nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Algemeen
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar omdat het zonder
meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op
de Raad van State).In artikel 591a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering,
wordt geregeld dat in het geval een strafzaak eindigt zonder oplegging van
een straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a
van het Wetboek van Strafrecht, aan de gewezen verdachte een vergoeding wordt
toegekend voor de kosten van een advocaat. De toepassing van deze bepaling
levert in de praktijk problemen op in het geval een advocaat op basis van
een toevoeging rechtsbijstand heeft verleend. Niet duidelijk is of de gewezen
verdachte in een dergelijk geval gerechtigd is om kosten van de raadsman te
vorderen. De rechtspraak oordeelt wisselend. Door sommige gerechten wordt
geoordeeld dat betrokkene geen advocatenkosten heeft gemaakt, omdat een toevoeging
is verleend. Anderen oordelen dat de rechtzoekende niet verplicht is om een
eenmaal afgegeven toevoeging te gebruiken. Dit kan betekenen dat de verdachte
het einde van de zaak afwacht alvorens aan te geven of op basis van de toevoeging
rechtsbijstand is verleend. Een dergelijke ontwikkeling is niet gewenst.
In de onderhavige bepaling wordt deze onduidelijkheid opgelost. Bepaald
wordt dat de rechtzoekende die gebruik maakt van zijn toevoeging geen kosten
voor het gebruik maken van een raadsman mag vorderen, aangezien hij deze kosten
niet heeft gemaakt. De rechtzoekende maakt gebruik van zijn toevoeging, indien
op het moment dat de advocaat rechtsbijstand verleent een toevoeging is afgegeven.
Wel ontvangt de rechtzoekende de kosten ter hoogte van de eigen bijdrage.
Indien de toevoeging op grond van artikel 33 van de Wet op de rechtsbijstand
wordt ingetrokken of beëindigd bijvoorbeeld omdat de rechtzoekende onjuiste
informatie heeft verstrekt of blijkt buiten het stelsel van gesubsidieerde
rechtsbijstand te vallen wegens een te hoog inkomen, is er niet langer op
toevoegbasis geprocedeerd. In dat geval maakt de rechtzoekende wel kosten
voor een raadsman, die hij kan declareren.
Artikelsgewijs
Artikel I
De verdachte kan zich in een strafproces laten bijstaan door een advocaat.
Betrokkene kan rechtsbijstand ontvangen op basis van een toevoeging van een
advocaat of op commerciële basis. In veel gevallen wordt een toevoeging
verleend. Daarbij kan het gaan om een ambtshalve toevoeging ofwel een toevoeging
op last van de rechter, of om een toevoeging die door de verdachte is aangevraagd.
In beide gevallen ontvangt de advocaat van de raad voor rechtsbijstand een
vergoeding voor de verlening van rechtsbijstand. Voorgesteld wordt om in het
geval de zaak eindigt zonder oplegging van een straf of maatregel en zonder
dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafvordering
de rechtzoekende geen kostenvergoeding te geven voor de kosten van een raadsman
zoals bepaald in artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtzoekende
heeft gedurende de looptijd van de zaak immers geen kosten gemaakt, behalve
wellicht het betalen van een eigen bijdrage. Deze eigen bijdrage wordt natuurlijk
wel vergoed.
Het bovenstaande laat onverlet dat de toevoeging kan worden ingetrokken
of beëindigd. Het kan zijn dat de verdachte de voorkeur geeft aan de
juridische bijstand van een commercieel opererende advocaat. Deze keuze moet
dan worden gemaakt voordat daadwerkelijke rechtsbijstand is verleend. Daarmee
is de rechtsbasis voor deze dienstverlening vanaf het begin duidelijk.
Een toevoeging kan niet alleen door de verdachte worden ingetrokken. De
raad voor rechtsbijstand kan de toevoeging op grond van artikel 33 beëindigen
of intrekken. Zoals in het algemeen deel is aangegeven kan intrekking of beëindiging
plaatsvinden, indien er onjuiste informatie is verstrekt. Indien de toevoeging
wordt ingetrokken, zal de verdachte op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst
met de advocaat en tegen daarin afgesproken tarief de verlening van rechtsbijstand
kunnen voortzetten. In een dergelijke geval kan de verdachte op grond van
artikel 591a voornoemd zijn kosten vorderen van het openbaar ministerie.
De raad voor rechtsbijstand kan een ambtshalve toevoeging natuurlijk niet
zonder meer intrekken of beëindigen. Dit kan alleen indien de rechter
daartoe een last geeft. De rechtzoekende kan dan aan de rechter vragen om
de toevoeging in te trekken. In dat geval is het redelijk dat geen kostenvergoeding
wordt toegekend, indien de toevoeging op of na de uitspraak van de rechter
na een daartoe ingediend verzoek van de verdachte bij de rechterlijke instantie
die een last heeft verstrekt, wordt ingetrokken of beëindigd. In dat
geval is immers gedurende het gehele proces op toevoegbasis rechtsbijstand
verleend.
De regeling treedt onmiddellijk in werking. Dat betekent dat op het moment
van inwerkingtreding van de wet geen kosten van een advocaat meer worden vergoed,
indien op basis van een toevoeging is geprocedeerd. Dit geldt dus ook voor
zaken die voor inwerkingtreding van de wet op toevoegbasis zijn behandeld.
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner