29 767
Wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2005)

nr. 31
AMENDEMENT VAN HET LID VENDRIK

Ontvangen 15 november 2004

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I worden na onderdeel Ka, elf onderdelen ingevoegd, luidende:

Kb. In artikel 6.1, tweede lid, wordt na onderdeel d, onder verlettering van de onderdelen e tot en met h tot onderdelen f tot en met i, een onderdeel ingevoegd, luidende:

e. uitgaven wegens chronische ziekte en handicap (afdeling 6.5a);.

Kc. In artikel 6.2b, eerste lid, wordt buitengewone uitgaven (afdeling 6.5) vervangen door «buitengewone uitgaven (afdeling 6.5) of uitgaven wegens chronische ziekte of handicap (afdeling 6.5a)». Voorts wordt «buitengewone uitgaven» vervangen door: «buitengewone uitgaven of uitgaven wegens chronische ziekte of handicap».

Kd. Artikel 6.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervalt «, invaliditeit».

2. De onderdelen c, d en e vervallen, onder verlettering van de onderdelen f en g tot onderdelen c en d.

3. In het tot onderdeel d verletterde onderdeel g vervalt «en invaliditeit».

Ke. Artikel 6.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de kop vervalt «, invaliditeit».

2. In het eerste lid, aanhef, vervalt «, invaliditeit».

3. Het eerste lid, onderdeel a, wordt vervangen door:

a. uitgaven voor genees-, heel- en verloskundige hulp;.

4. In het eerste lid vervallen de onderdelen b, c en d, onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel b.

5. Het tweede lid vervalt. Voorts vervalt in het eerste lid de 1. voor de tekst.

Kf. Artikel 6.18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de kop vervalt «, invaliditeit».

2. In het eerste lid, aanhef, vervalt «, eerste lid».

3. Het eerste lid, onderdeel d, vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt.

4. Het tweede, derde, vierde en vijfde lid vervalt. Het zesde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

5. In het tot tweede lid vernummerde zesde lid wordt «eerste lid, onderdeel e» vervangen door: onderdeel b.

Kg. Artikel 6.20 vervalt.

Kh. Artikel 6.20a vervalt.

Ki. Artikel 6.21 vervalt.

Kj. Artikel 6.22 vervalt.

Kl. Artikel 6.24 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede lid tot en met vierde lid tot eerste tot en met derde lid.

2. In het tot eerste lid vernummerde tweede lid vervalt: «, na toepassing van de verhoging ingevolge het eerste lid,».

3. In het tot tweede lid vernummerde derde lid wordt «eerste en tweede lid» vervangen door: «eerste lid». Voorts wordt «in het tweede lid» vervangen door: «in het eerste lid».

4. In het tot derde lid vernummerde vierde lid wordt 'het derde lid' vervangen door: het tweede lid.

Km. Na artikel 6.24 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 6.5A UITGAVEN WEGENS CHRONISCHE ZIEKTE OF HANDICAP

Artikel 6.24a. Definitie

Uitgaven wegens chronische ziekte of handicap zijn de uitgaven wegens:

a. chronische ziekte of invaliditeit van de belastingplichtige, zijn partner en zijn jonger dan 27-jarige kinderen;

b. arbeidsongeschiktheid van de in onderdeel a bedoelde personen;

c. ouderdom van de in onderdeel a bedoelde personen.

Artikel 6.24b. Uitgaven wegens chronische ziekte of /handicap

1. Als uitgaven wegens chronische ziekte of invaliditeit worden aangemerkt de daarmee verband houdende:

a. uitgaven voor hulpmiddelen;

b. uitgaven voor vervoer, met uitzondering van de in artikel 6.17, onderdeel b, bedoelde uitgaven en de hierna in onderdeel g bedoelde uitgaven;

c. uitgaven voor extra gezinshulp;

d. extra uitgaven voor een op medisch voorschrift gehouden dieet indien zij meer bedragen dan € 113, tot een bedrag bepaald volgens bij ministeriële regeling te stellen regels;

e. extra uitgaven voor kleding en beddengoed, volgens bij ministeriële regeling te stellen regels;

f. verschuldigde bijdragen krachtens artikel 1p van de Ziekenfondswet voor uitkeringen die zorg, ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, vervangen;

g. uitgaven ter zake van contributie aan bij ministeriële regeling aan te wijzen patiëntenverenigingen;

h. uitgaven ter zake van sociaal vervoer tot 5000 kilometer per kalenderjaar, voor € 0,25 per kilometer bij gebruik van een personenauto en voor € 0,50 per kilometer bij gebruik van een rolstoelbus, van belastingplichtigen die een aantekening op het rijbewijs hebben vanwege invaliditeit en van bij ministeriële regeling aan te wijzen andere belastingplichtigen.

2. Als hulpmiddel, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt mede aangemerkt een middel dat de persoon in staat stelt tot het verrichten van een normale lichaamsfunctie waartoe hij zonder dat middel niet in staat zou zijn. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aard van de hulpmiddelen ter zake waarvan uitgaven in aanmerking kunnen worden genomen.

3. De op grond van krachtens artikel 6 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten uitgevaardigde regelgeving verschuldigde bijdragen in verband met het verblijf in een instelling die op grond van artikel 8 van die wet is toegelaten om zorg te verlenen, in aanmerking genomen tot een bedrag van 25% van die bijdragen.

Artikel 6.24c. Drempel uitgaven wegens gezinshulp

1. Uitgaven voor gezinshulp worden als extra aangemerkt voorzover zij meer bedragen dan het bedrag dat volgt uit de volgende tabel.

Bij een verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek van
meer danmaar niet meer danworden de uitgaven voor gezinshulp geacht extra te zijn voorzover zij meer bedragen dan het in deze kolom vermelde percentage van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek
€ 27 3440%
€ 27 344€ 41 0171%
€ 41 017€ 54 6882%
€ 54 6883%

2. Indien de belastingplichtige gedurende het gehele jaar een partner heeft, worden de uitgaven voor gezinshulp samengevoegd. Over deze periode geldt voor de toepassing van het eerste lid in plaats van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek het gezamenlijke bedrag van de verzamelinkomens van de belastingplichtige en zijn partner vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek.

3. Indien de belastingplichtige gedurende een deel van het kalenderjaar een partner heeft en zij bij een verzoek om voorlopige teruggaaf of bij een aangifte een keuze als bedoeld in artikel 2.17, zesde lid, hebben gemaakt, wordt de belastingplichtige voor de toepassing van het tweede lid geacht gedurende het gehele kalenderjaar een partner te hebben gehad.

4. Uitgaven voor gezinshulp worden slechts in aanmerking genomen voorzover zij blijken uit gedagtekende facturen waarin op duidelijke en overzichtelijke wijze de naam en het adres van de gezinshulp zijn vermeld.

Artikel 6.24d. Omvang in aanmerking te nemen uitgaven wegens chronische ziekte of handicap

1. Het bedrag aan uitgaven gedaan voor de in deze afdeling genoemde posten wordt verhoogd met 50%, indien het verzamelinkomen van het kalenderjaar vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek, niet te boven gaat het bedrag dat is genoemd in de tweede regel van de tweede kolom van de tabel in artikel 2.10.

2. Uitgaven wegens chronische ziekte of handicap worden in aanmerking genomen voorzover zij samen meer bedragen dan € 100.

3. Indien de belastingplichtige gedurende het gehele kalenderjaar een partner heeft, worden de uitgaven wegens chronische ziekte of handicap samengevoegd. Over deze periode geldt voor de toepassing van het eerste lid in plaats van het verzamelinkomen voor toepassing van de persoonsgebonden aftrek het gezamenlijke bedrag van de verzamelinkomens van de belastingplichtige en zijn partner vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek en wordt het in het tweede lid genoemde bedrag van € 100 vervangen door: € 200.

4. Indien de belastingplichtige gedurende een deel van het kalenderjaar een partner heeft en zij bij een verzoek om voorlopige teruggaaf of bij een aangifte een keuze als bedoeld in artikel 2.17, zesde lid, van deze wet hebben gemaakt, wordt de belastingplichtige voor de toepassing van het derde lid geacht gedurende het gehele kalenderjaar een partner te hebben gehad.

5. Ingeval bij de belastingplichtige na toepassing van het eerste lid een bedrag van meer dan € 307 per tot het huishouden van de belastingplichtige behorende personen in aanmerking is genomen, wordt het in aanmerking te nemen bedrag forfaitair verhoogd met € 776 wegens uitgaven als bedoeld in artikel 6.24a, onderdelen b en c, voor elke persoon ter zake van wie bij de belastingplichtige uitgaven wegens chronische ziekte of handicap in aanmerking zijn genomen.

6. Indien voor de belastingplichtige niet ingevolge het vijfde lid het in aanmerking te nemen bedrag forfaitair wordt verhoogd, wordt forfaitair verhoging van het in aanmerking te nemen bedrag met € 776 toegepast indien de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar 65 jaar of ouder is of de belastingplichtige aannemelijk maakt dat hij door ziekte of gebreken niet in staat is om ten minste 55% te verdienen van wat lichamelijk en geestelijk gezonde belastingplichtigen die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen, en daartoe ook hetzij in het afgelopen jaar niet in staat is geweest hetzij vermoedelijk in het eerstkomende jaar niet in staat zal zijn.

Toelichting

Dit amendement bewerkstelligt dat voor uitgaven die verband houden met een handicap of chronische ziekte een aparte persoonsgebonden aftrek wordt gecreëerd naast de bestaande buitengewone uitgavenregeling. De kosten die in de nieuwe aftrekpost worden opgenomen worden verwijderd uit de buitengewone uitgavenregeling.

De volgende kosten worden in de nieuwe aftrekpost ondergebracht: hulpmiddelen (waaronder farmaceutische hulpmiddelen), vervoerskosten (niet zijnde kosten voor ziekenbezoek), extra uitgaven voor gezinshulp, extra uitgaven voor op medisch voorschrift gehouden dieet, extra uitgaven voor kleding en beddengoed, uitgaven voor gezinshulp en de eigen bijdragen op grond van de AWBZ. Daarnaast wordt een tweetal uitgaven onder de uitgaven wegens chronische ziekte of handicap gebracht die niet onder de buitengewone uitgavenregeling vallen. Contributies van bij ministeriële regeling aan te wijzen patiëntenverenigingen worden aftrekbaar gesteld en kosten voor«sociaal vervoer» voor personen die in het bezit zijn van een aantekening op hun rijbewijs of een gehandicaptenparkeerkaart worden hierdoor aftrekbaar. Tevens worden de forfaits voor kosten die wel de draagkracht aantasten maar niet altijd benoembaar zijn (ouderdomsforfait, chronisch ziekenforfait en arbeidsongeschiktheidsforfait) en de vermenigvuldigingsfactor naar deze aparte aftrekpost overgebracht. Na de toepassing van de vermenigvuldigingsfactor van 1,5 wordt een drempel toegepast van€ 100 (€ 200 bij fiscaal partners) alle uitgaven die deze drempel overschrijden komen volledig in aftrek.

Dit amendement zal eveneens worden doorgevoerd in de Tegemoetkomingsregeling buitengewone uitgaven.

Dit amendement kost 315 mln.

Vendrik

Naar boven