29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 647 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juli 2022

Zoals vermeld in de Nationale Contraterrorisme Strategie 2022–2026, die op 20 mei jl. naar uw Kamer is verzonden1, is het zaak om de komende jaren te blijven inzetten op de aanpak van extremisme en terrorisme. Om de samenleving zo goed mogelijk te kunnen beschermen werkt het kabinet samen met alle betrokken partijen, zowel lokaal, nationaal als internationaal. Aangezien gemeenten verantwoordelijk zijn voor de lokale integrale aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme, is het van groot belang om de gemeenten zo dreigingsgericht mogelijk te ondersteunen.

Sinds 2015 worden gemeenten voor de lokale integrale aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme financieel ondersteund door middel van de versterkingsgelden. Hiervoor is jaarlijks € 7 miljoen beschikbaar. Deze gelden worden zo effectief mogelijk, daar ingezet, waar de dreiging en behoefte hoog is en de weerbaarheid laag. Dit uitgangspunt sluit aan bij de wens van de Tweede Kamer, hetgeen nogmaals is onderstreept in motie van het lid Van der Werf c.s.2.

In 2020 zijn de versterkingsgelden structurele Rijksgelden geworden. Dit maakt het noodzakelijk een duurzame juridische basis voor deze uitkering te realiseren, hetgeen momenteel nog niet voor de lange termijn is geregeld. Sinds 2020 worden de versterkingsgelden uitgekeerd door middel van een jaarlijkse specifieke uitkering bij ministeriële regeling. Echter voorziet dit type specifieke uitkering niet in de geëigende wettelijke basis omdat dit niet bedoeld is om meermaals ingezet te worden. Ik heb dan ook het voornemen om zo spoedig mogelijk te starten met het opstellen van een concept wetsvoorstel, zodat er voor de lange termijn een duurzame juridische basis is voor het uitkeren van de versterkingsgelden. Het hiervoor noodzakelijke wetstraject heeft naar schatting een doorlooptijd van twee tot drie jaar en zorgt op de korte termijn nog niet voor een juridische basis die in lijn is met de Financiële verhoudingswet.

Daarom acht ik het noodzakelijk om nog eenmaal deze specifieke uitkering bij ministeriële regeling vorm te geven. Met deze ministeriële regeling kunnen ook de komende jaren de gelden gericht worden ingezet, daar waar de dreiging en behoefte hoog is en de weerbaarheid laag. Hiermee kan de zorgvuldig opgebouwde lokale aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme worden voortgezet.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Kamerstuk 29 754, nr. 641.

X Noot
2

Kamerstuk 35 925 VI, nr. 69.

Naar boven