29 756
Wijziging van de Wet op de rechtsbijstand en het Wetboek van Strafvordering houdende regeling van de vergoeding aan de verdachte ingeval van toepassing van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).In artikel 591a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, wordt geregeld dat in het geval een strafzaak eindigt zonder oplegging van een straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan de gewezen verdachte een vergoeding wordt toegekend voor de kosten van een advocaat. De toepassing van deze bepaling levert in de praktijk problemen op in het geval een advocaat op basis van een toevoeging rechtsbijstand heeft verleend. Niet duidelijk is of de gewezen verdachte in een dergelijk geval gerechtigd is om kosten van de raadsman te vorderen. De rechtspraak oordeelt wisselend. Door sommige gerechten wordt geoordeeld dat betrokkene geen advocatenkosten heeft gemaakt, omdat een toevoeging is verleend. Anderen oordelen dat de rechtzoekende niet verplicht is om een eenmaal afgegeven toevoeging te gebruiken. Dit kan betekenen dat de verdachte het einde van de zaak afwacht alvorens aan te geven of op basis van de toevoeging rechtsbijstand is verleend. Een dergelijke ontwikkeling is niet gewenst.

In de onderhavige bepaling wordt deze onduidelijkheid opgelost. Bepaald wordt dat de rechtzoekende die gebruik maakt van zijn toevoeging geen kosten voor het gebruik maken van een raadsman mag vorderen, aangezien hij deze kosten niet heeft gemaakt. De rechtzoekende maakt gebruik van zijn toevoeging, indien op het moment dat de advocaat rechtsbijstand verleent een toevoeging is afgegeven. Wel ontvangt de rechtzoekende de kosten ter hoogte van de eigen bijdrage.

Indien de toevoeging op grond van artikel 33 van de Wet op de rechtsbijstand wordt ingetrokken of beëindigd bijvoorbeeld omdat de rechtzoekende onjuiste informatie heeft verstrekt of blijkt buiten het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand te vallen wegens een te hoog inkomen, is er niet langer op toevoegbasis geprocedeerd. In dat geval maakt de rechtzoekende wel kosten voor een raadsman, die hij kan declareren.

Artikelsgewijs

Artikel I

De verdachte kan zich in een strafproces laten bijstaan door een advocaat. Betrokkene kan rechtsbijstand ontvangen op basis van een toevoeging van een advocaat of op commerciële basis. In veel gevallen wordt een toevoeging verleend. Daarbij kan het gaan om een ambtshalve toevoeging ofwel een toevoeging op last van de rechter, of om een toevoeging die door de verdachte is aangevraagd. In beide gevallen ontvangt de advocaat van de raad voor rechtsbijstand een vergoeding voor de verlening van rechtsbijstand. Voorgesteld wordt om in het geval de zaak eindigt zonder oplegging van een straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafvordering de rechtzoekende geen kostenvergoeding te geven voor de kosten van een raadsman zoals bepaald in artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtzoekende heeft gedurende de looptijd van de zaak immers geen kosten gemaakt, behalve wellicht het betalen van een eigen bijdrage. Deze eigen bijdrage wordt natuurlijk wel vergoed.

Het bovenstaande laat onverlet dat de toevoeging kan worden ingetrokken of beëindigd. Het kan zijn dat de verdachte de voorkeur geeft aan de juridische bijstand van een commercieel opererende advocaat. Deze keuze moet dan worden gemaakt voordat daadwerkelijke rechtsbijstand is verleend. Daarmee is de rechtsbasis voor deze dienstverlening vanaf het begin duidelijk.

Een toevoeging kan niet alleen door de verdachte worden ingetrokken. De raad voor rechtsbijstand kan de toevoeging op grond van artikel 33 beëindigen of intrekken. Zoals in het algemeen deel is aangegeven kan intrekking of beëindiging plaatsvinden, indien er onjuiste informatie is verstrekt. Indien de toevoeging wordt ingetrokken, zal de verdachte op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst met de advocaat en tegen daarin afgesproken tarief de verlening van rechtsbijstand kunnen voortzetten. In een dergelijke geval kan de verdachte op grond van artikel 591a voornoemd zijn kosten vorderen van het openbaar ministerie.

De raad voor rechtsbijstand kan een ambtshalve toevoeging natuurlijk niet zonder meer intrekken of beëindigen. Dit kan alleen indien de rechter daartoe een last geeft. De rechtzoekende kan dan aan de rechter vragen om de toevoeging in te trekken. In dat geval is het redelijk dat geen kostenvergoeding wordt toegekend, indien de toevoeging op of na de uitspraak van de rechter na een daartoe ingediend verzoek van de verdachte bij de rechterlijke instantie die een last heeft verstrekt, wordt ingetrokken of beëindigd. In dat geval is immers gedurende het gehele proces op toevoegbasis rechtsbijstand verleend.

De regeling treedt onmiddellijk in werking. Dat betekent dat op het moment van inwerkingtreding van de wet geen kosten van een advocaat meer worden vergoed, indien op basis van een toevoeging is geprocedeerd. Dit geldt dus ook voor zaken die voor inwerkingtreding van de wet op toevoegbasis zijn behandeld.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven