29 764
Harmonisatie van inkomensafhankelijke regelingen (Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)

nr. 47
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 april 2006

Bij brief van 6 maart jl. verzocht u, namens de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, om de Kamer zo specifiek mogelijk aan te geven wat de verdeling is van verantwoordelijkheden tussen de Staatssecretaris van Financiën en mij.

Aan dit verzoek kom ik, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, in deze brief gaarne tegemoet.

Met de inwerkingtreding van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en de daarmee samenhangende wijziging per 1 januari 2006 van de Huursubsidiewet in Wet op de huurtoeslag (Wht), is de uitvoering van het toekennen, uitbetalen en terugvorderen van huurtoeslag opgedragen aan de Belastingdienst/Toeslagen.

Hiermee is de bestuurlijke en politieke verantwoordelijkheid voor de uitvoering komen te liggen bij de bewindspersoon onder wie de Belastingdienst/Toeslagen ressorteert, in casu de Staatssecretaris van Financiën. Zoals dat ook geldt voor de andere toeslagen die de Belastingdienst/Toeslagen uitvoert (de zorgtoeslag en de kinderopvangtoeslag), is de verantwoordelijkheid voor de beleidsbepaling en de begroting van de desbetreffende regelingen onveranderd bij de vakdepartementen belegd. In de Memorie van Toelichting bij de Awir is hierop uitvoerig ingegaan (TK 2004–2005, 29 764, nr. 3, blz. 4 en 5).

De hiervoor geschetste verdeling van verantwoordelijkheden houdt in, dat de Staatssecretaris van Financiën degene is die kan worden aangesproken op de kwaliteit van de uitvoering, terwijl ik kan worden aangesproken op de kwaliteit van het huurtoeslagbeleid.

Ik verwijs u in dit verband ook naar hetgeen over de verdeling van verantwoordelijkheden voor de huurtoeslag is vermeld in paragraaf 5 van het Verbeterplan uitvoering huursubsidie, dat ik op 31 mei 2005 aan uw Kamer heb toegezonden (bijlage bij II, 2004–2005, 30 100 XI, nr. 6), en in mijn brief d.d. 6 september 2005 (II, 2004–2005, 17 050 en 29 800 XI, nr. 306).

Aansluitend aan deze eerdere uiteenzettingen kan de verantwoordelijkheidsverdeling als volgt worden omschreven.

1. Het algemeen kader voor het beleid aangaande inkomens afhankelijke regelingen

Het beleid met betrekking tot inkomensafhankelijke regelingen is voor een belangrijk deel vastgelegd in de Awir, waarin is bepaald wat onder inkomensafhankelijke regelingen wordt verstaan en waarin geharmoniseerde definities worden gegeven van een aantal belangrijke begrippen in dergelijke regelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om definities voor de begrippen draagkracht, toetsingsinkomen en partner. Deze kaderwet valt primair onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, maar is in nauwe samenwerking met minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en mij tot stand gekomen.

2. Het regelingsspecifiek beleidskader

De bewindslieden van de vakdepartementen zijn verantwoordelijk voor het regelingsspecifieke beleid dat in de materiewetten en -regelingen is vastgelegd. Zo valt het huurtoeslagbeleid zoals dat zijn neerslag heeft gevonden in de Wet op de huurtoeslag onder mijn verantwoordelijkheid. Dit geldt onder meer voor de vaststelling van definities van regelingsspecifieke begrippen, zoals huurprijs, en het bepalen van de regelingsspecifieke voorwaarden waaronder iemand voor huurtoeslag in aanmerking kan komen. Een voorbeeld hiervan is aan de periodieke vaststelling van de doelgroepgrenzen en de basishuurtabellen. Tevens draag ik de verantwoordelijkheid voor uiteindelijke effecten van mijn beleid, zoals die bijvoorbeeld tot uitdrukking komen in beleidsindicatoren zoals de gerealiseerde netto-huurquotes en NINKI’s.

Daarnaast valt de huurtoeslagbegroting onder mijn verantwoordelijkheid. Ik zal daar later nog op terugkomen.

3. De uitvoering van het huurtoeslagbeleid

De uitvoering van het huurtoeslagbeleid valt, zoals dat vastligt in de Wht en de Awir, onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Financiën. Hieronder valt het gehele proces van de aanvraagbehandeling, toekenning, uitbetaling, controle op de rechtmatigheid, inclusief de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik, en zonodig herziening, terugvordering en incasso. Ook voor de daarmee samenhangende taken, zoals de algemene voorlichting en de hulp- en informatiediensten aan individuele burgers op het gebied van de huurtoeslag, is de Staatssecretaris van Financiën verantwoordelijk.

Samenhangend hiermee is de minister van Financiën respectievelijk de Staatssecretaris van Financiën ook degene die middels het jaarverslag IXB (Financiën) en het beheersverslag Belastingdienst verantwoording aflegt over de rechtmatigheid van de uitvoering, inclusief de ordelijkheid van het financiële beheer.

4. Begrotingsverantwoordelijkheid

De programmabegroting voor de huurtoeslag blijft tot mijn verantwoordelijkheid blijft behoren. De desbetreffende middelen staan op de begroting van mijn departement en worden jaarlijks onder mijn verantwoordelijkheid geraamd.

Een apart aandachtspunt vormt de verantwoording van de besteding van de begrotingsmiddelen. Gezien het feit dat de huurtoeslagmiddelen op de VROM-begroting staan, volgt uit de Comptabiliteitswet dat ik tevens verantwoordelijk ben voor de rechtmatige besteding van deze middelen. De rechtmatigheid van de uitgaven is echter in sterke mate afhankelijk van de wijze van uitvoering. Hierover heeft de Minister van Financiën u op 20 februari jl. een brief doen toekomen, waarin hij voorstelt versneld toepassing te geven aan de besluiten in het kader van het IBO regeldruk en controletoren (TK 2005–2006, 29 949, nr. 38). Kortheidshalve verwijs ik voor de voorgestelde verdeling van de verantwoordelijkheden voor de verantwoording van de uitgaven naar deze brief.

5. Raakvlakken tussen beleid en uitvoering

In de eerder al genoemde Memorie van Toelichting bij de Awir is geconstateerd, dat er tussen beleid en uitvoering een zodanige samenhang bestaat, dat een duidelijke scheiding niet altijd te maken is. Beleidsaspecten kunnen immers de uitvoering raken en de wijze van uitvoering kan weer beleidsmatige consequenties hebben.

Om aan deze gezamenlijke verantwoordelijkheid naar behoren vorm te geven, hebben de Belastingdienst/Toeslagen en de betrokken vakdepartementen afspraken gemaakt over de onderlinge samenwerking. Deze afspraken zijn vastgelegd in convenanten of afsprakendocumenten. VROM heeft met de Belastingdienst/Toeslagen een overkoepelend raamconvenant afgesloten en er zijn deelconvenanten over de gegevensuitwisseling en de (externe) communicatie opgesteld. Op het vlak van de gezamenlijke audit op de uitvoering van de toeslagen hebben de auditdiensten van alle betrokken departementen gezamenlijk een convenant afgesloten.

Ingevolge de convenanten overleggen de betrokken diensten van mijn ministerie en die van het ministerie van Financiën vroegtijdig over voornemens tot wijziging van beleid, zodat de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid daarvan gewaarborgd is. Anderzijds worden voornemens tot aanpassing van het uitvoeringsbeleid, waaronder ook het beleid ten aanzien van misbruik en oneigenlijk gebruik, door de Belastingdienst/Toeslagen vooraf voorgelegd aan mijn departement, zodat deze kunnen worden getoetst op de gevolgen voor mijn beleidsdoelstellingen en voor de huurtoeslagbegroting.

Daarnaast vindt tussen beide departementen frequent overleg plaats over onder meer de stand van zaken van de uitvoering en de uitputting van de programmagelden.

Deze afspraken en overleggen doen uiteraard niets af aan de geschetste verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de Staatssecretaris van Financiën en mij.

De beantwoording van bijvoorbeeld kamervragen over de uitvoering van de huurtoeslag valt dus primair onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Financiën. Maar over de antwoorden vindt wel altijd overleg plaats met mijn ministerie. Het omgekeerde geldt voor kamervragen over het huurtoeslagbeleid, terwijl de beantwoording van vragen die zowel uitvoering als beleid raken, onder gezamenlijke verantwoordelijkheid plaatsvindt.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben ingelicht.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Naar boven