29 800 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2005

nr. 117
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 maart 2005

Hierbij bied ik u de nota «Weerbaarheid tegen radicalisering van moslimjongeren» aan. De nota beschrijft een strategie gericht op de preventie van islamitische radicalisering onder jongeren. Daarnaast wordt een tweetal concrete plannen gepresenteerd om de weerbaarheid van de moslimgemeenschap tegen radicalisering te versterken.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk

NOTA

WEERBAARHEID TEGEN RADICALISERING VAN MOSLIMJONGEREN

Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

25 maart 2005

1. Plaats in het beleid

Op 10 november 2004 heeft het kabinet aan de Tweede Kamer een brief geschreven naar aanleiding van de moord op Theo Van Gogh. De brief schetst een samenhangende aanpak van de gewelddadige islamitische radicalisering en de daarmee verbonden terroristische dreiging waar de Nederlandse samenleving in de afgelopen jaren mee te maken heeft gekregen (TK 29 854 nr. 3). De aanpak bestaat uit verschillende sporen. In de eerste plaats is er het spoor van de versterking van de slagkracht van de overheid in het opsporen en strafrechtelijk vervolgen van terroristisch geweld. De brief van het kabinet over de bestrijding van terrorisme van 24 januari jl. beschrijft de maatregelen die het kabinet hiervoor heeft genomen (TK 29 754 nr.5). Een ander spoor is erop gericht personen en groepen die gewelddadig radicalisme verbreiden te hinderen in hun activiteiten.

Naast deze beleidssporen ontwikkelt de minister voor V&I als coördinerend bewindspersoon voor integratie, in samenspraak met andere departementen, een aanpak die erop is gericht moslimjongeren die gevoelig zijn voor radicaliseringsinvloeden ervan te weerhouden het pad naar radicalisering daadwerkelijk te kiezen. Daarvoor worden actieprogramma's uitgewerkt die tot doel hebben moslimjongeren bewust te maken van de gevaren van radicalisering, hun weerbaarheid tegen radicaliseringsinvloeden te vergroten en personen in hun omgeving zodanig toe te rusten dat zij tijdig kunnen ingrijpen. Deze nota geeft nadere informatie over de achtergronden en de uitwerking van dit beleidsspoor.

De actieprogramma's die in deze nota worden gepresenteerd maken deel uit van een meer algemeen beleid ten aanzien van onderscheiden vormen van radicalisme en radicalisering. Dit omvat niet alleen het moslimradicalisme, maar betreft ook andere vormen van radicalisme, meer in het bijzonder het dierenactivisme en het rechtsradicalisme. Een nota hierover wordt voorbereid door de minister van Justitie.

De hier gepresenteerde aanpak vindt mede zijn basis in de reactie van het kabinet op het rapport van de Commissie Blok, de nota Grondrechten in een pluriforme samenleving en het AIVD-rapport «Van Dawa tot Jihad».

In de kabinetsreactie op het Rapport Blok wordt een «gemeenschappelijke frontvorming tegen radicalisering» aangekondigd. Deze nota geeft uitwerking aan een specifiek onderdeel hiervan. De nota Grondrechten in een pluriforme samenleving laat zien hoe de verschillende grondrechten zich tot elkaar verhouden en biedt inzicht in het belang van democratie en rechtsstaat. De nota biedt daarmee een breed juridisch kader waarbinnen de overheid moet opereren wanneer zij optreedt tegen radicalisering. Duidelijk moet zijn dat radicalisme dat geweld accepteert als middel om zijn doelen te bereiken een bedreiging vormt voor de democratische rechtsorde en door de overheid met alle middelen die tot haar beschikking staan moet worden bestreden.

Het AIVD-rapport biedt een uitgebreide analyse van de verschillende vormen waarin de radicale islam zich voordoet en welke bedreiging daarvan uitgaat; het rapport levert ook het begrippenkader dat in deze nota wordt gehanteerd.

Radicalisering vindt plaats in een lokale context, soms voor een deel als reactie op specifieke lokale verhoudingen. Gemeenten hebben dit begrepen en sommige gemeenten hebben de handschoen opgepakt. Inmiddels liggen er uitgewerkte beleidsnota's van de gemeenten Amsterdam en Rotterdam. Het kabinet is er veel aangelegen de eigen inspanningen en die van de gemeenten zodanig op elkaar af te stemmen dat zij elkaar versterken.

Radicalisering kan met zich meebrengen dat moslims en niet-moslims terecht komen in een zichzelf versterkende spiraal van wantrouwen ten opzichte van elkaar. Hier ligt een gemeenschappelijk belang van de onderkenning van de gevaren van radicalisering. De programma's die in deze nota worden gepresenteerd sluiten hierbij aan. Ze spelen in op de groeiende bereidheid onder moslims om openlijk afstand te nemen van radicale tendensen en uitingen. Het kabinet zal initiatieven ondersteunen vanuit de moslimgemeenschap die versterking beogen van het bewustzijn van deze gevaren en van de weerbaarheid ertegen.

Tegelijk met het ontwikkelen van een samenhangende aanpak van radicalisering heeft het kabinet het initiatief genomen om de sociale cohesie in de samenleving te versterken. Dit heeft geresulteerd in het Breed Initiatief Maatschappelijke Binding. Met dit initiatief ondersteunt het kabinet acties van burgers en maatschappelijke organisaties die erop zijn gericht het sociale klimaat en de sociale samenhang in ons land te versterken. Over dit initiatief wordt de Kamer geïnformeerd in een afzonderlijke nota.

2. De radicale islam en de tegenstrategie

De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat de radicale islam ook in Nederland voet aan de grond heeft gekregen. De al genoemde AIVD nota geeft een uitgebreide analyse van de verschillende varianten waarin de radicale islam zich voordoet. Sommige daarvan keren zich direct tegen de democratische rechtsstaat, andere leggen het accent op de verderfelijkheid van de westerse leefwijzen en ijveren voor een manier van leven die in overeenstemming is met de zuivere islamitische leer. Binnen de hoofdvarianten zijn er nog grote verschillen ten aanzien van de strategieën en de middelen die men voorstaat. Belangrijk is de plaats die de gewelddadige strijd heeft in de strategie van radicale groepen. Het meest directe gevaar valt te duchten van diegenen die hun doelen willen bereiken door de inzet van geweld. Maar ook wanneer een radicale groep geweld afwijst als middel om het doel te bereiken kan er sprake zijn van een bedreiging van de democratische rechtsorde. De al genoemde AIVD nota over de radicale islam geeft een uitvoerige onderbouwing van deze laatste stelling.

De verschillende varianten van de radicale islam die een bedreiging vormen van de democratische rechtsorde vragen om een effectief antwoord vanuit diezelfde rechtsorde. Zoals gezegd hanteert het kabinet een aantal elkaar aanvullende beleidssporen. Waar sprake is van geweld of dreiging met geweld worden strafrechtelijke instrumenten ingezet. Waar in de praktijk blijkt dat deze instrumenten onvoldoende mogelijkheden bieden wordt het strafrechtelijke instrumentarium verruimd en worden bestuursrechtelijke middelen ontwikkeld. Maar, niet alle bedreigingen van de democratische rechtsorde zijn van dien aard dat er een rechtsgrond is voor de inzet van deze middelen. Een uitsluitend straf- en bestuursrechtelijke aanpak is dus ontoereikend.

Het beleidsspoor dat in deze nota wordt gepresenteerd richt zich hierop. Het bestaat uit een programma van acties die tot doel hebben personen en groepen bewust te maken van de gevaren van de radicale islam en hun mentale weerbaarheid ertegen te versterken. Een afzonderlijk onderdeel van het programma is erop gericht negatieve ontwikkelingen op lokaal niveau die verband kunnen houden met radicalisering tijdig te signaleren, zodat tegenactie mogelijk is.

De gedachte achter deze beleidsaanpak is dat gewelddadig radicalisme en radicalisering zich alleen dan kunnen handhaven als een sociale omgeving die hieraan actief tegenwicht biedt, ontbreekt. Radicalen kunnen zich gesteund voelen door een als instemming geïnterpreteerd stilzwijgen over hun activiteiten. Daarom is er winst te behalen in het activeren van expliciete afwijzing van die vormen van radicalisme die een, al dan niet gewelddadige, bedreiging van de democratische rechtsorde vormen.

Voor de instandhouding van de democratische rechtsorde is een samenleving nodig die de uitgangspunten van deze rechtsorde verdedigt en die zich teweer stelt tegen een radicale afwijzing ervan. Personen die in zo'n samenleving zijn geïntegreerd, zullen die uitgangspunten internaliseren, al was het maar omdat ze daar individueel of als categorie voordeel van ondervinden. Daar hoeft geen overheidsdwang aan te pas te komen. Het versterken van het bewustzijn van het belang van de democratische rechtsorde (en de daarbij behorende waarden en normen) onder groepen die het meest gevoelig zijn voor radicaliserende invloeden is dan ook een belangrijk onderdeel van de tegenstrategie tegen radicalisering. De inzet van straf- of bestuursrechtelijke middelen is alleen dan nodig wanneer dit element faalt.

3. Wie radicaliseren en waarom?

Maar om wie gaat het en hoe pakken we dit aan? Voor antwoorden op deze vragen is het nodig zicht te hebben op het proces van radicalisering. Gewelddadig of niet gewelddadig, de radicale islam biedt in elk van zijn varianten een zeer uitgesproken geheel van overtuigingen, opvattingen en gebruiksaanwijzingen voor het leven. Als zodanig vormt de radicale islam een keuzealternatief voor personen die op zoek zijn naar een alomvattend zingevingskader in hun bestaan. Dat is precies de reden waarom sommige kinderen van migranten met een islamitische achtergrond er vatbaar voor zijn. Dit geldt overigens ook voor sommige autochtone jongeren die niet met de islam zijn opgegroeid

De integratie in de Nederlandse samenleving is voor veel kinderen van moslimmigranten geen vanzelfsprekendheid en gaat ook niet vanzelf. Het overgrote deel van hun ouders heeft zich in ons land gevestigd in de verwachting na verloop van tijd terug te keren naar het herkomstland. Sociaal en cultureel hebben veel moslimmigranten van de eerste generatie zich veel meer georiënteerd op de eigen groep dan op de Nederlandse omgeving. Er zijn weinig meer diepgaande contacten met de autochtone bevolking. Cultureel houden deze migranten vast aan de lokale opvattingen, gewoonten en gebruiken die heersten in hun herkomstgebied ten tijde van hun vertrek. Voor veel moslims van de eerste generatie is dat het platteland van Turkije of Marokko.

In economisch opzicht telt een groot deel van de eerste generatie van de moslimmigranten niet mee. Van 45–55-jarige Turkse en Marokkaanse mannen van de eerste generatie is 51% afhankelijk van een uitkering. Onder de 55–64-jarigen is dit zelfs 80%. Onder autochtone mannen zijn de overeenkomstige percentages 16% en 32%.

De islam is voor de moslimmigranten van de eerste generatie vooral een bron van voorschriften voor het dagelijks bestaan en bepaalt de kalender van feestdagen en belangrijke gebeurtenissen, zoals de vastentijd.

De wereld waarin een groot deel van de moslimmigranten van de eerste generatie leeft, is een andere dan de wereld waarin hun kinderen opgroeien. De onaanzienlijke maatschappelijk positie waar hun ouders in terecht zijn gekomen straalt af op de kinderen en de islam waarin zij zijn grootgebracht wordt sinds «11–9» en de gebeurtenissen die daarop zijn gevolgd door niet-moslims met toenemende achterdocht bejegend. Veel moslimjongeren vinden hierin de inspiratie om voor zichzelf een betere toekomst te creëren dan hun ouders. Ze maken gebruik van de mogelijkheden die het onderwijs biedt om in ieder geval economisch een grote sprong voorwaarts te maken. Ondanks een hogere werkloosheid onder met name Marokkaanse jongeren slaagt het overgrote deel van de allochtone jongeren die in Nederland een onderwijsdiploma hebben behaald erin om aan het werk te komen. Van de 15–24-jarige Marokkaanse jongeren die deelnemen aan de arbeidsmarkt is begin 2005 72% aan het werk. Bij hun Turkse leeftijdgenoten is dit iets minder dan 80%. Van de autochtone jongeren die deelnemen aan de arbeidsmarkt heeft 88% een baan.

Maar niet iedereen is succesvol in onderwijs en beroep. Veel jongeren krijgen te maken met tegenslag en gefrustreerde ambities. Soms overstijgt het ambitieniveau de mogelijkheden die er zijn. Soms hebben zij teveel moeite de leefwereld van thuis te verenigen met de verwachtingen waar ze buitenshuis mee te maken hebben. Op zoek naar de oorzaken van hun tegenslag zijn deze jongeren vatbaar voor argumentaties waarin de samenleving hiervan de schuld krijgt. Ze komen terecht in een discours waarin niet de reële problemen die de inpassing in de Nederlandse samenleving met zich brengt centraal staan, maar waarin het in de eerste plaats gaat over discriminatie en uitsluiting van moslims door een samenleving die de islam ziet als het kwaad van deze tijd. Via internet, moskeeën en rondreizende imams komen ze in contact met het gedachtegoed van de radicale islam. Sommigen die hiermee in aanraking komen raken ervan overtuigd dat de radicale islam het antwoord is op de als vijandig gepercipieerde samenleving waarin zij zijn opgegroeid, maar waarin ze zich niet op hun plaats voelen.

Let wel: het gaat hierbij om de beelden en argumentaties die door vertegenwoordigers van de radicale islam naar voren worden gebracht. Het overgrote deel van de moslims beschouwt de Nederlandse samenleving niet als de vijand van de islam. Met recht menen zij dat zij in Nederland hun geloof in vrijheid moeten kunnen beoefenen. De Nederlandse overheid steunt hen hierin. De bestrijding van de radicale islam heeft juist tot doel de rechten van moslims die de Nederlandse samenleving niet met geweld willen omvormen te waarborgen.

Er is geen directe causale relatie tussen gefrustreerde ambities en het omarmen van radicale denkbeelden. Veel jongeren die in hun ontwikkeling worden geconfronteerd met tegenslagen komen deze te boven. Ze stellen hun aspiraties bij of vinden nieuwe wegen om hun levensdoelen te bereiken. Een klein deel kiest echter de andere weg. Zij zien zichzelf als slachtoffer van een islamvijandige westerse wereld en een deel van hen opteert voor het radicale antwoord hierop.

Niet alleen jongeren die van huis uit vertrouwd zijn met de islam kiezen het pad van de radicalisering. Ook op sommige autochtone jongeren heeft het radicaal-islamitische denken vat. Ook bij hen is het vaak een reactie op gefrustreerde verwachtingen of niet verwezenlijkte idealen. Een radicale islam die belooft een einde te maken aan de hypocrisie en verdorvenheid van de westerse samenleving komt tegemoet aan hun verlangen naar een zuivere en pure wereld.

Het aantal jongeren dat zich daadwerkelijk aansluit bij radicale groepen of dat zelf een radicale cel begint, is gering. Veel groter is het aantal jonge moslims dat welwillend staat tegenover de door de radicale islam in al zijn varianten verkondigde boodschap dat de westerse wereld de vijand van de islam is. Veel groter is ook het aantal moslims dat begrip kan opbrengen voor de destructieve acties van moslimradicalen, ook al zouden zij er zelf nooit aan deelnemen.

Het zijn deze veelal niet openlijk geuite vormen van support die radicaliserende en radicale moslims doen volharden in hun streven en in hun daden. Hoewel het overgrote deel van de moslimjongeren gebruik van geweld voor politiek-ideologische doeleinden voor zichzelf afwijst, zijn zij gevoelig voor de aanspraken van de radicale islam op zuiverheid, puurheid en rechtvaardigheid. Zij hebben weinig verweer tegen de beweringen van radicale leidsmannen die hen voorhouden dat zij als moslims door deze samenleving niet worden geaccepteerd en dat de westerse samenleving elementaire beginselen van de islam met voeten treedt. De sympathie voor een deel van de argumenten die door moslimradicalen naar voren worden gebracht, zorgt ervoor dat radicaliserende jongeren in eigen kring weinig weerwoord krijgen.

Maar er zijn nog andere redenen waarom er weinig is dat jongeren afhoudt van het radicale pad. Al deze jongeren hebben in meer of mindere mate te maken met professionals: leraren, welzijnswerkers, politie, buurtwerkers. Uit de individuele geschiedenissen van geradicaliseerde jongeren blijkt dat deze professionals in veel gevallen niet in de gaten hebben gehad wat er met deze jongeren gebeurde. In die gevallen waarin zij de signalen daarvan wel wisten te plaatsen verkeerden zij vaak in onzekerheid hoe hierop te reageren.

Als gevolg van het ontbreken van kennis over radicalisme en radicaliseringsprocessen en door het ontbreken van competenties om te reageren op verschijnselen van radicalisering krijgen jongeren dan ook vaak te weinig weerwoord van de professionals die geacht worden hen te begeleiden in hun ingroei in de samenleving.

4. Integreren en versterken van weerbaarheid tegen radicaliseringsinvloeden

In het voorgaande is geconstateerd dat integratie in sociale verbanden die de waarden van democratische rechtsorde ondersteunen de beste garantie is tegen radicalisering. Dat is precies wat het kabinet met zijn algemene integratiebeleid wil bereiken. In de reactie van het kabinet op het rapport van Commissie Blok is het verminderen van de economische, sociale en culturele afstand van allochtonen ten opzichte van de samenleving genoemd als het belangrijkste oogmerk van het integratiebeleid. Gedeeld burgerschap door actieve participatie in alle sectoren van de samenleving moet ertoe leiden dat de Nederlandse samenleving een gezamenlijk project wordt van autochtonen én allochtonen.

Door vernieuwing van het inburgeringsstelsel en intensivering van de integratieinspanningen in het onderwijs, op de arbeidsmarkt, het welzijn, de woonomgeving, en in de justitiële keten wil het kabinet een brede basis leggen voor een versterkte identificatie met de Nederlandse samenleving van ook migrantenjongeren van de tweede generatie. Door het contact te zoeken met moslimorganisaties wil het kabinet de acceptatie bevorderen van de niet-radicale islam in ons land.

Daarnaast worden specifieke problemen in de integratie aangepakt: het actief bestrijden van discriminatie, met name op de arbeidsmarkt, het krachtig bevorderen van de emancipatie van vrouwen uit etnische minderheden, het tegengaan van marginalisering van jongeren, het ontwikkelen van een adequate werkwijze ten aanzien van eerwraak en eergerelateerd geweld.

De economische, sociale en culturele integratie van moslims zal een tegenwicht bieden tegen radicalen die jonge moslims ervan willen overtuigen dat de oplossing van hun problemen alleen is te bereiken door zich van de samenleving af te keren. Maar, integratie is een breedtestrategie die tijd vergt en pas op langere termijn resultaat zal opleveren. Intussen gaat de radicalisering van moslimjongeren voort en daarom is ook een meer toegespitst antwoord nodig. Een antwoord dat aansluit bij de specifieke kenmerken en facetten van het radicaliseringsproces zoals die in het voorgaande zijn geschetst.

Uit de beschrijving van radicaliseringsprocessen blijkt dat het overdragen en opnemen van informatie hierin een centrale rol speelt. Informatie over de islam als way of life, over de plaats van de islam in de westerse wereld en over de mogelijkheden om de vijandige houding van de samenleving tegenover moslims en de islam al dan niet met geweld ongedaan te maken. Ook is duidelijk geworden dat moslimradicalen weinig weerwoord krijgen.

Hier liggen de aanknopingspunten voor een tegenstrategie gericht op moslimjongeren zelf waar de moslimgemeenschap bij wordt betrokken. Centraal in deze strategie staan het bieden van tegeninformatie, het versterken van de weerbaarheid tegen de argumentaties en overtuigingen van de radicale islam en het mobiliseren van tegenkrachten in de directe omgeving van jongeren die vatbaar zijn voor radicaliseringsinvloeden.

De minister voor V&I heeft het instituut Forum gevraagd deze tegenstrategie om te zetten in een programma van concrete acties. Het Forumprogramma «Weerbaarheid tegen radicaliseringsinvloeden» is hiervan het resultaat. Het actieprogramma is zo opgezet dat het ook kan dienen als inhoudelijke ondersteuning voor initiatieven op lokaal niveau ter versterking van de weerbaarheid van de lokale gemeenschap tegen radicaliseringsinvloeden.

Naast het actieprogramma heeft Forum ook een actieplan uitgewerkt om te komen tot een netwerk Veiligheid en Sociale cohesie. Het gaat hier om netwerken van personen die lokale ontwikkelingen gaan volgen welke verband kunnen houden met radicalisering. In het verdere vervolg van deze nota zal worden uiteengezet wat het een en het ander inhoudt.

5. Weerbaarheid tegen radicaliseringsinvloeden: een actieprogramma gericht op jongeren

Het door Forum ontwikkelde actieprogramma bestaat uit een reeks projecten en acties die zijn gericht op mentaliteits- en gedragsverandering. Het programma richt zich primair op jongeren omdat zij in speciale mate vatbaar zijn voor radicaliseringsinvloeden. Het programma heeft een looptijd van drie jaar.

Rode draad van het actieprogramma is bewustwording van de beginselen van de democratische rechtsorde bij jongeren die vatbaar zijn voor radicaliseringsinvloeden. Het programma wil bereiken dat er ook bij hen een gedeeld besef ontstaat van het belang van de democratische rechtsorde voor hun levenskansen. Wanneer zo'n besef er is zullen deze personen en groepen zich beter teweer kunnen stellen tegen de beloften van die vormen van het islamitisch radicalisme die zich afzetten tegen de democratische rechtsorde.

Om effectief te zijn, is het nodig dat de verschillende onderdelen van het programma goed aansluiten bij en reageren op de denk- en leefwereld van de groepen waar het zich op richt. Hierin ligt ook de meerwaarde van dit programma. De acties en projecten waar het programma uit bestaat, zijn opgezet vanuit kennis over de oriëntaties en opvattingen die leven onder moslimjongeren. Lokaal kunnen ze een inkleuring krijgen die aansluit bij de specifieke lokale situatie.

Voor weerbaarheid tegen radicaliseringsinvloeden is kennis nodig en zijn vaardigheden vereist. Kennis over de mogelijkheden die er zijn om de islam te beleven in een seculiere, westerse omgeving. Kennis ook over verschijningsvormen en achtergronden van het radicale gedachtegoed. Dit kan personen die in contact staan met radicaliserende personen en groeperingen helpen een adequate gedragslijn te bepalen. Dit geldt in de eerste plaats voor professionele eerstelijnswerkers (leerkrachten, politie, welzijnswerkers, etc), maar is ook relevant voor beleidsmakers.

Maar in de eerste plaats gaat het erom dat diegenen die zelf blootstaan aan radicaliseringsinvloeden beschikken over de competenties, de kennis en de vaardigheden die nodig zijn om zich teweer te stellen tegen de harde kanten van het samenleven. Daarmee is te bereiken dat de onvermijdelijke tegenslagen waar zij in hun ontwikkeling mee te maken krijgen niet als vanzelf leiden tot het omarmen van radicale tegen de democratische rechtsorde gerichte initiatieven. Kennis in de vorm van tegeninformatie tegen de ideologische overtuigingen en argumentaties van de radicale islam.

Ook inzicht in de uiteenlopende reacties die mogelijk zijn op al dan niet reëel bestaande vormen van uitsluiting en discriminatie in het maatschappelijk leven kan helpen. Duidelijk moet worden gemaakt dat er betere alternatieven zijn dan een verbitterde toewending tot gewelddadig-radicale oplossingen. Dat een identiteit die wordt getekend door slachtofferschap uiteindelijk een doodlopende weg is. Dat er ook vormen van islambeleving zijn die wel zijn te verenigen met een leven in een westerse samenleving. Professionals en vrijwilligers die over de daarvoor benodigde competenties beschikken kunnen hierbij ondersteuning bieden.

Radicalisering is hiervoor beschreven als een proces, maar het is ook een keuze is, of beter gezegd een reeks keuzen. Net als voor andere soorten keuzen geldt ook hierbij dat er een afweging van alternatieven plaatsvindt. Wanneer er voor personen die onderhevig zijn aan radicaliseringsinvloeden voldoende aantrekkelijke alternatieven zijn, zal de keuze voor radicale opties minder snel tot stand komen. Positieve sociale verbanden kunnen een krachtig alternatief vormen voor radicalisering.

De hier genoemde elementen, kennis, vaardigheden en positieve sociale verbanden zijn terug te vinden in de drie centrale invalshoeken of actielijnen van het programma.

1. Het vergroten en verspreiden van kennis over de mogelijkheden om de beleving van de islam te combineren met een bestaan in de westerse samenleving en het vergroten en verspreiden van kennis over de verschillende varianten waarin de radicale islam zich in ons land manifesteert.

2. Het verdiepen van competenties om op een realistische manier te kunnen omgaan met gevoelens van teleurstelling en uitsluiting en met blijken van vijandigheid en islamofobie. Competenties ook in het doorzien van de argumentaties uit radicale hoek die tegenslagen en teleurstellingen interpreteren als uitingen van een islamvijandige samenleving die alleen door radicale omvorming ten goede kan worden gekeerd.

3. Het versterken van sociale verbanden tussen moslims onderling en tussen moslims en niet-moslims. Actieve participatie aan sociale verbanden in eigen kring en daarbuiten kan voorkomen dat het isolement wordt gezocht van kleine zich van de samenleving afkerende sociale eenheden.

De actielijnen zijn verder uitgewerkt in een reeks projecten en acties, voorbeelden daarvan worden hier kort aangeduid.

Vergroten en verspreiden van kennis

Deze actielijn richt zich zowel op jongeren die te maken hebben met radicaliseringsinvloeden als op degenen die met hen op professionele of vrijwillige basis in aanraking komen. Enkele projecten in deze lijn zijn:

Ontwikkelen van informatiemateriaal over Islam en Moderniteit. Het gaat hierbij om descriptief materiaal dat inzicht biedt in de verschillende stromingen binnen de islam en in hun verhouding tot moderne opvattingen over levensbeschouwelijke vraagstukken. Het materiaal wordt onder verantwoordelijkheid van het instituut Forum ontwikkeld door onafhankelijke deskundigen. Het kan worden gebruikt in onderwijssituaties voor professionals die in hun werk te maken hebben met moslims en moslimjongeren.

Opzetten van een publicatie over lokale varianten van islambeleid: dit project is gericht op de presentatie van modellen voor ontspannen en transparante relaties tussen lokale besturen en moslimgemeenschappen. De modellen beschrijven de verschillende opties die er voor lokale overheden zijn om contacten te onderhouden met het maatschappelijk middenveld. De publicatie vormt de input voor een conferentie met lokale bestuurders en lokale moslimleiders.

Wat zegt de radicale islam: dit betreft een overzicht en een beschrijvende analyse van radicaal islamitische teksten (over «het westen», de mondiale moslimgemeenschap, de jihad, moraliteit, man-vrouwenverhouding, de «plichten» van de moslim e.d.).

Verdiepen van competenties

Deze actielijn beoogt primair het versterken van de competenties van eerstelijnswerkers in de omgang met jongeren die onderhevig zijn aan radicaliseringsinvloeden. Daarnaast is de lijn ook relevant voor bestuurders en beleidvoerders die te maken hebben spanningen en tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen die verband houden met radicalisering.

Weer een andere benadering uit deze actielijn is gericht op de jongeren zelf, zodat zij om leren gaan met gevoelens van teleurstelling en uitsluiting en verweer hebben tegen beïnvloeding door radicale moslims.

Ook hier enkele voorbeelden van projecten.

Masterclass voor G30-gemeenten, in het bijzonder aan burgemeesters, wethouders en topambtenaren

Infodesk voor ambtenaren en professionals in verschillende maatschappelijke sectoren voor vragen over (interetnische) spanningen en hoe daar tegenop te treden.

– «Gebondenheid in vrijheid»: activiteiten direct gericht op jongeren om op basis van gedeelde geschiedenis te komen tot een gezamenlijk besef van heden en toekomst.

Versterken van de sociale verbanden

Sociale verbanden die zijn gericht op positieve waarden kunnen een tegenwicht bieden tegen radicaliseringsinvloeden. Daarbij is het van belang dat deze verbanden ook bruggen slaan naar andere groepen en naar de samenleving als geheel. Deze actielijn richt zich op het herstellen en versterken van sociale verbanden waarin (hoger opgeleide) moslimjongeren verkeren en op het slaan van bruggen tussen groepen en groeperingen door projecten die contacten en discussies tussen moslimjongeren en de autochtone sectoren intensiveren.Projecten:

Intergenerationele gesprekken tussenmoslimjongens en -vaders gericht op het bouwen van onderlinge netwerken om elkaar met raad en daad bij te staan.

Vrouwenmoskee: in een speciaal ontworpen moskee draait drie dagen lang een cultureel en debatprogramma met vooral moslimvrouwen. Doel is het stimuleren van het gesprek over de positie van vrouwen in de moslimwereld.

Expert meetings en cursussen voor professionals op het gebied van recht, politie, jongerenwerk en religie.

De uitgangspunten, actielijnen en projecten van het actieprogramma sluiten nauw aan bij een aantal van de «tegenstrategieën» tegen radicalisering die zijn genoemd in het al genoemde rapport «Van dawa tot jihad» van de AIVD. Meer in het bijzonder betreft dit de volgende tegenstrategieën: samenwerking met gematigde krachten, het bevorderen van een concurrerend aanbod, identiteitsvorming, het bevorderen van positieve rolmodellen, emancipatiebevordering van vrouwen, activeren van het onderwijsveld.

6. Actieplan netwerk veiligheid en sociale Cohesie

Het actieprogramma «Weerbaarheid tegen radicaliseringsinvloeden» heeft primair tot doel om jongeren die gevoelig zijn voor radicaliseringsinvloeden hiertegen weerbaar te maken. Het zal in het algemeen niet toereikend zijn om degenen die de eerste stappen op het pad naar de radicale islam hebben gezet hiervan af te houden en om negatieve ontwikkelingen in lokale gemeenschappen te keren.

Een opvallend aspect van de uitbraken van spanning en polarisatie en van de manifestaties van radicalisering die in de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden, is dat vrijwel al diegenen die er uit hoofde van een beleidsfunctie of anderszins bij betrokken waren erdoor werden verrast. Als gevolg daarvan was er vaak ook onzekerheid over de gewenste of vereiste reactie. Duidelijk is geworden dat er vaak onvoldoende zicht is op wat er onder de bevolking leeft en welke ontwikkelingen zich voordoen. Als gevolg hiervan is het ook niet goed mogelijk om tijdig en adequaat te reageren en om eventueel in te grijpen voordat een point of no return is bereikt.

Met het oog op radicaliseringsprocessen en spanningen tussen etnische groepen is het nodig dat er lokaal zicht komt op ontwikkelingen op dit vlak. Om hieraan tegemoet te komen is door het instituut Forum het actieplan «Netwerk Veiligheid en Sociale Cohesie» ontwikkeld. Dit is een interetnisch netwerk van onafhankelijke contactpersonen die zelf deel uitmaken van lokale gemeenschappen. Zij gaan zich bezig houden met het in kaart brengen van lokale spanningen en polarisatie tussen groepen. Het is de bedoeling dat de contactpersonen zich een beeld vormen van ontwikkelingen binnen lokale gemeenschappen die van belang zijn voor het versterken van sociale cohesie en voor het tegengaan van spanning en polarisatie. Daarbij gaat het overigens niet alleen om negatieve ontwikkelingen. Het is van belang ook zicht te krijgen op de positieve krachten in lokale gemeenschappen. Het stimuleren van deze positieve krachten kan helpen bij het tegengaan van negatieve tendensen.

Het netwerk beperkt zich niet tot het louter in kaart brengen van ontwikkelingen, maar zet waar nodig ook acties in gang om positieve ontwikkelingen te bevorderen en negatieve ontwikkelingen tegen te gaan. Daarvoor is het nodig om het netwerk in nauwe samenwerking met lokale instellingen op te zetten. Het gaat erom dat op lokaal niveau de juiste personen op de hoogte zijn van wat er in lokale gemeenschappen gaande is. Het netwerk kan ook adviseren op de wijze waarop men hierop kan reageren. Daarbij moet goed worden aangesloten bij wat er lokaal al is opgezet of in ontwikkeling is. Veel gemeenten zijn met deze onderwerpen bezig en het is niet de bedoeling het netwerk als een externe structuur daar overheen te leggen. Het netwerk moet ondersteunend zijn voor wat er op lokaal niveau al op gang is gebracht.

De belangrijkste meerwaarde van het netwerk is hierin gelegen dat het nauw verbonden is met de lokale gemeenschappen zelf. Daar als het ware uit voorkomt. Het is dan ook niet primair gericht op het verzamelen van informatie, maar op het leveren van een bijdrage aan de versterking van de positieve krachten binnen lokale gemeenschappen.

Het instituut Forum krijgt van de minister voor V&I de opdracht dit netwerk in nauwe samenwerking met de betrokken gemeenten te gaan opzetten. Daarbij is het van belang te vermelden dat het niet bij voorbaat vaststaat dat het netwerk in praktijk zal kunnen functioneren zoals het is bedoeld. Daarom is het zaak het netwerk stapsgewijs volgens een groeimodel op te bouwen. Op die manier kan tussentijds worden bijgestuurd en kan worden voorkomen dat er veel energie verloren gaat aan het opbouwen van structuren met hun onvermijdelijke overlegcircuits en bureaucratisering.

7. Aansluiting bij de samenwerking tussen Rijk en gemeenten en bij andere initiatieven

Het actieprogramma «Weerbaarheid tegen radicaliseringsinvloeden» en het netwerk «Veiligheid en sociale cohesie» hebben beide een sterk lokale inslag. Inmiddels zijn veel gemeenten ook zelf begonnen met beleid ter versterking van weerbaarheid en sociale samenhang. De gemeenten Rotterdam en Amsterdam hebben uitgewerkte beleidsplannen ontwikkeld.

De landelijke overheid wil de gemeenten stimuleren en ondersteunen bij de versterking van weerbaarheid tegen radicaliseringsinvloeden. De Nationaal Coördinator Terrorisme Bestrijding is bezig om hiervoor acties voor te bereiden. De minister van BZK maakt met gemeenten op bestuurlijk niveau afspraken over de wijze waarop zij een rol kunnen vervullen in de aanpak van radicalisering.

Relevant is in dit verband ook het programma DIALOOG van de minister van OCW. Dit programma heeft tot doel het stimuleren van activiteiten en initiatieven op het terrein van veiligheid, sociale cohesie en integratie in het onderwijs. Direct hierbij aansluitend is het project van de Inspectie van het onderwijs om betrokkenen bij het onderwijs met elkaar te laten spreken over de thema's veiligheid en sociale cohesie.

Gegeven de veelheid van initiatieven rond de thema's die hier aan de orde zijn is een goede afstemming cruciaal. Voorkomen moet worden dat gemeenten vanuit de rijksoverheid als het ware belaagd worden met programma's en projecten die niet goed aansluiten bij en mogelijk zelfs interfereren met eigen beleidsinitiatieven. Om daar zorg voor te dragen is er tussen de betrokken departementen onderling en met de gemeenten intensief contact.

Het instituut Forum heeft zowel op landelijk als op lokaal niveau met beleidsmakers en beleidsuitvoerders die zich met deze onderwerpen bezighouden. Forum werkt al samen met de gemeente Den Haag ten behoeve van een netwerk «Veiligheid en Sociale Cohesie» en is ook betrokken geweest bij de opzet van de plannen van Rotterdam en Amsterdam.

Naar boven