nr. 27
AMENDEMENT VAN HET LID BUSSEMAKER C.S.
Ontvangen 18 november 2004
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel III worden voor onderdeel A twee onderdelen ingevoegd, luidende:
A0a.
Na artikel 3.54a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.54b. Sparen in kader levensloopregeling
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld in gevolge
welke bij het bepalen van de door een ondernemer in een kalenderjaar genoten
winst:
a. in aftrek op die winst worden gebracht bedragen die in het kader van
een levensloopregeling zijn overgemaakt op een levenslooprekening dan wel
als premie zijn betaald voor een levensloopverzekering;
b. ten bate van die winst worden gebracht bedragen die zijn opgenomen
van een levenslooprekening dan wel zijn genoten in gevolge een levensloopverzekering,
daaronder begrepen bedragen genoten bij vervreemding of afkoop van de verzekering,
en
c. ten bate van die winst worden gebracht het tegoed van een levenslooprekening
en de waarde in het economische verkeer van een levensloopverzekering ten
tijde van het bereiken van de leeftijd van 65 jaar door de ondernemer dan
wel ten tijde van het op een eerder tijdstip staken van de onderneming, daaronder
begrepen situaties van doorschuiving als bedoeld in de artikelen 3.59, 3.62,
3.63 en 3.65.
2. De in het eerste lid bedoelde regels betreffen mede regels inzake samenloop
met bepalingen inzake de oudedagsreserve als bedoeld in paragraaf 3.2.3
en situaties waarin de ondernemer uit meer dan één onderneming
winst geniet.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een levensloopregeling
verstaan een regeling die:
a. ten doel heeft het treffen van een voorziening in geld uitsluitend
voor een periode van verlof;
b. inhoudt dat een voorziening in geld kan worden opgebouwd, met dien
verstande dat in een kalenderjaar niet meer aanspraken ontstaan dan overeenkomt
met 12 percent van de jaarwinst, maar niet meer dan 12 percent van twaalf
maal het wettelijk minimumloon per maand, zoals bepaald bij of krachtens artikel
8 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en voorts inhoudt dat de
totale aanspraken aan het einde van het kalenderjaar door de in het kalenderjaar
opgebouwde aanspraken niet meer bedragen dan 2,1 maal de gemiddelde jaarwinst
van de laatste vijf jaar.
4. Over de ingevolge een levensloopregeling opgebouwde voorziening mag
worden beschikt ten behoeve van een uitkering tijdens een verlofperiode, voor
zover deze uitkering tezamen met de daarnaast genoten jaarwinst, niet uitgaat
boven de gemiddelde jaarwinst van de laatste vijf jaar.
5. De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde bedragen worden overgemaakt
naar een geblokkeerde rekening bij een kredietinstelling (levenslooprekening)
dan wel als premie gestort bij een verzekeraar voor een verzekering in het
kader van een levensloopregeling (levensloopverzekering).
6. Als kredietinstelling, onderscheidenlijk verzekeraar als bedoeld in
het vijfde lid kunnen optreden:
a. ondernemingen of instellingen aan wie het ingevolge de Wet toezicht
kredietwezen 1992 is toegestaan hun bedrijf te maken van het ter beschikking
krijgen van, al dan niet op termijn, opvorderbare gelden en van het voor eigen
rekening verrichten van kredietuitzettingen of beleggingen, mits deze kredietinstelling
de verplichting ingevolge de levensloopregeling voor de heffing van de vennootschapsbelasting
rekent tot het binnenlandse ondernemingsvermogen;
b. verzekeraars aan wie het ingevolge de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993
is toegestaan het directe verzekeringsbedrijf uit te oefenen, mits deze verzekeraar
de verplichting ingevolge de levensloopregeling rekent tot het binnenlandse
ondernemingsvermogen;
c. een ander lichaam dan bedoeld in de onderdelen a en b dat voldoet aan
door onze Minister te stellen voorwaarden.
A0b.
Aan artikel 3.95 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 3.54b
is eveneens zo ver mogelijk van overeenkomstige toepassing.
II
In artikel V wordt in onderdeel B vóór het eerste lid een
lid ingevoegd, luidende:
01. In het eerste lid wordt «3.21 tot en met 3.57» vervangen
door: 3.21 tot en met 3.54, 3.55 tot en met 3.57.
Toelichting
Dit amendement bewerkstelligt dat de levensloopregeling ook kan worden
toegepast door belastingplichtigen die als ondernemer winst uit onderneming
genieten en – op grond van artikel 3.95 – door belastingplichtigen
die resultaat uit overige werkzaamheden genieten. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld
ook de zogenoemde ZZP'ers (zelfstandigen zonder personeel) gebruik maken van
de levensloopregeling. Op een aantal punten wijkt deze regeling af van de
voorgestelde levensloopregeling voor werknemers. In de eerste plaats is de
mogelijkheid van tijdsparen niet opgenomen. Voor belastingplichtigen die winst
uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden genieten
hoeft niets te worden geregeld voor sparen van verlof; zij hebben hiervoor
geen medewerking van een werkgever nodig. In de tweede plaats zijn de maxima
en de opnamemogelijkheden gekoppeld aan de (jaar)winst. Voor een nadere detaillering
is uitwerking bij algemene maatregel van bestuur opgenomen. In de derde plaats
is het jaarlijkse stortingsmaximum in de levensloopregeling voor zelfstandigen
naast de 12% van de jaarwinst gemaximeerd op 12% van het wettelijk minimumloon.
Het absolute maximum is niet gekoppeld aan het minimumloon. In de vierde plaats
is er geen heffingskorting per gespaard jaar bij opname van het spaartegoed
bij deze regeling voor zelfstandigen.
De kosten van deze regeling belopen structureel een bedrag van € 140
miljoen.
Bussemaker
Vendrik
De Wit