29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 524 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 september 2019

Op 24 juni 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van het onderzoek naar de wijze waarop uitvoering kan worden gegeven aan bevelen gevangenneming van de rechtbank van Rotterdam1. In vervolg op deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, nader over het aspect dat de uitvoering van de bevelen gevangenneming op dit moment niet op een veilige en verantwoorde wijze gerealiseerd kan worden. Het openbaar ministerie heeft hierover in het belang van het strafrechtelijk onderzoek nadere vragen gesteld en ik hecht eraan de inhoud van de reactie op deze vragen met uw Kamer te delen.

Veiligheidssituatie ter plaatse

In de genoemde brief van 24 juni jl. is aangegeven dat de terugkeer naar Nederland van de 10 Nederlandse vrouwelijke uitreizigers door inspanning van de Nederlandse overheid, ter uitvoering van de bevelen gevangenneming, momenteel niet op een veilige en verantwoorde manier gerealiseerd kan worden.

In Syrië wordt nog altijd strijd geleverd tegen ISIS-cellen, vooral in het grensgebied met Irak. Na een hevige strijd, waarbij duizenden burgerdoden vielen, blijven ISIS-aanhangers actief. Uit diverse open bronnen blijkt dat de situatie ter plaatse op dit moment nog steeds als onveilig dient te worden aangemerkt:

  • Noordoost-Syrië blijft volgens de UN Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (UNOCHA) «complex en gevaarlijk».2 De regio rond Manbij, hoewel «relatief rustiger dan de rest van noordoost-Syrië», blijft gevoelig voor aanslagen. UNOCHA stelt dat «veiligheidsrisico’s hoog blijven, aangezien aanslagen en geweld zich blijven voordoen».3 De Atlantische Commissie stelt in een nieuwsbericht uit april dat in Syrië nog ISIS-slaapcellen aanwezig zijn die aanslagen plegen.

  • Het Institute for the Study of War in Washington noemde de aanwezige cellen «geen geïsoleerde pockets, maar eerder een reorganisatie van een rebellenmacht vergelijkbaar met de tegenstand die de VS aantrof in Irak in 2007».4

  • Vertrouwelijke bronnen van het in juli uitgekomen «thematisch ambtsbericht Syrië» over de veiligheidssituatie, opgesteld door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, stellen dat in de provincie Deir al-Zor het gebied dat recent is veroverd op ISIS, van Markadah tot aan Busayrah en Kesra en tot Al Busayrah, Sha Fah en Hajin, gevaarlijk is als gevolg van gevluchte ISIS-strijders die aanslagen plegen. Officieel worden aanslagen door ISIS gepleegd, maar het kan niet worden uitgesloten dat ook andere actoren belang hebben bij destabilisatie in dit gebied.5

  • Het kamp Al Hol met een capaciteit van twintigduizend personen, telde in april 2019 zestig- tot zeventigduizend ontheemden, families van ISIS-strijders en buitenlandse ISIS-strijders. Gezien het risico op uitbraken of het overslaan van onvrede gaat ook hier een dreiging van uit.

  • De gebieden in andere delen van Syrië die onder controle staan van oppositiegroepen, zoals Idlib, blijven het toneel voor Russische en Syrische luchtaanvallen. Het Britse Ministerie van Buitenlandse Zaken stelt dat een «omvangrijke presentie van diverse terroristische groeperingen aanwezig blijft in die regio». Het gebruik van onder andere «vatenbommen op civiele doeleinden, inclusief scholen» maakt de situatie extra gevaarlijk.6

  • De VS heeft, mede gezien de fragiele veiligheidssituatie, besloten af te zien van het volledig terugtrekken van troepen en heeft andere landen een militair steunverzoek gedaan om te helpen voorkomen dat een machtsvacuüm, en dientengevolge nieuwe instabiliteit, ontstaat.

Met betrekking tot de veiligheidssituatie ter plaatse wil ik nog opmerken dat de afgelopen tijd diverse berichten in de media zijn verschenen over onder meer advocaten en journalisten die afreizen naar het betreffende gebied. De omstandigheid dat deze personen naar het gebied en de zich daar bevindende kampen afreizen, betekent uitdrukkelijk niet dat het gebied als veilig kan worden aangemerkt.

Overbrenging van verdachten naar de grens met Irak

Gezien de volatiele veiligheidssituatie in het gebied, de niet-erkende status van de Syrian Democratic Forces (SDF) en het feit dat onvoldoende controle kan worden uitgeoefend op het overbrengen van de 10 verdachten naar de grens van Irak, kan de overbrenging momenteel niet op een verantwoorde manier worden gerealiseerd. Daarbij is van belang dat de SDF, een alliantie is van verschillende strijdgroepen die in het noordoosten van Syrië tegen ISIS hebben gestreden. De effectieve leiding van de SDF is in handen van leden van de YPG, de gewapende tak van de Koerdische partij PYD die banden heeft met de PKK7. Nederland onderhoudt geen diplomatieke of consulaire betrekkingen met Syrië, heeft in dat land dan ook geen ambassade of consulaat en verleent in Syrië geen consulaire bijstand. Dat is uiteraard niet anders in het deel van Syrië dat thans beheerst wordt door de SDF.»

Veiligheid Schengengebied

Ontwikkelingen binnen het Schengengebied blijven van groot belang. De wijze waarop Schengenlanden omgaan met uitreizigers kan, gelet op het vrije verkeer van personen binnen het Schengen gebied, immers directe gevolgen hebben voor zowel de nationale veiligheid in Nederland als die van andere Schengenlanden. Nederland onderhoudt dan ook nauwe contacten met andere Schengenlanden over dit onderwerp.

Een aantal landen heeft op humanitaire gronden een beperkt aantal onderdanen laten terugkeren of zelf opgehaald uit noordoost Syrië. Een belangrijk verschil met de situatie van deze tien uitreizigers is het feit dat het daarbij niet gaat om overbrenging voor strafvervolging. Het terughalen op humanitaire gronden vraagt een andere aanpak dan het terughalen van terrorismeverdachten. Zo hanteert Frankrijk een case-by-case benadering, gericht op geïsoleerde kinderen of weeskinderen, en stelt Frankrijk zich nadrukkelijk op het standpunt dat volwassen uitreizigers veroordeeld moeten worden in de regio waar ze hun misdaden hebben begaan.8 Met behulp van een Franse missie zijn op deze wijze ook twee Nederlandse weeskinderen gerepatrieerd. Ook andere EU-landen – waaronder België, Denemarken, Noorwegen en Zweden – hebben op humanitaire gronden (wees)kinderen teruggehaald uit noordoost-Syrië. Dit gaat echter niet om de overbrenging van (volwassen) uitreizigers – van wie een eigenstandige dreiging uitgaat voor de nationale veiligheid – met het oog op de strafvervolging in het eigen land. Het enige Schengenland dat een verdachte in een strafzaak heeft teruggehaald is Italië. Op grond van openbare bronnen lijkt het in deze zaak te gaan om een operatie van de Amerikaanse FBI met de Italiaanse politie, openbaar ministerie en Ministerie van Buitenlandse Zaken.9

Effect op nationale veiligheid

Het actief terughalen van uitreizigers betekent dat er personen worden teruggehaald van wie zeker een deel nog steeds de jihadistische ideologie aanhangt, deel heeft genomen aan de jihadstrijd, verdacht wordt van terroristische misdrijven en/of een trauma heeft opgelopen. Daarbij geldt ook dat deze personen langere tijd hebben doorgebracht in het strijdgebied, langer aan het gedachtegoed zijn blootgesteld en een groter internationaal jihadistisch netwerk hebben. Eenmaal terug in Nederland kunnen uitreizigers na detentie ook een bijdrage leveren aan de vorming van nieuwe jihadistische netwerken en zo een impuls geven aan de jihadistische beweging in Nederland. Dit alles laat zien dat het terughalen van uitreizigers de nodige veiligheidsrisico’s met zich brengt10.

Tot slot deel ik u mee dat het onderzoek naar de mogelijkheid van de uitvoering van de bevelen gevangenneming van de rechtbank van Rotterdam voortduurt. Zoals in de brief van 24 juni jl. is bericht, worden door het kabinet nauwlettend de steeds veranderende situatie en het geheel van bekende feiten en omstandigheden in ogenschouw genomen, in relatie tot de beschikkingen van de rechtbank. De unieke omstandigheden in deze casuïstiek nopen het kabinet daarbij tot een behoedzame aanpak. Op dit moment kan er nog geen inzicht worden gegeven in de door het kabinet te nemen stappen, anders dan dat het kabinet met Europese (Schengen) partners op zoek is naar oplossingen, waaronder berechting in de regio.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven