29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 210 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 maart 2012

Hierbij bied ik u de samenvatting aan van het achtentwintigste Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN28) van maart 2012. Het dreigingsniveau blijft staan op «beperkt».

De formele rapportageperiode van DTN28 loopt van 20 september 2011 tot en met 31 december 2011. Relevante recente ontwikkelingen tot en met 6 maart 2012 zijn echter eveneens in de analyse verwerkt.

Het DTN wordt vier keer per jaar opgesteld door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, beslaat in principe een kwartaal en is in eerste instantie bedoeld voor de Raad voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Het DTN wordt ook besproken met de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van uw Kamer.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Samenvatting Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland, maart 2012 (DTN28)

Dreigingsniveau

Er hebben zich de afgelopen maanden geen majeure wijzigingen voorgedaan in het dreigingsbeeld. Het dreigingsniveau voor Nederland blijft derhalve «beperkt». Dit betekent dat de kans op een terroristische aanslag momenteel gering is, maar niet is uit te sluiten. De beperkte dreiging komt vooral voort uit de manifestatie van het internationale jihadisme. Zoals geconstateerd in DTN27 verlichten enkele ontwikkelingen het dreigingsbeeld voor het Westen enigszins. De slagkracht van kern al Qa’ida is aangetast door de dood van verschillende leiders. De diverse regionale, aan kern al Qa’ida gelieerde organisaties lijken momenteel voornamelijk gefocust op zowel de gewapende als de politieke strijd in delen van Afrika en Azië. Maar de uitkomst van die strijd is nog hoogst onzeker. Mogelijk profiteren jihadisten in sommige landen van de politieke en militaire ontwikkelingen, hetgeen op termijn opnieuw een hogere dreiging voor westerse landen kan opleveren. Ook is de jihadistische ideologie nog steeds in staat individuen en groepen te inspireren tot actie in en tegen westerse landen, getuige opnieuw diverse arrestaties in Europa en Noord-Amerika.

Nederland en zijn onderdanen zijn nog steeds legitieme doelwitten voor jihadisten, vanwege de vermeende discriminatie van moslims, de gepercipieerde beledigingen van de islam en de profeet Mohammed in ons land, en de deelname aan (militaire) missies in islamitische landen. In DTN27 werd vermeld dat er minder vaak dreigingen tegen Nederland werden geuit op (jihadistische) websites. Maar in december 2011 was er sprake van een korte opleving, toen bedreigingen werden geplaatst tegen Amsterdam en tegen Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen. Nederlanders en Nederlandse belangen in het buitenland lopen meer risico geconfronteerd te worden met terrorisme dan in Nederland zelf. Dit bleek recentelijk bijvoorbeeld bij de ontvoeringen van twee Nederlandse toeristen, in Mali door «al Qa’ida in de Islamitische Maghreb» (AQIM) en in de Filippijnen door de jihadistische groep Abu Sayyaf.

Jihadistische netwerken in Nederland zijn meer gefocust op de jihad in het buitenland dan in Nederland. Het is zorgwekkend dat het aantal jihadisten dat uitreist naar een jihadistisch strijdgebied in de afgelopen jaren is gegroeid en dat zij vaker hun doel weten te bereiken. Zij hebben de kennis en contacten die nodig zijn om nieuwe jihadreizen uit Nederland te organiseren. Bij terugkeer kunnen zij anderen enthousiasmeren tot een jihadreis en hen daarbij helpen. Ook kunnen zij hun opgedane strijdervaring gebruiken voor een aanslag in Nederland. Voor dit laatste zijn momenteel geen concrete aanwijzingen.

Hoewel het jihadisme de voornaamste bron van terroristische dreiging tegen Nederland is, blijft alertheid geboden ten aanzien van andere vormen van ideologisch gemotiveerd geweld. Het is immers voorstelbaar dat dergelijk geweld ook doelen in Nederland, of Nederlandse belangen in het buitenland kan treffen. Na de geweldsdaden van Breivik in Noorwegen toonden ook andere Europese incidenten aan dat deze dreiging meer dan theoretisch is. In Florence schoot een sympathisant van het neo-fascisme vijf Senegalezen neer en doodde daarbij twee van hen. In Duitsland werd bekend dat tien onopgeloste moorden op voornamelijk Turkse allochtonen uit de periode 2000–2006 waren gepleegd door de Nationalsozialistischer Untergrund, een rechts-extremistische groep. Opnieuw zond een anarchistische groep, dit keer uit Italië, bombrieven naar doelen in Rome, Frankfurt en Parijs.

In Nederland blijven radicale groeperingen grotendeels handelen binnen de grenzen van de wet. Er werden in het laatste kwartaal van 2011 diverse incidenten gemeld van islamistische radicalen, links-, rechts-, dierenrechten- en asielrechtenextremisten, maar die waren niet van zeer ernstige aard. Wel werden bij een Noord-Hollandse rechts-extremistische groep wapens aangetroffen. De wapens waren waarschijnlijk bedoeld voor de verkoop, niet voor een aanslag. De weerstand tegen geweld uit ideologische overwegingen blijft in Nederland hoog.

Kern al Qa’ida en gerelateerde groepen

De slagkracht van kern al Qa’ida is in de afgelopen periode verder verminderd door de uitschakeling van verschillende strijders en kaderleden, vooral door toedoen van luchtaanvallen. Leider al-Zawahiri roept jihadisten in het Midden-Oosten en Noord-Afrika op om aansluiting te zoeken bij politieke ontwikkelingen om zo de islamitische staat te verwezenlijken. De dreiging van kern al Qa’ida richting Europa is nog wel aanwezig, getuige bijvoorbeeld de arrestaties van jihadisten in Düsseldorf in april en in december 2011, maar lijkt de laatste jaren sterk verminderd. Ook van de aan kern al Qa’ida gerelateerde organisaties lijkt minder dreiging uit te gaan richting westerse landen. In de diverse incidenten en verstoorde acties in Europa in 2011 is betrokkenheid van die organisaties zelden aangetoond. Wel beïnvloedt de jihadistische propaganda, zoals verspreid op het internet, de denkwereld van sommige moslims in westerse landen. De Engelstalige propaganda lijkt met de uitschakeling van al Awlaki en Samir Khan in september 2011 wel een klap te zijn toegebracht: het internetmagazine «Inspire» verscheen sindsdien niet meer.

Hoewel de uitstraling naar het Westen momenteel dus beperkt lijkt, blijft de situatie in diverse landen waar jihadisten actief zijn zorgwekkend. In Pakistan hebben extremistische groeperingen waarschijnlijk gebruikgemaakt van de tijdelijke vermindering van het aantal bombardementen om te hergroeperen en nieuwe campagnes voor te bereiden. In Afghanistan is sprake van voorzichtige toenadering aan de onderhandelingstafel tussen de Verenigde Staten en de Taliban. Het geweld houdt echter aan. De opstandelingen richten zich nu vooral op de Afghaanse autoriteiten. ISAF-troepen zijn een secundair doelwit geworden. AQIM in Noord-Afrika zet zijn inspanningen om meer wapens te verwerven door en is actief met het ontvoeren van buitenlanders. In Egypte is een nieuwe jihadistische groep actief in de Sinaï. In Jemen wordt de positie van AQAS («al Qa’ida op het Arabisch Schiereiland») in het zuiden, waar het in gevecht is met regeringtroepen, steeds sterker. Ook zijn er indicaties dat de strijd in Jemen steeds meer aantrekkingskracht heeft op buitenlandse jihadisten. Dat geldt eveneens voor al Shabaab in Somalië, dat wellicht de meeste buitenlandse jihadstrijders trekt. Door vooral de Ethiopische en Keniaanse interventie staat de groepering onder grote druk. De terroristische dreiging in buurland Kenia neemt toe; er vonden verschillende aanslagen plaats waarvan er één werd geclaimd door al Shabaab. Het gewapend conflict in Syrië gaat vooralsnog door, berichten over de betrokkenheid van jihadisten zijn niet eenduidig. De verwikkelingen in bovenstaande landen maken de kans dat Nederlanders en Nederlandse belangen in die landen geconfronteerd worden met jihadistisch terrorisme groter dan in Nederland. Dat verhoogde risico werd in de onderhavige periode onderstreept door de ontvoeringen van Nederlandse toeristen in Mali door AQIM (op 25 november 2011) en in de Filippijnen door Abu Sayyaf (op 1 februari 2012).

Europa en Noord-Amerika

In Europa en Noord-Amerika blijft de dreiging van terroristisch en extremistisch geweld aanwezig. Er waren in de afgelopen periode geen jihadistische aanslagen, met uitzondering wellicht van een aanslag door onbekenden met een molotovcocktail op het Franse satirische blad «Charlie Hebdo» op 2 november 2011. Niemand raakte gewond. Het blad had kort ervoor aangekondigd een editie over islamisten in Libië en Tunesië te publiceren, met de profeet Mohammed als fictief hoofdredacteur. De aanslag werd niet geclaimd, waardoor niet is vast te stellen of jihadistische motieven een rol speelden. Diverse aanhoudingen in het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Spanje en Duitsland, waarmee mogelijke jihadistische acties werden voorkomen, maken duidelijk dat jihadisten westerse landen nog immer in het vizier hebben.

Op het gebied van rechtsextremistisch en links-anarchistisch geweld waren er incidenten in diverse landen. Een sympathisant van het neo-fascisme beschoot op 12 december vijf Senegalezen in Florence en doodde daarbij twee van hen. Italiaanse anarchisten stuurden bombrieven naar doelen in Frankfurt, Rome en Parijs. Eén persoon raakte licht gewond. Verder was er opnieuw een voorbeeld van een «spreeshooting», toen een man in Luik vier willekeurige mensen doodde met handgranaten en een vuurwapen, waarna hij zelfmoord pleegde. De dader liet geen enkele verklaring voor zijn daad na. Ook de Nederlandse gewelddadige eenlingen Tates (Apeldoorn 2009) en Van der Vlis (Alphen aan de Rijn 2011) lieten niets na waaruit een helder motief bleek. Woede tegen de samenleving of de staat, een fascinatie voor wapens en psycho-sociale problemen spelen vaak een rol bij dergelijke geweldsdaden van eenlingen. Hoewel het geen extremisme of terrorisme in de traditionele zin van het woord betreft, zijn er belangrijke overeenkomsten qua geweldsvorm, doelwitten en maatschappelijke onrust.

Dreiging tegen Nederland

De beperkte terroristische dreiging voor Nederland is nog steeds voornamelijk gerelateerd aan het internationale jihadisme. Er zijn geen aanwijzingen voor terroristische dreiging uit andere ideologische hoeken tegen Nederland. Het Nederlandse profiel onder jihadisten is onverminderd hoog. Nederland blijft op het jihadistisch netvlies staan als land dat islamvijandig is, moslims discrimineert, toestaat dat de islam en profeet worden beledigd en deelneemt aan (militaire) missies in islamitische landen. In DTN27 werd vastgesteld dat de aandacht voor Nederland op jihadistische websites leek te zijn geluwd. In de afgelopen periode leefde die echter kortstondig op toen een gerucht, ontstaan in 2008, nieuw leven werd ingeblazen: Nederland zou toestaan dat er een erotische film over de vrouwen van profeet Mohammed zou worden gepubliceerd. Het leidde tot een bedreiging tegen Amsterdam op een belangrijk jihadistisch forum, tot dreigementen op Facebook tegen Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen en tot vier demonstraties bij de ambassade in Tripoli. Daarna ebde de aandacht snel weg. De voorvallen tonen aan dat vermeende islambeledigende activiteiten snel een sterk mobiliserend effect kunnen hebben, waarbij in diverse landen op verschillende wijze acties worden ondernomen, zowel virtueel als fysiek. Nederlandse personen en belangen in het buitenland kunnen daarmee worden geconfronteerd.

Jihadistische netwerken in Nederland zijn meer gefocust op de strijd in jihadistische strijdgebieden in het buitenland dan op het voeren van een jihad in Nederland. Zorgelijk in dit verband zijn de pogingen van Nederlandse jihadisten om die strijdgebieden te bereiken. Het aantal jihadreizigers is de afgelopen jaren gegroeid en ze bereiken vaker hun doel. Ook andere gebieden dan Pakistan, Afghanistan en Somalië raken steeds meer in trek als reisdoel. Sommige jihadisten proberen aansluiting te vinden bij strijdgroepen in landen als Libië, Egypte en Syrië. Zij vormen een bedreiging voor westerse belangen in die regio’s. Daarnaast bestaat het gevaar dat zij de opgedane kennis en ervaring na terugkomst in Nederland toepassen. Van teruggekeerde jihadisten gaat op dit moment echter beperkte dreiging uit.

Radicalisering en polarisatie

Diverse radicale en extremistische bewegingen lieten van zich horen in de afgelopen periode, hoewel grote incidenten uitbleven. Sharia4Holland, de activistische radicale islamistische groep, verstoorde op intimiderende wijze een lezing in «De Balie» te Amsterdam in november 2011. De kleine groep probeert zijn aanhang te vergroten met een meer provocerende houding, die zijn zuidelijke evenknie Sharia4Belgium ook tentoon spreidt. Bij de Noord-Hollandse rechts-extremistische groep Vanguard/Ulfhednar werden wapens aangetroffen. De wapens waren waarschijnlijk bedoeld voor doorverkoop, niet voor het plegen van een aanslag. Ook van dierenrechten- en linkse extremisten werden diverse acties geregistreerd, zonder gewelddadig karakter overigens.

Weerstand

De weerstand van de Nederlandse bevolking tegen ideologisch geweld is onverminderd hoog. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de geringe omvang van extremistische bewegingen van diverse snit. Sharia4Holland en Hizb ut-Tahrir trekken weliswaar geregeld media-aandacht, maar blijven splintergroeperingen, hetgeen ook geldt voor gelijksoortige clubs in rechtse en linkse hoeken. Via het internet wordt duidelijk dat er wel een bepaald draagvlak voor hun extremistische ideeën bestaat. Sommigen willen ook wel een stap verder gaan, getuige de jaarlijks diverse keren dat moskeeën in Nederland worden beklad, ontheiligd of zelfs met brandstichting geconfronteerd, mogelijk door personen met een rechts-extremistische achtergrond. Het zijn verspreide, niet geregisseerde incidenten, die ook in aantal lijken af te nemen. Gewelddadig extremistisch gedachtegoed vindt over het algemeen weinig weerklank op internet. Dat geldt niet alleen voor het jihadistische vertoog. Het gedachtegoed van de Noorse terrorist Anders Breivik bijvoorbeeld, vertoont grote overeenkomsten met de opvattingen van verschillende groepen in Nederland die ijveren tegen de islam, de multiculturele samenleving en het «linkse establishment». De extreem gewelddadige doorvertaling die Breivik maakte krijgt echter nauwelijks steun, niet in woord, niet in daad.

Tegenmaatregelen

In vier zaken behorend tot het zogenaamde «Piranhaproces» tegen Samir A. en vijf andere personen deed de Hoge Raad in de afgelopen maanden uitspraak. De vonnissen van het gerechtshof ’s-Gravenhage in de zaken van Soumaya S. en het echtpaar Lahbib B. en Hanan S. werden vernietigd. In de eerste zaak speelde vooral de behandeling door het hof van vertrouwelijk bewijsmateriaal en het horen van een medewerker van de AIVD een cruciale rol in het oordeel van de Hoge Raad. In de twee andere zaken draaide het onder andere om de vraag of de echtelieden wisten dat zij deelnamen aan een organisatie met een terroristisch oogmerk. In de vierde zaak, die van Nourridin el F., verwierp de Hoge Raad het cassatieberoep van de veroordeelde. De vier hebben overigens inmiddels hun straf uitgezeten. El F. was de laatste van deze vier die gedetineerd was. Hij kwam op 6 juni 2011 vrij waarna hij naar Marokko vertrok. Van de veroordeelden in het Piranhaproces is alleen Samir A. nog gedetineerd.

In de afgelopen zes jaar werden in Nederland vijftig personen tot ongewenst vreemdeling verklaard en 31 personen verwijderd in verband met terroristische activiteiten, radicalisering of jihadisme. De terroristische dreiging, met name die van binnenlandse netwerken, is al langere tijd beperkt. Dit betekent dat vreemdelingenrechtelijke maatregelen, evenals overigens diverse andere contraterrorisme-instrumenten, in beperkte mate behoeven te worden ingezet. Verder hebben personen, die zich in Nederland bezig houden met extremistische of terroristische activiteiten, meestal de Nederlandse of mede de Nederlandse nationaliteit. Ontneming van het Nederlanderschap kan alleen in uitzonderlijke gevallen, hetgeen de toepasbaarheid van het vreemdelingenrechtelijke instrumentarium beperkt.

Naar boven