29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 301 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2015

Naar aanleiding van de berichtgeving over de zaak Omar H. met de kop «Jihadist ontsnapt aan celstraf en zit bij IS», heeft uw Kamer verzocht om een brief (Handelingen II 2014/15, nr. 49, Regeling van werkzaamheden). Onderstaand ga ik in op dit verzoek, in het perspectief van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme.

Omar H. was bekend bij alle relevante diensten en organisaties en werd besproken in het zogenoemde multidisciplinair casusoverleg. Ten aanzien van hem zijn maatregelen genomen. Zo heeft de Minister van Buitenlandse Zaken, in overeenstemming met de Minister van Financiën en mij, in december 2013 besloten een bevriezingsmaatregel van toepassing te verklaren. Hierdoor zijn de financiële tegoeden bevroren en is het verboden om hem financiële middelen en tegoeden ter beschikking te stellen. Daarnaast was er ten aanzien van hem in december 2013 een paspoort maatregel getroffen.

Tevens was Omar H. onderwerp van een strafrechtelijk traject. Op 23 oktober 2013 werd hij door de rechtbank in Rotterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk voor de voorbereidingshandelingen voor brandstichting/ontploffing en voor opruiing. Nadat Omar H. die straf had uitgezeten was hij, in afwachting van het hoger beroep, op vrije voeten zonder beperkende maatregelen. Het Gerechtshof in Den Haag veroordeelde betrokkene op 28 januari 2015 tot een hogere gevangenisstraf dan de rechtbank had opgelegd. Dit betekent dat Omar H., nadat de zaak onherroepelijk is geworden, nog een aantal maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient uit te zitten. Voor zover bekend bevond betrokkene zich ten tijde van zijn veroordeling niet in Nederland. De informatie over zijn mogelijke vertrek was gedeeld met alle betrokken partijen, waaronder het Openbaar Ministerie (OM).

De maatregelen die ten aanzien van Omar H. werden genomen, hadden tot doel jihadistische risico’s te verminderen en eventuele uitreis te voorkomen. Echter, uitreizen kan niet altijd worden voorkomen. Zo blijft op dit moment bijvoorbeeld reizen binnen Schengen, de EU en naar Turkije mogelijk met een identiteitskaart. Een van de maatregelen in het Actieprogramma is dan ook dat ik met voorstellen kom om ongewenste reisbewegingen van jihadisten verder te beperken, die bijvoorbeeld het reizen op een identiteitskaart onmogelijk moeten maken. Over de concrete voorstellen informeer ik u dit voorjaar. Belangrijk is daarbij te benadrukken, dat dit één van de instrumenten is in een veel grotere reeks, die de risico’s van een jihadistische aanslag in Nederland zoveel mogelijk moeten terugdringen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven