29 800 V
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2005

nr. 22
MOTIE VAN DE LEDEN KOENDERS EN VAN DER LAAN

Voorgesteld 1 november 2004

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

Overwegende, dat

a. de EU-gedragscode Wapenexport nog steeds gebaseerd is op de centrale registratie van officieel afgewezen concrete aanvragen voor exportvergunningen in de lidstaten;

b. het in de praktijk zelden of nooit tot zo'n weigering komt als een exporteur reeds bij sondering verneemt dat de vergunning bij een concreet verzoek geweigerd zal worden, omdat de officiële vergunningaanvraag daarna achterwege zal blijven;

c. dat dit in de praktijk ertoe leidt dat een exporteur al dan niet via een tussenpersoon of -onderneming een definitief verzoek om een exportvergunning slechts in die EU-lidstaat zal indienen waar hij zeker is dat de vergunning voor de betreffende exporttransactie ook daadwerkelijk verleend zal worden; en

d. dit per saldo ertoe leidt dat de lidstaten met de meest laagdrempelige wapenexportwetgeving maatstafgevend zijn voor het gehele EU-wapenexportbeleid;

van mening, dat dit ongewenst is;

verzoekt de regering zich in te spannen voor aanpassing van de EU-gedragscode Wapenexport in die zin dat niet langer de formele weigeringen van concrete vergunningaanvragen als uitgangspunt gelden, maar de harmonisatie van het concrete beleid terzake van de lidstaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Koenders

Van der Laan

Naar boven