29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 250 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2014

Hierbij bied ik u de samenvatting aan van het 36ste Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN36) van juni 2014. Het dreigingsniveau blijft gehandhaafd op »substantieel».

De formele rapportageperiode van DTN36 loopt van 1 januari 2014 tot 1 april 2014. Relevante recente ontwikkelingen tot en met medio juni 2014 zijn echter eveneens in de analyse verwerkt.

Het DTN wordt drie à vier keer per jaar opgesteld door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, beslaat in principe een kwartaal en is in eerste instantie bedoeld voor de Raad voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Het DTN wordt ook besproken met de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van uw Kamer.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Samenvatting Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 36, juni 2014

Dreigingsniveau

Het dreigingsniveau in Nederland blijft «substantieel». Dit betekent dat de kans op een aanslag tegen Nederland reëel is. De dreiging uit jihadistische hoek blijft de bepalende factor in het dreigingsbeeld. Hoewel er nog veel onduidelijkheid is over de achtergrond van de terroristische aanslag in Brussel in het Joods Museum op 24 mei, wijst alle informatie erop dat die werd uitgevoerd door een jihadistische terugkeerder die gevochten had in Syrië. Deze aanslag illustreert de dreiging die uitgaat van de terugkeer naar Europa van jihadisten die in Syrië hebben deelgenomen aan de strijd. Deze dreiging was voor de NCTV de belangrijkste reden om in maart 2013 het dreigingsniveau te verhogen van «beperkt» naar «substantieel». De door een Fransman uitgevoerde aanslag in Brussel toont aan dat de dreiging die uitgaat van teruggekeerde jihadisten voor heel Europa geldt. Verder blijkt dat terugkeerders ook in een ander land dan hun land van herkomst aanslagen kunnen plegen. Dat betekent dat in potentie alle in Europa teruggekeerde Syriëgangers ook voor Nederland een dreiging kunnen vormen. Ook is het zorgelijk dat er, twee jaar nadat de trek naar Syrië begon, nog steeds Nederlandse jihadisten uitreizen naar Syrië om zich aan te sluiten bij jihadistische strijdgroepen zoals de Islamitische Staat in Irak en de Levant (ISIL, ook wel afgekort als ISIS). De militaire opmars van deze terroristische organisatie in Irak in juni 2014 is een gevaarlijke ontwikkeling, mede omdat het een aanzuigende werking kan hebben op westerse jihadisten. De opkomst van een nieuwe generatie van Europese jihadstrijders in Syrië en mogelijk Irak, inclusief Nederlanders, ontwikkelt zich tot een duurzaam veiligheidsprobleem voor Europa en zal daarom de komende jaren sterk de aandacht blijven opeisen.

De problematiek in Syrië en Irak is niet de enige internationale factor die bijdraagt aan de jihadistische dreiging. In verscheidene landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika maken jihadistische groepen gebruik van lokale conflicten, instabiliteit of zwakke overheden. De verslechtering van de veiligheidssituatie in Libië is een negatieve ontwikkeling. In dit land dreigen lokale en internationale jihadistische terroristische organisaties actiever te worden en het land te gebruiken als uitvalsbasis voor activiteiten elders.

Minder zichtbaar in de media, maar relevant voor de terroristische dreiging is het besef dat terroristische aanslagen niet alleen uit jihadistische hoek komen. Zo waren er in de Verenigde Staten (VS) en het Verenigd Koninkrijk (VK) nieuwe voorbeelden van gewelddadige eenlingen uit extreemrechtse hoek. Voor een dergelijke aanslag zijn in Nederland op dit moment geen aanwijzingen.

Internationale context van de jihadistische dreiging

Het aanhoudende conflict tussen de ISIL enerzijds en Jabhat al Nusra (JaN) en kern al Qa’ida anderzijds houdt aan. Begin januari 2014 escaleerde de broedertwist doordat JaN deelnam aan het gewapend offensief van verschillende rebellengroepen tegen de ISIL. Dit uit de hand gelopen conflict tussen de ISIL en JaN/kern al Qa’ida blijft niet beperkt tot Syrië, maar heeft geleid tot grote spanningen binnen de internationale jihadistische beweging. Hierbij valt op dat een groot deel van de jihadisten en websites steun uitspreekt voor de ISIL. Daarbij is ook veel kritiek waarneembaar op de voorman van kern al Qa’ida, Ayman al-Zawahiri, die volgens sommige jihadisten op jihadistische webfora zou moeten aftreden. Gelet op het feit dat verzoeningspogingen vooralsnog onsuccesvol zijn, kan zich een tweedeling binnen de mondiale jihadistische beweging voor gaan doen. De dreiging tegen het Westen zal hierdoor hoogstwaarschijnlijk niet veranderen. Zowel JaN/kern al Qa’ida als de ISIL heeft immers de intentie en de potentie om het Westen te treffen met terroristische aanslagen. Uit profileringsdrang zouden de groeperingen zelfs meer ijver aan de dag kunnen leggen bij het uitvoeren van aanslagen in het Westen.

Internationale dreiging: Afrika en Azië

Begin juni 2014 is de al langer gespannen situatie tussen soennieten en sjiieten in Irak geëscaleerd. De jihadistische ISIL, in samenwerking met andere soennitische groepen, is erin geslaagd om een groot deel van Irak onder controle te krijgen. Beelden van gewelddadigheden begaan door de ISIL hebben wereldwijd geleid tot een golf van verontwaardiging. De ontwikkelingen kunnen leiden tot een burgeroorlog tussen de soennieten en sjiieten in Irak. De opmars van de ISIL vergroot tevens de aantrekkingskracht op buitenlandse jihadisten. Doordat de ISIL ook actief is in Syrië en dit land aan Irak grenst, ontstaat er een groot gebied in het Midden-Oosten dat onder controle staat van jihadisten. In een dergelijk safe haven kunnen buitenlandse jihadisten, nog meer dan nu al het geval is, strijdervaring opdoen en ook aanslagen voorbereiden die in het Westen gepleegd kunnen worden. Bovendien is zichtbaar dat de ISIL en haar sympathisanten wereldwijd, ook die in Nederland, de militaire opmars van de groepering in jihadistische propaganda uitbuiten en daarmee de status van de groep binnen de mondiale jihad een impuls geven. Dit kan het gevolg hebben dat nog meer westerse jihadisten zich bij de ISIL aansluiten dan nu al het geval is.

In Syrië gaat de gewapende strijd van de rebellen (jihadisten en andere opstandelingen) tegen het Syrische leger en zijn buitenlandse bondgenoten onverminderd door. Het Assad-regime profiteert van de grote verdeeldheid onder de gewapende oppositie en de strijd van verschillende groepen tegen de ISIL, maar slaagt er vooralsnog niet in om de strijd definitief in eigen voordeel te beslechten. Door de toegenomen druk heeft de ISIL zich noodgedwongen steeds meer teruggetrokken richting het noordoosten van Syrië, waar de groepering nog steeds een sterke positie heeft. Gelet op het interne jihadistische conflict, is het voor kern al Qa’ida van strategisch belang dat JaN een goede positie in Syrië heeft en zo een tegenwicht kan bieden aan de ISIL. De activiteiten van JaN en de ISIL richten zich ook op Libanon, een buurland van Syrië. Beide groeperingen waren verantwoordelijk voor een aantal zware aanslagen tegen Hezbollah-doelwitten in het land. De sjiitische Hezbollah uit Libanon steunt namelijk het Syrische regime in diens strijd in Syrië tegen de opstandelingen. Heersende spanningen tussen de diverse bevolkingsgroepen in Libanon escaleren echter vooralsnog niet.

In Egypte heeft het offensief van de autoriteiten aan het begin van 2014 een nieuwe reeks aanslagen in Egypte en de Sinaï niet kunnen voorkomen. Bij die aanslagen werden vooral Egyptische leger- en politiedoelwitten aangevallen door gekende terroristische organisaties, zoals Ansar Bayt al-Maqdis (ABaM), maar ook door nieuwe jihadistische groeperingen. De dreiging geldt niet alleen voor het Egyptische veiligheidsapparaat en infrastructuur, maar richt zich ook op de belangrijkste bronnen van inkomsten: het toerisme, het Suezkanaal en buitenlandse instellingen in Egypte. Hierdoor kunnen ook westerlingen en westerse belangen doelwit zijn van aanslagen. De aanwezigheid van manpads bij ABaM en de capaciteit om deze te gebruiken, vormen een blijvend risico voor de burgerluchtvaart boven de regio. In Libië is geen effectief functionerend staatsgezag meer, waardoor de onveiligheid toeneemt. Tegen deze achtergrond dreigen lokale en internationale jihadistische terroristische organisaties actiever te worden binnen het land en/of het land te gebruiken als uitvalsbasis voor activiteiten elders. Zo zou de prominente jihadist Mokthar Belmokthar in Libië verblijven, mogelijk ter voorbereiding op een aanslag tegen westerse doelwitten in de regio. In Jemen gaat het geweld van Al Qa’ida op het Arabisch Schiereiland (AQAS), ondanks de vele drone-aanvallen, onverminderd door. De dreiging tegen de veiligheidsautoriteiten en westerse belangen in Jemen blijft onverminderd hoog.

Het voortdurende brute optreden van de jihadistische terroristische groepering Boko Haram in Nigeria heeft geleid tot internationale ophef en bemoeienis. Tot op heden beperken de activiteiten van Boko Haram zich voornamelijk tot het land zelf. De mogelijke betrokkenheid van westerse landen bij het bestrijden van Boko Haram kan ertoe leiden dat westerse doelwitten in de regio nadrukkelijker in beeld komen van de groepering. Rebellengroepen alsmede jihadistische groepen blijven de veiligheidssituatie in Noord-Mali negatief beïnvloeden. Ook de stad Gao is enkele malen aangevallen. In deze stad is het Nederlandse contingent gelegerd dat deelneemt aan de Multidimensional Integrated Stabilization Mission in Mali (Minusma). De positie van al Shabaab in Somalië en Kenia blijft sterk. Ook andere landen die troepen in Somalië hebben om daar tegen al Shabaab te strijden, kunnen rekenen op wraakacties van deze terroristische groep. De aanslag van 24 mei 2014 van al Shabaab in Djibouti op een Frans restaurant illustreert deze dreiging.

Het is de Afghaanse Taliban niet gelukt om de presidentverkiezingen in Afghanistan van april en juni 2014 met grote aanslagen te verstoren. Wel voerde de Taliban in aanloop naar de verkiezingen terroristische aanslagen uit die specifiek gericht waren op buitenlanders/de internationale gemeenschap in Afghanistan.

Internationale dreiging: Europa en Noord-Amerika

De terroristische dreiging tegen Europa en Noord-Amerika blijft aanwezig. De belangrijkste component van deze dreiging is de jihadgang vanuit nagenoeg alle westerse landen naar Syrië en de daaraan verbonden risico’s van terugkeerders. Voor het eerst vond er door een terugkeerder uit Syrië uitgevoerde terroristische aanslag plaats in Europa. De 29-jarige Franse Mehdi N. wordt verdacht van het neerschieten van enkele bezoekers bij het Joods Museum in Brussel op zaterdag 24 mei. Bij deze aanslag vielen vier doden. Het is nog onduidelijk waarom de verdachte specifiek het Joodse museum in Brussel als doelwit uitkoos. Joodse locaties zijn vaker doelwit geweest bij jihadistische terroristische aanslagen. Ook maken de staat Israël en het joodse volk als vermeende vijand van de islam een structureel onderdeel uit van de jihadistische propaganda. De aanslag in Brussel bevestigt het grensoverschrijdende karakter en de ernst van de huidige jihadistische dreiging. Niet alleen pleegde de man een aanslag buiten zijn land van herkomst; ook reisde hij tijdens zijn terugkeer uit Syrië via diverse landen naar Europees grondgebied. Dit wijst in eerste instantie op een hoge mate van veiligheidsbewustzijn bij hem, vermoedelijk met als doel om onder de radar te blijven van de Europese veiligheidsinstanties. Het is vooralsnog onduidelijk of de man, die volgens de Franse autoriteiten een jaar vocht bij de ISIL in Syrië, aangestuurd werd door een buitenlandse groepering of dat hij zelfstandig besloot over te gaan tot de aanslag. Europese veiligheidsdiensten hebben al eerder geconstateerd dat jihadistische groeperingen in Syrië (westerse) jihadisten rekruteren, trainen en «tasken». Deze jihadisten kunnen naar Europa worden (terug-)gestuurd om een aanslag te plegen. In de afgelopen periode werd in Frankrijk ook een aanslag van een terugkeerder uit Syrië door de autoriteiten verijdeld. Hij werd op 11 februari gearresteerd in de omgeving van Cannes. Bij huiszoeking in zijn flat werden zelfgefabriceerde explosieven (IED's) aangetroffen die hij zeer waarschijnlijk wilde gebruiken voor het plegen van een aanslag in Frankrijk.

Het Britse Office for Security and Counter-Terrorism (OSCT) meldde eind 2013 dat de dreiging van extreemrechtse eenlingen in het Verenigd Koninkrijk (VK) de laatste jaren is toegenomen. De afgelopen periode deed zich daar in het VK minimaal één voorbeeld van voor, waarbij overigens de autoriteiten wel in staat waren hem vroegtijdig op te sporen. In mei 2014 werd een 42-jarige Brit tot tien jaar cel veroordeeld vanwege het plannen van terroristische aanslagen. De neonazistische en anti-islamitische dader wilde in Noordwest-Engeland moskeeën opblazen met zelfgemaakte explosieven. De politie kwam hem op het spoor toen hij op zijn werk op het internet zocht naar handleidingen voor het maken van explosieven. Ook in de VS deed zich opnieuw een geweldsdaad voor van een extreemrechtse eenling. In Kansas schoot een gekende racistische Vietnam-veteraan drie personen dood in de veronderstelling dat zij Joods waren.

Dreiging tegen Nederland

De ontwikkelingen rond de jihadgang naar Syrië blijven de belangrijkste factor in het huidige dreigingsbeeld. De terroristische aanslag in Brussel toont aan, zoals in het vorige DTN gemeld, dat Europese terugkeerders uit Syrië ook in een ander land dan het land van herkomst actief kunnen worden. Een hoger profiel van een ander land zou bijvoorbeeld voor terugkeerders aanleiding kunnen zijn om niet naar het land van herkomst maar naar een ander land te gaan.

In potentie kunnen alle in Europa teruggekeerde Syriëgangers ook voor Nederland een dreiging vormen. Intussen blijven de uitreizen van Nederlanders naar jihadistische groeperingen in Syrië doorgaan. De interne jihadistische strijd tussen JaN en ISIL heeft hier (vooralsnog) geen remmend effect op. Het is zorgelijk dat de uitreizen naar Syrië, twee jaar nadat deze trek begon, nog steeds plaatsvinden. Het blijkt dat voortdurende jihadistische propaganda en de wervende kracht van Nederlandse jihadstrijders in Syrië blijven appelleren aan nieuw geradicaliseerde jongeren. Op deze wijze wordt tot op heden een continue aanwas van uitreizigers gegenereerd. De aanwas geldt ook voor vrouwen. Hoewel de Nederlandse vrouwen in Syrië niet deelnemen aan gevechtshandelingen, kunnen zij bij terugkeer in Nederland evenzeer gecommitteerd aan het jihadisme zijn en daarmee een dreiging vormen voor Nederland. Eerder bleek al dat Nederlandse jihadisten in Syrië betrokken waren bij ernstige gewelddaden in dit land. Het laatste half jaar hebben voor het eerst ook twee Nederlandse jihadisten zelfmoordaanslagen in Irak en Syrië uitgevoerd.

De jihadistische propaganda blijft vooral via sociale media door Nederlandse jihadisten verspreid worden en is daardoor openlijk en laagdrempelig beschikbaar. Deze propaganda is erop gericht jongeren aan te moedigen om te strijden voor de jihad in Syrië en andere jihadistische strijdgebieden. Daarnaast wordt het karakter van de jihadistische propaganda op Nederlandstalige jihadistische Facebook-groepen gewelddadiger. Zelfmoordaanslagen in jihadistische strijdgebieden worden hierop verheerlijkt. Een risico van dergelijke verheerlijking door Nederlandse jihadisten is dat er een drempelverlagende werking van uit kan gaan.

Van teruggekeerde jihadisten gaat niet alleen een potentiële aanslagdreiging en een radicaliserende werking uit, maar zij kunnen zich in Nederland tevens op gewelddadige wijze inlaten met fondsenwerving voor de jihad. Dit bleek uit de arrestatie in de eerste helft van 2014 van drie personen op verdenking van het plannen van gewelddadige overvallen in Nederland met als doel de internationale jihad financieel te ondersteunen.

Gewelddadige radicalisering en polarisatie

Dat het radicaal-islamitische landschap in Nederland de laatste twee jaar ingrijpend veranderd is, kan niet los worden gezien van internationale ontwikkelingen. Radicaal-islamitische groeperingen hadden tot ongeveer twee jaar geleden nauwelijks een podium in Nederland. De ontwikkelingen in voornamelijk Syrië hebben echter een gunstig klimaat geschapen voor dit soort groepen. Het gebruik van geweld door jihadisten in Syrië wordt door radicaal-islamitische Nederlanders als legitiem beschouwd. Door in te zetten op de propagandistische inkleuring van de actualiteit worden jongeren aangetrokken tot het jihadistisch vertoog en wordt de (potentiële) achterban verbreed. Zo gebruiken Nederlandse jihadisten in hun propaganda het sektarische conflict in Syrië en Irak om het vijandbeeld van sjiieten te versterken. Deze propaganda bevat (vooralsnog) geen directe concrete bedreigingen richting Nederlandse sjiitische personen of organisaties, maar vergroot wel het risico op toenemende polarisatie en mogelijk escalatie tussen de twee islamitische geloofsstromingen in Nederland.

Tijdens en in aanloop naar de Nuclear Security Summit (NSS) op 24 en 25 maart 2014 in Den Haag hebben zich vanuit extreemlinkse hoek enkele «extremisme light» acties voorgedaan. De doorgaans meest actieve groep binnen extreemlinks, de asielrechtenextremisten, voerden de afgelopen maanden relatief weinig (buitenwettelijke) acties uit. Er zijn echter geen aanwijzingen dat de kleine volhardende kern van asielrechtenextremisten structureel af zou willen zien van buitenwettelijke acties. De relatieve rust in de activiteiten van dierenrechtenextremisten heeft zich opnieuw doorgezet. Er was geen sprake van grote buitenwettelijke acties. De afgelopen periode zijn de acties tegen de gaswinning in Groningen geïntensiveerd. De plannen van het kabinet voor aanpassing van de gaswinning en voor compensatieregelingen zorgden er niet voor dat de harde kern van het verzet afziet van verdere acties. De inmenging van de landelijk opererende, radicale milieugroepering GroenFront! in het radicale verzet tegen gaswinning zorgt vanaf januari 2014 voor een professionalisering en verharding van de acties.

Al een decennium zijn extreemrechtse en rechts-extremistische actievoerders niet in staat grote groepen te mobiliseren voor hun activiteiten. Diverse extreemrechtse groepen probeerden niettemin actuele zaken voor eigen gewin te kapitaliseren. Extreemrechts speelde met het aankondigen van demonstraties in op maatschappelijke polarisatie (zie hieronder), gebeurtenissen in Deurne en de voorwaardelijke invrijheidstelling van Volkert van der G. Al deze initiatieven trekken media-aandacht, waar het de initiatiefnemers mede om te doen is, maar lijken opnieuw niet te leiden tot groei van de extreemrechtse beweging. Wel kunnen door dergelijke initiatieven mogelijk confrontaties ontstaan met allochtone of extreemlinkse actiegroepen en kan de polarisatie tussen bevolkingsgroepen binnen de maatschappij (verder) toenemen.

De gepolariseerde discussie over de islam in het algemeen en de positie van Marokkaanse Nederlanders in het bijzonder kende de afgelopen periode een opleving. In dit gepolariseerde en verhitte klimaat kregen lokale incidenten ruime aandacht in de landelijke media en het publieke debat. Een overval bij een juweliersechtpaar in Deurne op 28 maart, waarbij twee Marokkaans-Nederlandse overvallers werden doodgeschoten, leidde tot stevige debatten over de grenzen van noodweer en over de oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse jongemannen bij misdrijven. In dezelfde periode kwam het bericht naar buiten over de mogelijke mishandeling van een niqaabdraagster in Eindhoven en nam burgemeester Van Aartsen van Den Haag publiekelijk stelling tegen racistisch geweld in de Scheveningse wijk Duindorp. Hoewel er geen causaal verband bestaat tussen de incidenten wordt door velen in het publieke debat wel een relatie gelegd; namelijk dat deze incidenten voorbeelden zouden zijn van racisme in Nederland. Dit kan tot gevolg hebben dat sommige bevolkingsgroepen het gevoel hebben dat zij worden aangevallen. Het gepolariseerde klimaat is daarmee niet alleen een onschuldige uitlaatklep voor emoties, maar herbergt ook risico’s omdat eventuele triggerevents tot een dynamiek van (onvoorziene) acties en reacties kunnen leiden.

Weerstand

In Nederland is er een grote afkeer van ideologisch gemotiveerd geweld. Dit geldt ook voor de moslimbevolking in Nederland. Er zijn echter zorgen over de weerbaarheid onder de moslimbevolking over langere termijn. In het vorige DTN zijn al signalen beschreven dat de weerbaarheid binnen moslimgemeenschappen in toenemende mate onder druk komt te staan door intimiderend optreden van een kleine groep jihadistische jongeren. Dit jihadistische intimiderende optreden werd in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2014 opnieuw zichtbaar. Nederlandse jihadisten voerden fel actie tegen de deelname van moslims aan de gemeenteraadsverkiezingen. De jihadisten zijn ervan overtuigd dat moslims afstand moeten doen van zowel hun actieve als passieve kiesrecht vanwege het in hun ogen on-islamitische karakter van verkiezingen. Ondanks deze intimidatiepogingen heeft de doelgroep zich voor zover na te gaan uiteindelijk niet laten beïnvloeden en heeft men deelgenomen aan de verkiezingen.

Naar boven