29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 489 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR RECHTSBESCHERMING EN VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Uw Kamer heeft de Minister van Justitie en Veiligheid 8 november jongstleden verzocht om een toelichting op het beleid rondom de overplaatsing van gedetineerden op één van de terroristenafdelingen (TA’s) naar reguliere Penitentiaire Inrichtingen (Kamerstuk 29 754, nr. 484). Uw Kamer heeft daarbij de zorg geuit dat overplaatsing een verlies van in de TA aanwezige expertise kan betekenen. Hierbij doen wij u de brief toekomen.

Verdachten van en veroordeelden voor een terroristisch misdrijf worden in één van de TA’s geplaatst. Met het plaatsen van deze gedetineerden op de TA wordt onder meer zicht gehouden op deze specifieke groep en wordt de verspreiding van radicaal gedachtengoed en/of rekrutering binnen reguliere inrichtingen voorkomen. Om deze doelstellingen te bereiken gelden er veiligheids- en toezichtsmaatregelen.

Om herhaling te voorkomen is het belangrijk dat gedetineerden gedegen worden voorbereid op de terugkeer in de samenleving. Daarom worden gedetineerden die in de TA verblijven, net als gedetineerden in reguliere afdelingen, hierbij ondersteund. Binnen de mogelijkheden die de TA daarvoor biedt kunnen de gedetineerden onder begeleiding van een mentor en een casemanager werken aan de vijf basisvoorwaarden voor terugkeer. Daarvoor stelt de Dienst Justitiële Inrichtingen samen met de gedetineerde een op maat gesneden detentie en re-integratieplan (D&R-plan) op. In het dagprogramma is sinds de nieuwe maatwerkaanpak meer tijd buiten de cel om te werken aan de terugkeer naar de maatschappij.

Sommige re-integratieactiviteiten die binnen reguliere inrichtingen wel mogelijk zijn, bijvoorbeeld een bezoek aan de bibliotheek of het re-integratiecentrum, zijn vanuit de TA niet mogelijk. Dergelijke activiteiten betekenen immers een vermenging met overige gedetineerden en verhouden zich daardoor niet met het doel van de TA. Ook de verschillende verlofmodaliteiten, een belangrijk onderdeel van de reguliere detentiefasering, worden vanuit de TA niet uitgevoerd. Verlof betekent immers een risico op contrabande in de TA en ook het controleren van contacten wordt moeilijker. Daarom is ervoor gekozen om de groep waar de veiligheidsrisico’s het toelaten wanneer het eind van de detentie nadert uit te plaatsen naar een regulier regime. De Regeling Selectie, Plaatsing en Overplaatsing Gedetineerden (RSPOG) wordt momenteel aangescherpt om niet alleen op basis van een constatering maar ook op basis van het bredere risicoprofiel niet over te gaan tot uitplaatsing.

Ontvangende PI’s hebben vanuit hun dagelijkse werk met reguliere gedetineerden ervaring met het beheersen van veiligheidsrisico’s en het zorgvuldig vormgeven van de detentiefasering. De TA’s hebben echter, zoals uw Kamer signaleert, door hun ervaring met de doelgroep specifieke expertise opgedaan. Die kennis over het tegengaan van veiligheidsrisico’s en het gedegen vormgeven van re-integratie en deradicalisering is zeer bruikbaar voor ontvangende PI’s (en andere betrokken partijen). Daarom gelden er specifieke maatregelen bij overplaatsing en wordt de samenwerking verder versterkt.

Om mogelijke veiligheidsrisico’s tegen te gaan is er een specifieke aanpak. Overplaatsing gaat in de regel gepaard met een vermelding van de betreffende gedetineerde op de GVM-lijst. Dit betreft een lijst van gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico. In beginsel worden daardoor ook in de reguliere PI toezichtsmaatregelen voor de gedetineerde opgelegd door de directeur. Na zes weken wordt beoordeeld of de risico’s zijn gewijzigd en of daardoor de vermelding op de GVM-lijst dient te worden aangepast. De gedetineerde blijft bij uitplaatsing onderwerp van bespreking in het Gedetineerden Recherche InformatiePunt (GRIP) waar, naast OM en Politie, ook de TA aan deelneemt. Dit overleg is voornamelijk bedoeld om aan de hand van hun expertise mogelijke veiligheidsrisico’s te bespreken en passende toezichtsmaatregelen te kunnen opleggen. Elke PI heeft daarnaast een aandacht functionaris die gespecialiseerd is op het gebied van radicalisering en die kan worden ingezet bij deze doelgroep. Als de gedetineerde zich weer schuldig maakt aan het verspreiden van radicaal gedachtengoed, wordt deze teruggeplaatst op de TA.

Op het gebied van re-integratie en deradicalisering vindt reeds veelvuldig overleg plaats tussen TA, ontvangende PI’s, reclassering en gemeenten. Die samenwerking zorgt ervoor dat deze partijen elkaar weten te vinden en van elkaar leren. Deze aanpak willen wij verder brengen. Daarom gaan zij nauwer samenwerken in een Multidisciplinair Afstemmingsoverleg Resocialisatie (MAR). Het MAR zal de continuïteit van interventies bewaken doordat deze partijen gezamenlijk op casusniveau zullen bekijken welke interventies passend zijn voor de betreffende (ex)gedetineerde met een terroristische achtergrond. Binnen enkele maanden gaat het MAR van start.

Door op deze manier de verbinding te leggen tussen de TA en andere partners wordt zowel op het gebied van veiligheid als op het gebied van re-integratie expertise overgedragen.

De Inspectie Justitie en Veiligheid verricht momenteel onderzoek naar de mogelijkheden voor re-integratie binnen de Terroristenafdelingen. De Inspectie verwacht in het eerste kwartaal van dit jaar het onderzoek te publiceren. U ziet dan ook de beleidsreactie op het rapport tegemoet.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven