29 760
Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet arbeid en zorg en van enige andere wetten (Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling)

nr. 64
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 21 oktober 2005

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 en de vaste commissie voor Financiën2 hebben op 29 september 2005 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Wijn van Financiën over:

– de brieven van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 9 september 2005 en 28 september 2005 over de invoering van het nieuwe fiscale regime voor VUT/prepensioen/levensloop (29 760, nrs. 60 en 61).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Depla (PvdA) herinnert aan de discussie van een jaar geleden. Naast de inhoud van de wet kwam toen ook de uitvoerbaarheid uitgebreid aan de orde. Een voorstel om de invoering uit te stellen tot 1 januari 2007 werd door het kabinet afgewezen. Het kabinet gaf daarmee aan voornamelijk geïnteresseerd te zijn in het er doorheen krijgen van grote projecten, en veel minder in de problemen van de mensen die het echte werk moeten doen, de uitvoerders.

Drie jaar geleden had het kabinet zaken kunnen doen met de vakbeweging. In feite is er 80% ongewijzigd gebleven. De regelingen zijn aangepast. Het prepensioen is naar het pensioen gesleept. Voor 20% is er werkelijk sprake van aanpassingen, waarbij de vraag gesteld moet worden of dat zijn oorzaak vindt in de wet of in het feit dat de regelingen sowieso onder druk stonden.

Een kwart van de werknemers en meer dan de helft van de werkgevers blijken werkzaam in een bedrijfstak waar de regelingen nog niet zijn aangepast. Het betreft met name het midden- en kleinbedrijf. De overheid maant de werkgevers om minder te ondernemen en meer tijd te steken in de voorbereiding op nieuwe wetgeving.

Terecht wordt gekozen voor een overgangsregeling, waardoor de werknemers in ieder geval geen pijn hoeven te lijden. De pijn wordt voornamelijk naar de werkgevers geschoven en wordt overigens kleiner door het verhaal over de bovenmatigheid. Voor hoeveel werkgevers en werknemers zal toch sprake zijn van bovenmatigheid?

Met de WIA blijkt iets veranderd te zijn in de opbouw van pensioen in het tweede ziektejaar en daarna. In de twee jaar dat iemand in de Ziektewet zit, mag er bij elkaar 170% betaald worden. In de meerderheid van de pensioenregelingen wordt ook in het tweede ziektejaar 100% pensioen opgebouwd. Die 170% over twee jaar is een mooie prikkel voor mensen om aan het werk te gaan. Een korting op de pensioenopbouw is daarbij niet nodig. Mensen die nu in de WAO zitten bouwen vaak 100% op. Volgens de minister moet dat veranderen, maar het is iets wat door de sociale partners moet worden geregeld. Wat zal de meerwaarde zijn?

Er komt een voorlichtingstraject voor het overgangswetje, maar al met al hebben de werkgevers dit jaar wel een enorme hoeveelheid voorlichtingscampagnes over zich heen gekregen. Ook over de levensloop zal een voorlichtingscampagne worden gevoerd. Vóór 1 december dient de Kamer te worden geïnformeerd over het resultaat daarvan.

Het overgangsrecht dient grosso modo budgettair neutraal uit te werken. Hoeveel geld zal er volgens de toelichting bij het wetsvoorstel minder aftrekbaar zijn en hoeveel geld zal de overheid volgend jaar daadwerkelijk binnenhalen, gezien de grote hoeveelheid die in de cao's is versleept?

Mevrouw Koomen (CDA) is verheugd dat het wetsvoorstel VPL (VUT, prepensioen en levensloop) per 1 januari in werking zal treden. Werknemers kunnen gaan sparen voor periodes van verlof en voor eventueel eerder stoppen met werken. Het zou goed zijn als er in meer cao's afspraken over levensloop werden gemaakt.

Een kwart van de regelingen is nog niet VPL-proof. In het overgangsrecht wordt voorgesteld dat vóór 1 januari een verklaring bij de Belastingdienst kan worden afgelegd dat er het komend jaar in zal worden voorzien. Omdat het wetsvoorstel naar verwachting pas half december beide Kamers zal hebben gepasseerd, kan beter voor de datum 1 maart worden gekozen. Het is overigens goed dat een informatiecampagne zal worden gestart.

De Stichting voor ondernemingspensioenfondsen (Opf) heeft een brandbrief gestuurd met opmerkingen over het salaris in het tweede ziektejaar en het daarop baseren van het pensioen. Het nabestaandenpensioen dient gebaseerd te zijn op het laatstverdiende salaris en niet op de 70% van het tweede ziektejaar.

