29 760
Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet arbeid en zorg en van enige andere wetten (Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling)

nr. 52
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 november 2004

Naar aanleiding van de vraag van de heer De Wit (SP) over nieuwe Eurostat-cijfers met betrekking tot de arbeidsparticipatie van ouderen kan ik het volgende mededelen.

De cijfers geven aan dat de arbeidsparticipatie van ouderen in Nederland de afgelopen tien jaren relatief sterk is gestegen, waarbij het Nederlandse cijfer boven het Europese gemiddelde is komen te liggen. In bijlage1 bij de Nota naar aanleiding van het Verslag en het Nader Verslag (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 760, nr. 10) zijn deze Eurostat-cijfers reeds opgenomen. In deze bijlage wordt echter ook nader aangegeven- waarom er niet op mag worden gerekend dat de stijging van de afgelopen tien jaren onverminderd zal doorzetten. De stijging in het recente verleden hangt immers voor een belangrijk deel samen met het feit dat de omvangrijke na-oorlogse geboortegolf de leeftijd van 55 jaar is gepasseerd. De komende jaren zal deze geboortegolf de leeftijd van 60 jaar gaan passeren. Bij een ongewijzigd uittreedgedrag zal dit een drukkend effect hebben op de arbeidsparticipatie van ouderen in de leeftijd van 55–64 jaar. Om deze reden acht het kabinet de voorgestelde maatregelen in het wetsvoorstel noodzakelijk.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J de Geus


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven