nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 2004
In het Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties van uw Kamer op 14 oktober jl. heb ik toegezegd
uw Kamer de AIVD-nota «Van Dawa tot Jihad; de diverse dreigingen van
de radicale islam tegen de democratische rechtsorde» te zenden. Deze
nota treft u bijgaand aan1.
De nota «Van Dawa tot Jihad» is er één in een
reeks zelfstandige, openbare AIVD-publicaties met als doel politiek, bestuur
en samenleving alert te maken op dreigingen tegen de nationale veiligheid.
Uitgangspunt van de nota is dat de radicale islam geen uniform, maar een
pluriform fenomeen is. De radiale islam bestaat uit een veelheid van stromingen,
bewegingen en groeperingen die weliswaar verwantschap met elkaar vertonen,
maar die daarnaast zeer verschillende opvattingen kunnen hebben over de na
te streven doelen en de daarbij te gebruiken middelen. Deze beslaan het gehele
spectrum van aan de ene kant «jihad» (in de betekenis van gewapende
strijd) tegen het Westen tot aan de andere kant «dawa» (via missionering
uitdragen van radicaal islamitische ideologie). Belangrijk is dat ook vanuit
de meer dawa-georiënteerde vormen van de radicale islam dreigingen tegen
de democratische rechtsorde kunnen uitgaan. Deze diversiteit betekent dat
vanuit de radicale islam verschillende vormen van dreiging kunnen uitgaan,
die ieder hun eigen tegenstrategie vereisen.
De nota bevat voor alle betrokken instanties bouwstenen voor het formuleren
van strategieën tegen de dreigingen vanuit verschillende vormen van de
radicale islam. Dit in aanvulling op het beleid dat reeds in gang is gezet.
Om die reden heb ik de nota gezonden aan mijn ambtsgenoten, de Nationaal
Coördinator Terrorismebestrijding, de Commissarissen der Koningin, de
burgemeesters, de korpsbeheerders en de korpschefs van de politie met het
verzoek de inhoud van de AIVD-nota te gebruiken bij het formuleren van beleid
en het nemen van maatregelen gericht op het voorkomen, isoleren
en indammen van radicalisering en terrorisme uit radicaal-islamitische hoek.
In het verlengde hiervan zal ik de nota inbrengen in het zogeheten Strategisch
Veiligheidsberaad, waaraan naast het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties ook de VNG, de G-30 en het IPO deelnemen.
De nota gaat niet over manifeste of te verwachtenconcrete dreigingen die uitgaan van de diverse vormen van de radicale islam.
De nota dient veeleer gelezen te worden als een conceptuele bijdrage aan de
brede benadering van het onderzoek naar dit fenomeen en aan de verdere ontwikkeling,
door alle betrokken bestuursorganen, van een brede tegenstrategie.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. Remkes