van concurrentievervalsing geen sprake kan zijn omdat de publieke omroep verplicht op de kabel moet worden doorgegeven en de commerciële omroep op de kabel mag worden doorgegeven;

spreekt uit, dat de publieke omroep uit de hem ter beschikking staande financiële middelen de vergoedingen betaalt voor de openbaarmaking van zijn programma's en de consument derhalve niet via de kabeltarieven of de tarieven van andere distributiekanalen met extra kosten voor openbaarmaking van zijn programma's (Nederland 1, 2, en 3 en radio 1, 2, 4, 3 FM en 747 AM) mag confronteren;

verzoekt de regering in aanstaande besprekingen met de Europese Commissie over de structurele rijksbijdrage aan de publieke omroep, het standpunt in te nemen en uit te dragen dat de nuloptie niet kan worden beschouwd als concurrentievervalsing;

verzoekt de regering tevens te bewerkstellingen dat de bestaande «nuloptie» onverkort en ongewijzigd wordt gehandhaafd zolang niet onomstotelijk vast staat dat deze in strijd is met de Europese regelgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

Örgü

Van Dam

Naar boven