29 800 B
Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2005

nr. 12
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2004

Hierbij doe ik u verslag van het bestuurlijk overleg dat ik op 10 november heb gevoerd met de VNG en Unie van Waterschappen over de Wet Waardering Onroerende Zaken (WOZ). Daarbij zijn ook twee punten ter sprake gekomen die ik u had toegezegd in dit overleg te bespreken, namelijk het WOZ-datacentrum en het voorstel voor objecten in aanbouw. Graag ga ik hier allereerst op in. Daarna doe ik u verslag van de overige punten.

Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel WOZ is de gemeentelijke gegevenslevering aan het WOZ-datacentrum aan de orde gekomen. Daarbij is gesignaleerd dat het profijt van het WOZ-datacentrum groter wordt naarmate meer gemeenten gegevens aanleveren. Ik heb destijds aan u toegezegd om met de VNG te bespreken op welke wijze deze gegevensaanlevering verder versterkt kan worden. Dit heb ik gedaan. De VNG heeft in het bestuurlijk overleg aangegeven dat zij het voor gemeenten aantrekkelijker wil maken om gegevens aan te leveren, bijvoorbeeld door erop te wijzen dat daardoor taxatiewijzers kunnen worden opgesteld. De VNG heeft toegezegd dat zij een ledenbrief zal sturen aan alle gemeenten met daarin het verzoek om inhoudelijke gegevens te verstrekken aan het WOZ-datacentrum. We hebben afgesproken dat over een jaar zal worden bezien hoeveel gemeenten daadwerkelijk gegevens hebben aangeleverd aan het WOZ-datacentrum. Daarbij heb ik aangegeven dat volgend jaar wat mij betreft minstens 300 gemeenten dit gedaan moeten hebben. Wanneer dit streefgetal niet gehaald wordt zou overwogen kunnen worden bij AMvB te regelen dat gemeenten hiertoe verplicht worden.

Het tweede gesprekspunt dat ik op uw verzoek heb besproken betreft het voorstel voor objecten in aanbouw. Door het lid Fierens is gevraagd of het voorstel dat in het wetsvoorstel is opgenomen in een situatie van jaarlijkse waardebepaling nog wel voor de hand ligt. Partijen hebben geconstateerd dat het voorstel zoals opgenomen in het wetsvoorstel een aanmerkelijke verbetering ten opzichte van de huidige situatie zal inhouden. Er wordt geconstateerd dat een waardebepaling van objecten in aanbouw die slechts uitgaat van grondwaarde op nadelen kan stuiten omdat sommige objecten langer dan een jaar in aanbouw zijn. Het is uiteraard van belang om in de gaten te houden of het wetsvoorstel WOZ het gewenste effect heeft. Op het moment dat de situatie daartoe aanleiding geeft kan het voorstel voor objecten in aanbouw worden heroverwogen.

Daarnaast is ook over andere punten gesproken. Dit betreft onder andere de vereenvoudiging van de objectafbakening gebouwd/ongebouwd van de waterschapsheffingen, het kostenforfait voor 2005 en de waardeklassen.

De Unie van Waterschappen heeft aangegeven dat doelmatigere objectafbakening mogelijk lijkt en dat daarmee bij benadering € 10 mln aan kosten bij waterschappen en gemeenten kan worden bespaard.

Het macro kostenforfait voor de WOZ zal in 2005 € 130 mln bedragen; na indexatie is dit ruim € 132 mln. De besparing die door het wetsvoorstel wordt gerealiseerd bedraagt ca. € 13 mln. Daarnaast zijn gemeenten gecompenseerd voor de kosten van invoering van de tweede feitelijke gerechtelijke instantie.

Over waardeklassen is door partijen aangegeven dat deze zodanig zouden moeten worden uitgewerkt dat ze niet strijdig zijn met breder gebruik van de WOZ-waarden. Op grond daarvan zal een concreet voorstel worden uitgewerkt dat opnieuw in het bestuurlijk overleg kan worden besproken. Naar het zich nu laat aanzien zou deze uitwerking het opnemen van waardeklassen in de desbetreffende heffingswetten kunnen behelzen.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

Naar boven