29 760
Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet arbeid en zorg en van enige andere wetten (Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling)

nr. 70
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 april 2006

Door middel van deze brief wil ik u op de hoogte brengen van de uitvoering van het tussen de sociale partners bij de overheid gesloten akkoord over VUT/prepensioen/levensloop (VPL) en in het bijzonder u nu alvast informeren over de budgettaire gevolgen hiervan voor de begroting van BZK in 2007 en volgende jaren.

De onderhandelingen tussen de sociale partners bij de overheid over VPL zijn in het najaar 2005 afgerond. Vanwege de dubbele lasten van enerzijds de omslaggefinancierde regeling voor 56-plussers en anderzijds de structurele kosten van de kapitaalgedekte nieuwe regeling ontstaat in de periode 2007–2012 een tekort ten opzichte van een stabiel premiepad, en wordt dit tekort in de periode 2013–2016 geheel ingelopen.

Het Vut-fonds heeft in de eerste periode een financieringsbehoefte van € 2 miljard, waarin zal worden voorzien door een lening die in de periode 2007–2009 in drie tranches wordt verstrekt en die in de periode 2014–2016 zal worden afgelost. Deze lening is daarmee een cruciaal onderdeel van het VPL-akkoord.

Bij de financiële ramingen voor de lening is rekening gehouden met zakelijke voorwaarden (i.c. rente). Aanvankelijk is door het Vut-fonds verkend of marktpartijen de lening zouden kunnen aanbieden. Mede vanwege het omslagkarakter van het Vut-fonds zou de lening alleen tegen ongunstige marktcondities (veel hogere rentepercentages) kunnen worden aangeboden.

Daarna is verkend of ABP (al dan niet samen met andere marktpartijen) deze lening zou kunnen aangaan, maar mede na overleg met de toezichthouder (DNB) is uit oogpunt van transparantie en ter vermijding van belangenverstrengeling daarvoor niet gekozen.

Eind 2005 hebben onderhandelingen tussen het Vut-fonds en de Staat ertoe geleid dat de Staat zich bereid heeft verklaard deze lening aan te gaan. Vanwege mijn rol als coördinerend bewindspersoon voor het overheidspersoneelsbeleid, is in overleg met de minister van Financiën ervoor gekozen om de lening via een artikel op de begroting van BZK te laten lopen. Tussen de ministers van BZK en Financiën is afgesproken dat wanneer het Vut-fonds onverhoopt in gebreke blijft bij de aflossing van de lening en/of de rentebetaling, dit tekort zal worden afgeroomd van de jaarlijkse arbeidsvoorwaardenbijdrage aan de sectoren.

De tussen de Staat en het Vut-fonds overeengekomen afspraken rond de lening zijn in de maanden januari en februari door de respectieve partijen en hun juridisch adviseurs vertaald naar de leenovereenkomst. De besprekingen over deze overeenkomst verkeren momenteel in de eindfase, zodat op korte termijn tot ondertekening van de overeenkomst zal worden overgegaan.

De autorisatie voor het aangaan van de verplichting voor deze gehele lening zal aan het parlement worden gevraagd via de eerste suppletore begroting 2006 van BZK en de autorisatie voor de uitgaven in 2007 via de begroting 2007 van BZK.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven