nr. 30
AMENDEMENT VAN HET LID VENDRIK C.S.
Ontvangen 18 november 2004
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
I
In onderdeel T wordt artikel 38c, tweede lid,
vervangen door twee nieuwe leden, luidende:
2. In afwijking in zoverre van het eerste lid blijven de artikelen 11,
18g, 18i, 19, 19a, 19b, 19c en 19d, zoals die luidden op 31 december
2004, van toepassing en is artikel 32aa niet van toepassing voor een op 31 december
2004 bestaande regeling voor vervroegde uittreding als bedoeld in artikel
18i, zoals dit artikel op 31 december 2004 luidde, indien ingevolge die
regeling na 31 december 2005 nog uitsluitend uitkeringen kunnen worden
gedaan aan werknemers die voor 1 januari 2006 reeds een of meer uitkeringen
ingevolge deze regeling genoten.
3. In afwijking in zoverre van het eerste lid blijven tot en met 31 december
2014 de artikelen 11, 18g, 18i, 19, 19a, 19b, 19c en 19d, zoals die luidden
op 31 december 2004, van toepassing en is artikel 32aa niet van toepassing
voor een op 31 december 2004 bestaande regeling voor vervroegde uittreding
als bedoeld in artikel 18i, zoals dit artikel op 31 december 2004 luidde,
indien de uitkeringen die ingevolge deze regeling worden gedaan met inachtneming
van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen worden herrekend ingeval
de uitkeringen later ingaan dan op de in de regeling vastgestelde ingangsdatum.
II
In onderdeel U wordt artikel 38c, tweede lid,
onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, vervangen door twee nieuwe
leden, luidende:
2. In afwijking in zoverre van het eerste lid blijft artikel 38a, zoals
dit artikel luidde op 31 december 2004, van toepassing voor een op 31 december
2004 bestaande prepensioenregeling als bedoeld in artikel 38a, zoals dit artikel
toen luidde, indien ingevolge die prepensioenregeling na 31 december
2005 nog uitsluitend uitkeringen kunnen worden gedaan ingevolge aanspraken
die voor 1 januari 2006 zijn opgebouwd.
3. In afwijking in zoverre van het eerste lid blijft artikel 38a, zoals
dit artikel luidde op 31 december 2004, tot en met 31 december 2014
van toepassing voor een op 31 december 2004 bestaande prepensioenregeling
als bedoeld in artikel 38a, zoals dit artikel toen luidde, indien:
a. de uitkeringen die ingevolge die prepensioenregeling worden gedaan
met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen worden
herrekend ingeval de uitkeringen later ingaan dan op de in de regeling vastgestelde
ingangsdatum, en
b. de prepensioenregeling met inachtneming van de in of krachtens artikel
38a, zoals dit artikel toen luidde, gestelde normeringen en beperkingen, de
mogelijkheid van deeltijdpensioen biedt.
Toelichting
Op grond van dit amendement wordt het overgangsrecht voor werknemers die
vóór 1 januari 2005 de leeftijd van 55 jaar reeds hebben
bereikt vervangen door overgangsrecht voor prepensioenregelingen en regelingen
voor vervroegde uittreding, die bij het later ingaan van de uitkeringen tot
een herrekening van de uitkeringen leiden met inachtneming van algemeen aanvaarde
actuariële grondslagen. Voor prepensioenregelingen geldt naast de voorwaarde
van actuariële herrekening daarbij tevens de voorwaarde dat deze de mogelijkheid
van deeltijdpensioen bieden. Het hiervoor genoemde overgangsrecht geldt tot
en met 31 december 2014. Daarnaast blijft de huidige fiscale behandeling
gelden voor regelingen voor vervroegde uittreding, waaruit nog uitsluitend
uitkeringen kunnen worden gedaan aan werknemers die vóór 1 januari
2006 reeds een of meer uitkeringen ingevolge deze regeling genoten en voor
prepensioenregelingen waaruit nog uitsluitend uitkeringen kunnen worden gedaan
uit aanspraken die voor 1 januari 2006 zijn opgebouwd.
De overgangsregeling ontziet werknemers van 55 jaar en ouder. Voor deze
groep houdt het wetsvoorstel daarom geen prikkel in tot versnelde omzetting
naar neutrale uittredingsregelingen. Het amendement regelt deze versnelde
omzetting wel. Het CPB stelt in haar notitie «Effecten wetsvoorstel
VUT/prepensioen/levensloop» dat versnelde omzetting ervoor zorgt dat
de groep die onder de overgangsregeling valt (jaarlijks zal meer dan 85 000
werknemers de komende tijd gebruik maken van vervroegde uittredingsregelingen)
gemiddeld tussen een half jaar en anderhalf jaar langer zullen doorwerken.
Gedurende een periode van 6 jaar zal daardoor het arbeidsaanbod 10 à
30 000 personen hoger zijn. Daarnaast laat de praktijk zien dat deeltijdwerk
ook onder vroeg-gepensioneerden gestimuleerd kan worden als de institutionele
belemmeringen worden weggenomen. Derhalve: het amendement regelt dat deeltijdvroegpensioen
mogelijk wordt voor alle deelnemers en dat mensen die vervroegde uittreding
en deeltijdwerk willen combineren niet gekort worden op hun opgebouwde rechten.
Vendrik
Depla
Rouvoet
De Wit