29 754
Terrorismebestrijding

nr. 131
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juni 2008

In november 2007 ontving uw Kamer de zevende voortgangsrapportage terrorismebestrijding1. Met deze brief bieden wij u de achtste voortgangsrapportage aan. De rapportage behandelt de voortgang die het afgelopen half jaar is geboekt bij de ontwikkeling en uitvoering van de verschillende onderdelen van het antiterrorismebeleid. Daarbij gaat het achtereenvolgens om het tegengaan van radicalisering, de internationale samenwerking, het creëren van een slagvaardige instrumenten en organisatie, het treffen van veiligheidsmaatregelen, het voorbereid zijn op (de gevolgen van) een mogelijke aanslag en communicatie en voorlichting. De voortgangsrapportage begint zoals gebruikelijk met een samenvatting van het meest recente Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN). Het DTN wordt vier keer per jaar opgesteld door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) en valt onder zijn verantwoordelijkheid. Bij de voortgangsrapportage is een actiepuntenlijst bijgevoegd.

1. Samenvatting Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland mei 2008

Het huidige dreigingsbeeld is niet wezenlijk anders dan het beeld van DTN12. De voorstelbare internationale terroristische dreiging tegen Europa en dus ook Nederland blijft onmiskenbaar aanwezig. Deze is vooral afkomstig uit Pakistan/Afghanistan alsook uit Noord-Afrika en Irak. Gerelateerd aan de voorstelbare internationale dreiging is het hoge internationale profiel van Europa en daarbinnen Nederland. Europa heeft de afgelopen periode wederom flink in de aandacht van internationale jihadistische netwerken gestaan.

In DTN12 was sprake van een verhoogd profiel van Nederland vanwege de aangekondigde film van de PVV-fractievoorzitter over de Koran. De negatieve effecten zijn sinds het uitkomen van de film tot nu toe beperkt gebleven, maar de film en de publiciteit er omheen raken een gevoelig thema in de islamitische wereld en hebben Nederland om ook die reden op het netvlies van jihadisten gezet.

Dat het dreigingsniveau op Substantieel blijft staan is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de genoemde internationale dreiging en het internationale profiel van Nederland.

Terrorisme

Internationale dreiging

Europa heeft de afgelopen periode wederom nadrukkelijk in de belangstelling gestaan van het internationaal jihadisme. Gebeurtenissen in Europa, zoals de herdruk in Denemarken van een Mohammed-cartoon, het uitbrengen van de film Fitna en de doop door de Paus van een bekende Egyptische bekeerling, zijn thema’s die internationaal aandacht genieten onder radicale moslims. Zij grijpen deze gebeurtenissen aan als illustratie voor hun beweringen dat Europa bezig is met een anti-islamitische campagne. De nieuwste video- en audioboodschappen van al Qa’ida-leiders Bin Laden en al Zawahiri ondersteunen deze waarneming. Beiden geven duidelijk aan dat het beledigen van de islam, vooral van de profeet Mohammed, niet ongestraft kan plaatsvinden. Zij richten zich daarbij nadrukkelijk op Europa, verwijzend naar de Deense Mohammed-cartoons. Al Zawahiri heeft zich separaat van zijn publieke radioboodschap gericht tot al Qa’ida in de Islamitische Maghreb (AQIM) en de Islamitische Staat in Irak (ISI) met het verzoek om acties uit te voeren tegen Europa en specifiek Denemarken. AQIM heeft in een verklaring gewezen op een mislukte autobomaanslag op de Deense ambassade in Algiers.

De internationale dreiging vanuit het grensgebied van Pakistan en Afghanistan heeft ook de afgelopen periode voor Europa bestaan. In mindere mate gold dat voor de dreiging vanuit Irak. De veiligheidssituatie in het Pakistaans/Afghaanse grensgebied verslechtert verder en de nieuwe Pakistaanse regering lijkt eerder bereid tot het onderhandelen met, dan het daadwerkelijk aanpakken van terroristische groepen aldaar. Er is namelijk te weinig draagvlak bij leger en bevolking voor de harde koers die de vorige Pakistaanse regering koos. Dit kan leiden tot meer bewegingsvrijheid van terroristische groepen aldaar die zich richten op gebieden buiten Pakistan, zoals Afghanistan en Europa. De ten tijde van DTN12 geconstateerde gekende Pakistaans/Afghaanse invloed op de dreiging tegen Europa via de zogeheten Barcelona-cel, met vertakkingen in verschillende Europese landen, heeft in Nederland geleid tot de aanhouding van een Pakistaan in Breda. Met de arrestaties in Europa is de dreiging van dit specifieke netwerk geëlimineerd. De zaak toont echter aan dat meer dan voorheen rekening moet worden gehouden met dergelijke manifestaties van de internationale dreiging in Europa, dus ook in Nederland.

Transnationale netwerken blijven in potentie risicovol voor zowel Nederland als andere landen, in de vorm van ondersteuning of de wens voor deelname aan de internationale jihad. Er zijn ten opzichte van DTN12 echter geen nieuwe ontwikkelingen op dat vlak te melden.

Profiel Nederland

Handelingen en uitspraken die gericht zijn tegen de islam en Koran genereren een hoog profiel, zoals ook bleek uit de genoemde recente boodschappen van al Qa’ida leiders Bin Laden en al Zawahiri. Internationaal heeft de verschijning van de film van de PVV-fractievoorzitter over de Koran veel aandacht gekregen hoewel Nederland, in tegenstelling tot Denemarken met de herpublicatie van een Mohammed-cartoon, niet expliciet genoemd is in de recente verklaringen van leiders al Qa’ida. Mogelijk dateren deze verklaringen echter van (vlak) voor de publicatie van Fitna. In verschillende islamitische landen hebben demonstraties tegen Fitna plaatsgevonden, meestal met een vreedzaam karakter. Wel werd door demonstranten herhaaldelijk opgeroepen tot geweld tegen de PVV-fractievoorzitter of Nederland of werden Nederlandse vlaggen verbrand. Alleen een Nederlands consulaat in Indonesië is daadwerkelijk met geweld geconfronteerd. Daarnaast is er informatie die wijst op een dreiging tegen de Nederlandse ambassades in Pakistan en Afghanistan. Verder zijn er op het internet en tijdens demonstraties dreigingen geuit tegen de PVV-fractievoorzitter en Nederland en is in verschillende islamitische landen opgeroepen Nederlandse producten te boycotten. Tot nu toe hebben de aangekondigde boycots van Nederlandse producten weinig effect gesorteerd. Opvallend is wel dat oproepen tot boycots voornamelijk uit de private sfeer komen. Ten tijde van de eerste Deense cartooncrisis werden Deense producten in islamitische landen vooral ook geboycot na oproepen daar van overheidszijde. Van officiële zijde is in veel islamitische landen nu juist gematigd gereageerd. De internationale inspanningen van de Nederlandse overheid om de Nederlandse situatie uit te leggen en afstand te nemen van de film Fitna hebben tot nu toe hun vruchten afgeworpen, zo blijkt ook uit de internationale reacties op deze inspanningen. Ditzelfde geldt voor Nederlandse moslimorganisaties die in islamitische landen het negatieve beeld over Nederland zo veel als mogelijk hebben gecorrigeerd. Wel hebben veel islamitische landen, waaronder de 57 leden van de Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC), de film veroordeeld en Nederland opgeroepen de PVV-fractievoorzitter strafrechtelijk te vervolgen en de film te verbieden.

Andere reacties op de film bestonden uit het hacken (de-facen) van Nederlandse websites. Ook werden door de Taliban enkele aanslagen op Nederlandse militairen in Afghanistan geclaimd als een reactie op de film van de PVV-voorzitter. De motivatieclaims zijn soms aantoonbaar onjuist, maar soms ook moeilijk te verifiëren. Weliswaar heeft de Taliban Shura in Quetta (Pakistan) opdracht gegeven gerichte aanslagen op Nederlandse doelwitten op te voeren doch de bermbommenstrategie wordt door de Taliban al veel langer gevolgd, ook tegen Nederlandse militairen. Veelal betreffen claims dus propaganda. Opvallend is verder dat Nederland (film Fitna) en Denemarken (Mohammed-cartoons) in sommige islamitische landen met elkaar worden verward. Voor velen in de islamitische wereld geldt dat onderscheid tussen Europese landen minder relevant is: Europa wordt in den brede gezien als islamvijandig.

Tot slot moet opgemerkt worden dat het internationale profiel ook op langere termijn kan worden beïnvloed door de film Fitna, vooral ook daar waar het mogelijke reacties betreft: de reeds in DTN12 gemelde plannen in Denemarken voor een aanslag op een van de tekenaars van de Mohammed-cartoons, twee jaar na dato, toont aan dat de dreiging lang kan blijven bestaan.

De ontwikkelingen binnen gekende lokale terroristische netwerken in Nederland leiden niet tot een verhoogde dreiging. De film Fitna heeft tot nu toe binnen gekende lokale netwerken eerder tot gelatenheid geleid dan dat tot meer geweldsbereidheid uit deze hoek.

Radicalisering en Polarisatie

De verspreiding van het radicaal-islamitische gedachtegoed vindt steeds meer plaats via de internet-chatservice Paltalk. Deze maakt het mogelijk om een grote groep toehoorders te bereiken: jongeren kunnen vanaf hun eigen computer de chatroom bezoeken waar een jongerenprediker zijn lezing geeft. Dit maakt het mogelijk dat rondreizende jongerenpredikers niet alleen ter plekke aanwezige toehoorders kunnen bedienen, maar een veel breder veld. Een bijkomend voordeel dat Paltalk in de ogen van orthodoxe moslims biedt is dat ook moslimvrouwen de lezingen kunnen bezoeken zonder dat zij daarvoor fysiek in dezelfde ruimte als mannen hoeven te zijn.

Ondanks de initiatieven tegen polarisatie voelen sommige moslimjongeren zich in het algemeen minder thuis in Nederland. Deze jongeren spreken steeds vaker over een mogelijk vertrek naar «moslimvriendelijker» landen in Europa, of te verhuizen naar het moederland. Enkele van deze jongeren hebben de daad bij het woord gevoegd. Een onderzoek van het Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling (FORUM) laat zien dat 30% van de allochtone jongeren hun toekomst niet in Nederland zien zitten. Verder zijn volgens het Contactorgaan Moslims en Overheid tientallen jonge allochtonen, veelal hoger opgeleiden, reeds naar het buitenland vertrokken. Economische kansen in het buitenland kunnen hierbij overigens eveneens een rol spelen.

Weerstand

Weerbaarheid

Sinds de publicatie van de film Fitna van de PVV-fractievoorzitter is ten aanzien daarvan in Nederland geen sprake geweest van protestdemonstraties of geweld uit islamitische kring. Wel hebben sommige moslimorganisaties (zoals het Samenwerkingsverband van Marokkanen in Nederland en de aan Milli Görüs gelieerde Nederlandse Islamitische Federatie (NIF)) juridische stappen genomen tegen de film en de standpunten van de maker ervan over de islam.

De commotie rondom Fitna heeft de Marokkaanse gemeenschap een impuls gegeven de traditioneel zwakke organisatiestructuur te versterken. Het op 20 januari opgerichte Landelijk Beraad Marokkanen (LBM) heeft een belangrijke rol gespeeld de onrust binnen de Marokkaanse gemeenschap over de film te kanaliseren en heeft ook de moslimwereld opgeroepen om Nederlandse producten niet te boycotten.

Net als de mainstream-moslims hebben ook de salafisten een gematigde toon aangeslagen over Fitna. Vooral de verklaring van 6 februari 2008 van de Stichting Islamitische Comité van Ahlu-Sunnah is vermeldenswaardig. In de verklaring van deze stichting, waarbij de voornaamste Nederlandse politieke salafisten zijn aangesloten, wordt gesteld dat uitspraken van de PVV-fractievoorzitter «fanatisme en haat» veroorzaken. Verder wordt opgeroepen de Koran alleen met vreedzame middelen te verdedigen. Ook na het uitbrengen van Fitna bleven de reacties op deze film vanuit salafistische kringen gematigd.

Los van de film Fitna blijkt uit de polemiek tussen de Amsterdamse stadsdeelraad-voorzitter Marcouch en de salafistische imam Jneid dat delen binnen de Marokkaanse gemeenschap zich voor het eerst duidelijk publiekelijk stelling hebben genomen tegen de polariserende en anti-integratieve boodschap van de salafisten. De claim van de salafisten dat zij de «ware» islam vertegenwoordigen wordt nadrukkelijk verworpen.

De commotie rond de film Fitna lijkt te hebben geleid tot een toenadering tussen christelijke en islamitische organisaties. Verschillende organisaties met een christelijke grondslag hebben standpunten van de PVV-fractievoorzitter ten aanzien van de islam sterk bekritiseerd en nemen samen met moslimorganisaties initiatieven om de sociale spanningen in Nederland en daarbuiten te verminderen. Opvallend hierbij is vooral de samenwerking tussen de Wereldraad van Kerken en de Protestantse Kerk Nederland (PKN) enerzijds en het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) en de Contact Groep Islam (CGI) anderzijds. Deze organisaties hebben in maart 2008 een «verzoeningsmissie» aan moslimorganisaties in Egypte gebracht om de eventuele nadelige effecten van de film te neutraliseren.

In DTN12 is gemeld dat de Nederlandse tak van de radicaal-islamitische beweging Hizb ut Tahrir (HuT) zich de afgelopen maanden vooral heeft gericht op het mobiliseren van Nederlandse moslims tegen de (toen nog voorgenomen) film Fitna. Enkele dagen na het verschijnen van Fitna heeft de HuT op haar website expliciet.nl de film een «schertsvertoning» genoemd: koranverzen zijn uit hun context gerukt en dialoog wordt uit de weg gegaan. Aan het eind van het communiqué roept de HuT moslims op om hun stilte te verbreken en hun heiligdommen met alle mogelijke vreedzame middelen te verdedigen.

Vanuit extreemrechtse hoek, de ultranationalistische groep Voorpost, is na het verschijnen van Fitna in Den Haag gedemonstreerd. De commotie rond Fitna heeft niet geleid tot een toename van het aantal rechtsextremistische incidenten. Een demonstratie van de Nederlandse tak van Stop Islamisation of Europe (SIOE) is zelfs vanwege gebrek aan belangstelling afgeblazen. Intussen heeft deze Nederlandse afdeling van SIOE zichzelf opgeheven.

Tegenmaatregelen

In de aanloop naar de publicatie van de film Fitna heeft de Nederlandse overheid nationaal en internationaal tal van initiatieven ontplooid om de mogelijke negatieve effecten van de film zoveel mogelijk te beperken. De Nederlandse overheid heeft contacten gelegd met sleutelfiguren in binnen- en buitenland, waaronder overheden, samenwerkingsverbanden van islamitische landen zoals de OIC en de Arabische Liga en religieuze leiders in de islamitische wereld. Een belangrijke rol was weggelegd voor Nederlandse ambassades. De Nederlandse overheid heeft uitgedragen dat zij veel belang hecht aan de vrijheid van meningsuiting maar dat deze vrijheid ook verantwoordelijkheid met zich meebrengt, zoals respect voor anderen. Ook is nadrukkelijk duidelijk gemaakt dat de film niet gemaakt is door, dan wel de mening representeert van de Nederlandse overheid. Na de publicatie van de film Fitna heeft de Nederlandse overheid afstand genomen van de inhoud van deze film.

Overheden van islamitische landen alsook van religieuze leiders aldaar hebben waardering gehad voor de initiatieven van de Nederlandse overheid en hebben veelal ook actief meegewerkt om het Nederlandse standpunt en uitleg in eigen land verder te verspreiden. Dit heeft een dempende werking gehad op de reacties. Hoe de beeldvorming over Nederland in het buitenland zich op lange termijn zal ontwikkelen naar aanleiding van de film Fitna is nu nog niet te zeggen.

2. Tegengaan radicalisering

2.1 Driesporenbeleid

In de voorgaande voortgangsrapportage is melding gemaakt van de kabinetsbrieven die uw Kamer zijn toegezonden1 en de debatten die wij gevoerd hebben in de Kamer op het terrein van radicalisering en met name de salafistische dawa. Tijdens deze gelegenheden is ook het beleid uiteengezet hoe het kabinet omgaat met de radicale dawa. Dit is gebaseerd op drie sporen: weerbaarheid van de open samenleving vergroten, confronteren en delegitimeren van diegenen die het onverdraagzame gedachtegoed uitdragen en handhaving in geval van strafbare feiten zoals het dreigen met of het gebruik van geweld en het aanzetten tot geweld en haat.