Wat de overige aspecten betreft verdient het aanbeveling de brief van de Stichting van de Arbeid af te wachten.

De heer Vendrik (GroenLinks) herinnert de minister eraan dat hij eerder heeft verklaard dat hij bij een crash-scenario de invoeringsdatum zou heroverwegen. Het overgrote deel van de Nederlanders is in dit dossier het spoor compleet bijster geraakt. Bij gewone werknemers bestaat geen enkel beeld van de gevolgen van de gewijzigde VUT-, prepensioen- en pensioenregelingen. In de zomer werd plots een spoedwetsvoorstel aangekondigd met aanvullend overgangsrecht. Dit type maatregelen is sec genomen misschien logisch, omdat er problemen in de uitvoering zijn, maar het is precies het punt waar vorig jaar het debat over ging. Zelfs voor het kabinet en de ambtenaren is de operatie zo complex, dat niet alles overzien kan worden. Dat noodzaakt tot het nemen van voldoende tijd voor de invoering. Die politieke keuze is ten onrechte niet gemaakt. Drie maanden voordat de wet van kracht moet worden, wordt opeens overgangsrecht gepresenteerd, dat nog even met spoed moet worden behandeld. Hierbij past de kwalificatie «bestuurlijke wanprestatie».

Volgende week zal een voorlichtingscampagne over de levensloopregeling worden gestart. De berichten over de aantrekkelijkheid van de regeling zijn tot op heden nogal beroerd. Het zal vooral gaan om een individuele vut- of prepensioenuitkering voor mensen die geld over hebben. De minister heeft de Kamer keer op keer verzekerd dat de regeling juist bedoeld is om mensen in staat te stellen om in het spitsuur van het leven de combinatie arbeid en zorg te vergemakkelijken. De markt pakt de regeling echter op als een regeling voor rijke oudere heren die iets eerder willen stoppen met werken.

De bedoeling van het wetsvoorstel lag in het realiseren van een fiscale besparing, een belastingmeeropbrengst per 1 januari 2006. Het zou goed zijn om vóór de financiële beschouwingen inzicht te krijgen in de geraamde besparing. Het overgangsrecht wordt stapje voor stapje ruimer en er wordt fors gebruik van gemaakt. Dat geldt ook voor het verslepen van de pensioenen. Dat moet tamelijk significante budgettaire gevolgen hebben.

Het antwoord van de bewindslieden

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid constateert dat er in de Kamer een breed draagvlak bestaat voor de hoofdlijnen van het beleid inzake VPL. De discussie spitste zich toe op de maatvoering en het tempo van invoering. Het wetsvoorstel is met een grote meerderheid aanvaard. De PvdA-fractie heeft een stemverklaring afgelegd betreffende de invoering. In de senaat is toegezegd dat de stand van de implementatie nauwlettend zou worden gevolgd. Eerste en Tweede Kamer zouden uiterlijk medio september over de stand van de implementatie worden geïnformeerd, vergezeld van de conclusies die het kabinet eraan zou verbinden. Die toezeggingen hebben geresulteerd in een verzoek aan De Nederlandsche Bank om informatie te verzamelen. Met de brieven van 30 augustus en 9 september is het proces afgerond.

Aangegeven is dat 75% van alle werknemers zich in een situatie bevindt waarin afspraken zijn gemaakt over de aanpassing van VUT- en prepensioenregelingen aan het nieuwe fiscale kader. Daarmee is 1 januari 2006 een verantwoorde datum. In de brief van 30 augustus wordt die conclusie impliciet getrokken. Het besluit om tot overgangsrecht te komen, hangt samen met de resterende 25% van de werknemers voor wie het risico bestaat dat de regelingen niet tijdig zijn aangepast. Voor werknemers én werkgevers vraagt dat om nadere maatregelen. Met sociale partners, pensioenfondsen en verzekeraars is overeenstemming bereikt over de vormgeving van de overgangsregeling, ook met de uitvoerende diensten.

De problemen met het nabestaandenpensioen in het kader van de WAO, waarop de heer Depla duidde, hangen niet zozeer samen met het VPL-proces, als wel met het feit dat de fiscale kaders voor pensioenafspraken gebaseerd zijn op het loon. Als iemand van de ene op de andere dag 30% minder gaat verdienen, daalt daarmee het fiscale kader voor de opbouw van pensioen. De Stichting van de Arbeid heeft aangekondigd volgende week een brief te zullen sturen waarin wordt ingegaan op deze thematiek. Op die brief zal het kabinet een reactie formuleren, die betrokken wordt bij het wetsvoorstel voor het overgangsrecht. Toezeggingen op voorhand kunnen niet worden gedaan.

Het is verstandig dat de werkgevers worden voorgelicht over datgene wat door regering en parlement samen besloten wordt. De campagne voor de levensloop zal volgende week beginnen.

Volgens een schatting van De Nederlandsche Bank zal 25% van de werknemers onder het overgangsrecht komen te vallen. Deze schatting dateert van voor het moment dat de datum meer reliëf kreeg en voor het moment dat het overgangsrecht bekend werd gemaakt. Het percentage zal dus nog wat kleiner kunnen worden. Het percentage werkgevers dat onder het overgangsrecht zal komen te vallen ligt hoger. Met de rekenregels zal zo eenvoudig mogelijk zichtbaar worden gemaakt waar sprake is van eventuele bovenmatige aanspraak. Het is zodanig vormgegeven, dat het door alle partijen werkbaar wordt geacht.

De levensloopregeling kan echt voor meer gebruikt worden dan alleen het voortijdig stoppen met werken. Dat aspect heeft veel aandacht gekregen, maar dat doet niets af aan de intrinsieke bedoeling van de regeling. In een aantal jaren zal de situatie zich ontwikkelen dat ook tussentijds in de loopbaan van de regeling gebruikgemaakt wordt.

De staatssecretaris van Financiën wijst erop dat de hoofdlijn van de overgangsregeling in de brief van 9 september staat. Met de sociale partners en de pensioenverzekeraars is nadrukkelijk overleg gevoerd. Zij verbaasden zich over de eenvoud van het voorgestelde overgangsrecht. Het is een creatieve oplossing om 25% van de werknemers te helpen. Er is een rekenmodule opgesteld. Het blijkt dat op een heel beperkt aantal variabelen een aanpassing moet worden gepleegd: het soort regeling (eindloon/middelloon), het opbouwpercentage, de AOW-franchise, de pensioenleeftijd op 65 jaar en de aanwezigheid van een prepensioenregeling. Het aanpassen van polissen aan het nieuwe kader betreft op zichzelf niet veel variabelen, mits beperkt tot VUT, prepensioen en levensloop. De rekenmodule zal op internet worden gezet. Er vindt goed overleg over plaats met verzekeraars en pensioenfondsen.

Het aanvullend overgangsrecht is budgettair neutraal, ontworpen op basis van een inschatting van de gemiddelde heffing onder het oude recht en de gemiddelde heffing onder het nieuwe recht, gegeven 25% van de mensen, in het jaar gradueel aflopend, tegen een eindheffing van 52%. Dat geheel is naar beste inschatting budgettair neutraal.

Vorig jaar is een miljoenennota gepresenteerd. Daarna zijn er tegemoetkomingen gedaan aan de vakbeweging, die in de cijfers zijn verwerkt. Ten opzichte van dat akkoord is er nu budgettair neutraal aanvullend overgangsrecht. Het is de verwachting dat datgene wat in de Miljoenennota 2006 gepresenteerd is, ook gerealiseerd kan worden. Als het anders wordt, zal de Kamer er nader over worden gerapporteerd.

De datum van 1 januari 2006 voor het inleveren van de verklaring dat voldaan wordt aan het nieuwe kader zal een maand worden opgeschoven. Het moet mogelijk zijn om voor 1 februari zo'n verklaring in te leveren. De datum van 1 maart is te laat, omdat dan de loonbelasting al binnenkomt. Het gaat erom dat bij de Belastingdienst wordt verklaard dat voldaan wordt aan het nieuwe kader. De Belastingdienst vertrouwt op die verklaring en zal er niet bovenop gaan zitten. De capaciteit die met dit horizontale toezicht bespaard wordt, zal worden ingezet voor hulp bij de rekenmodule en andere nadere vragen. Bij de eindheffing zal de Belastingdienst zich richten op die bedrijven, waarvan hij weet dat ze niet voldoen aan het nieuwe kader. Deze handelwijze geldt breder, bijvoorbeeld in het kader van de integratie van het innen van de premies voor werknemersverzekeringen. Een bedrijf dat met de Belastingdienst contact opneemt als ergens een termijn niet wordt gehaald vanwege een voorstelbaar probleem, zal ook in het eerste jaar soepel worden behandeld. In 2007 zal natuurlijk op jaarbasis worden gecontroleerd. Als blijkt dat een bedrijf een valse verklaring heeft afgelegd, heeft het bedrijf een probleem. Er zal dan niet worden gediscussieerd over eventuele boetes.

Er zijn natuurlijk nog geen ervaringsgegevens met de levensloopregeling. De folder van het ABP is in ieder geval zeer wervend. De mogelijkheden worden wervend gepresenteerd. De premie voor levensloop is een percentage van het inkomen, net als de pensioenpremie, maar daarmee kan niet worden gezegd dat de regeling slechts toegankelijk is voor mensen met hogere inkomens.

Nadere gedachtewisseling

De heer Depla (PvdA) herinnert aan de essentie van de discussie vorig jaar en concludeert dat het lerend vermogen van het kabinet niet groot is. Terugkijkend kan het niet tevreden zijn over het proces. Dat een kwart van de werknemers niet onder een regeling valt en dat het 80% van de werkgevers niet is gelukt, kan niet als een succes worden beschouwd. In dit soort operaties moet vooraf veel meer rekening worden gehouden met de uitvoerbaarheid.

Er moet het beste worden gehoopt van het horizontaal toezicht. Er kan slechts een appel op de werkgevers worden gedaan om belasting te betalen. In 2007 moet weer ouderwets verticaal toezicht worden gehouden. Werkgevers van wie blijkt dat zij er in 2006 een potje van hebben gemaakt, moet duidelijk worden gemaakt dat zij de vrijheid niet hebben aangekund.

De brief van de Stichting van de Arbeid wordt afgewacht. Er is geen reactie gekomen op het probleem van mensen die reeds arbeidsongeschikt zijn. Volgens de brief is het niet goed dat deze mensen 100% opbouwen met het oog op de solidariteit tussen werkenden en niet-werkenden. Dit lijkt meer een kwestie van de sociale partners onderling. Om hoeveel mensen, om hoeveel verzekeringen gaat het hierbij? Welke uitvoeringsproblemen dreigen?

Natuurlijk is het goed dat de werkgevers worden voorgelicht, maar soms dreigt het te veel te worden. Hoeveel brieven hebben werkgevers dit jaar ontvangen?

Mevrouw Koomen (CDA) telt haar zegeningen: het wetsvoorstel treedt per 1 januari in werking, er komt een goede informatiecampagne en er is gekozen voor een elegant en creatief overgangsrecht. Daarenboven hebben de werkgevers een maand langer de tijd om de verklaring bij de Belastingdienst in te dienen.

De heer Vendrik (GroenLinks) constateert een zeer bescheiden lerend vermogen bij het kabinet en hoopt op verbetering. Wat de uitvoering betreft vraagt hij zich af of de miljoenen werknemers in Nederland nog een beeld hebben van hun rechten vanaf 1 januari 2006. Mensen vinden het toch al ingewikkeld om hun pensioenrechten goed te beoordelen. Met dit wetsvoorstel dreigen zij de weg helemaal kwijt te raken.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal in de kabinetsreactie op het advies van de Stichting van de Arbeid ingaan op de vragen van de heer Depla rond de arbeidsongeschiktheid.

Bij grote veranderingen is er altijd een risico dat mensen de weg kwijtraken. Het is in dat kader van belang om dergelijke hervormingen vorm te geven samen met de organisaties die de werknemers en de werkgevers vertegenwoordigen. Als hervormingen niet samen met de sociale partners vorm kan worden gegeven, ontstaat een andere problematiek. Met de vertegenwoordigers van de werknemers is heel indringend gesproken over de verandering en het moment waarop zij moet ingaan. De wens leefde breed om het nieuwe stelsel snel zijn beslag te laten krijgen. Met het aanvullende overgangsrecht is aan die wens heel behoorlijk gehoor gegeven.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Smits

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Tichelaar

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD), Van Hijum (CDA) en Van der Sande (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koser-Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Azough (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Aptroot (VVD), Hessels (CDA) en Van Egerschot (VVD).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Smits (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Koomen (CDA), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Heemskerk (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD) en Van Egerschot (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (ChristenUnie), Koenders (PvdA), Dittrich (D66), Balemans (VVD), Kortenhorst (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Van Gent (GroenLinks), De Ruiter (SP), De Krom (VVD), Atsma (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Omtzigt (CDA), Eerdmans (LPF), Noorman-den Uyl (PvdA), Mosterd (CDA), Van Bommel (SP), Jan de Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), Rambocus (CDA), Stuurman (PvdA), Luchtenveld (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), Bibi de Vries (VVD) en Van Beek (VVD).

Naar boven