De afgelopen periode heeft in het teken gestaan van een verdere ontwikkeling van deze beleidsvoornemens. Het Rijk heeft gesprekken gevoerd met deskundigen op het terrein van de radicale dawa teneinde informatie te vergaren en nadere activiteiten te kunnen concretiseren. Consultatie van deskundigen is van wezenlijk belang om de effectiviteit van activiteiten te verzekeren. Ook onderzoek is een belangrijk onderdeel van de nationale activiteiten. In de afgelopen periode zijn onderzoeksactiviteiten ontplooid om meer zicht te krijgen op de salafistische beweging op lokaal niveau. De kennis die uit onderzoeken voortvloeit, wordt onder andere ingezet bij de uitvoering van het beleid ten aanzien van de radicale dawa. Tevens wordt de lokale overheid waar nodig en op verzoek eveneens van deze informatie voorzien omdat daar voor het overgrote deel het beleid feitelijk wordt uitgevoerd.

Daarnaast is – mede in het kader van het Actieplan polarisatie en radicalisering – aandacht uitgegaan naar de activiteiten die ontwikkeld en uitgevoerd worden op lokaal niveau. Op landelijk niveau is gestart met de uitwerking van ondersteunende activiteiten ten behoeve van gemeenten. Binnenkort ontvangen enkele gemeenten financiële ondersteuning ter uitvoering van projecten in het kader van polarisatie en radicalisering. De opdracht voor het kennis- en adviescentrum voor polarisatie en radicalisering is Europees aanbesteed. De gunning zal voor de zomer plaatsvinden. Ook ontvangt de Kamer voor de zomer een eerste trendanalyse polarisatie en radicalisering.

2.2 Europese ontwikkelingen

De EU Coördinator Terrorismebestrijding (CTC) vervult een zichtbare functie in het internationale circuit. In maart 2008 heeft de CTC een eerste bijeenkomst georganiseerd voor de nationale coördinatoren om te bespreken of en op welke wijze de bilaterale en Europese coördinatie kunnen worden verbeterd. Een vervolgbijeenkomst zal onder het Franse EU-voorzitterschap plaatsvinden. De CTC probeert bovendien meer synergie te brengen tussen het Actieplan Radicalisering en Rekrutering en de relatie met derden, zoals binnen het VN-raamwerk van de Alliance of Civilizations.

De Nederlandse aanpak van radicalisering geniet interesse vanuit Europese lidstaten, maar bijvoorbeeld ook in de VS en Australië. Juist om te leren van elkaars aanpak is in de afgelopen periode daarom ook veel aandacht besteed aan uitwisseling met het buitenland van expertise en ervaringen inzake het tegengaan van radicalisering.

De Europese Commissie komt in juli van dit jaar met een Mededeling inzake gewelddadige radicalisering. Voorafgaande aan deze Mededeling zijn de lidstaten geconsulteerd om onder meer ideeën en suggesties aan te dragen voor effectieve aanpak van dit probleem, zo ook Nederland.

Daarnaast vereist het grensoverschrijdende karakter van terrorisme een bredere internationale aanpak. In het kader van het externe beleid wordt daarom door de EU en de lidstaten samengewerkt met derde landen. Nederland vervult hierbij een voortrekkersrol in de samenwerking met Marokko en Algerije.

2.3 Aanpak gebruik internet voor radicale en terroristische doeleinden

Uw Kamer is op 14 april 2008 geïnformeerd over de huidige stand van zaken en mogelijkheden van rechtshandhaving op het internet1. Deze brief geeft een algemeen beleidskader voor de rechtshandhaving van cybercrime, waarbij het juridische kader voor het tegengaan van radicale en terroristische uitingen specifieke aandacht krijgt, evenals de effectiviteit en proportionaliteit van blokkeringsmaatregelen.

Ter bestrijding van radicale uitingen en terroristische informatie op het internet zijn diverse trajecten in gang gezet, zoals monitoring, surveillance, het meldpunt cybercrime en de ontwikkeling van een Notice-and-Take-Down-systematiek. Het monitoring project is in december 2007 beëindigd. Het project is van belang gebleken voor het opstellen van rapportages over actuele ontwikkelingen, langetermijn fenomeenstudies en verdiepende analyses. Tijdens het project zijn ervaringen uitgewisseld en taken afgebakend. Binnen de betrokken organisaties vindt internetmonitoring inmiddels structureel plaats, passend bij ieders eigen verantwoordelijkheid en taakstelling.

De resultaten van het project surveillance op het internet zullen naar verwachting zomer 2008 beschikbaar zijn. Gestreefd wordt naar structurele voortzetting van surveillance bij de politie en doorontwikkeling van het meldpunt, waarbij uitbreiding van de te melden cyberdelicten centraal staat.

De investeringen die zijn gepleegd ter blokkering van radicale uitingen en andere terroristische informatie hebben geleid tot de ontwikkeling van een Notice-and-Take-Down-systematiek, bestaande uit een Notice-and-Take-Down-gedragslijn en een structureel overlegplatform voor betrokken publieke en private partijen. Het eindadvies over de wijze van implementeren van het NTD-initiatief zal naar verwachting eind juni 2008 gereed zijn.

Nederland is nauw betrokken bij de internationale aanpak van het gebruik van internet voor terroristische doeleinden. In EU-verband gaat het hierbij vooral om het recente voorstel tot uitbreiding van het Kaderbesluit terrorisme, het «Check the Web»-project ter bevordering van informatie-uitwisseling, en de uitwerking van de Cybercrime-mededeling van de Europese Commissie. Binnen de Raad van Europa werkt Nederland aan het scheppen van juridische randvoorwaarden voor een goede aanpak van cybercrime. Daarnaast is Nederland betrokken bij de «Counter Terrorism Implementation Task Force» van de Verenigde Naties.

De inzet van Nederland bij deze initiatieven is gericht op het formuleren van een gezamenlijke aanpak bij de bestrijding van terroristische content op het internet. Dit ziet onder andere op het aangaan van publiek-private samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld met het oog op zelfregulering en het stimuleren van andere maatregelen waaronder een NTD-systematiek in EU-verband.

3. Internationale ontwikkelingen

3.1 Bilaterale samenwerking

Gezien de aard en omvang van internationale dreiging, zoals die in DTN-12 en 13 geschetst is, zijn versterking van bilaterale programma’s en ondersteuning van multilaterale instanties van belang. Aan de reeds ingeslagen paden hiertoe zal verder vorm gegeven worden.

In het kader van versterkte dialoog en samenwerking tussen Nederland en Marokko over terrorismebestrijding, hebben zowel de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) als de Kmar een bezoek aan Marokko gebracht en gesprekken gevoerd over de invulling van de Nederlandse technische assistentie. DJI werkt momenteel een «twinning» uit voor Marokko en Nederland, ten behoeve van wederzijdse kennisuitwisseling tussen verschillende gevangenissen en huizen van bewaring, waaronder ook een jeugdinrichting.

3.2 Verenigde Naties

In VN-verband blijft het afronden van het Alomvattende Antiterrorisme Verdrag prioriteit. Het in februari 2008 besproken voorstel wordt gedragen door een meerderheid van de VN-leden, maar zowel enkele Europese lidstaten als de VS gaven aan niet met dit voorstel in te kunnen stemmen.

Voorbereidingen voor de formele toetsing van de implementatie van de UN Global Strategy on Counter-Terrorism die in september 2008 zal plaatsvinden in New York, zijn in volle gang. De EU is er met name op gebrand de bereikte overeenstemming te waarborgen en te voorkomen dat andere regionale groepen – zoals de Organisation of Islamic Conference (OIC) – de strategie openbreken en willen heronderhandelen over de inhoud. Nederland steunt de CTITF – de VN-brede taskforce op het terrein van terrorismebestrijding – zowel politiek als financieel bij de implementatie van de strategie. Op financieel terrein betreft dat met name de onderwerpen «internet» en «mensenrechten» in de strijd tegen het terrorisme.

3.3 Terrorismelijsten in Europese Unie en Verenigde Naties

Europese regelgeving voorziet in halfjaarlijkse herziening van de plaatsing van personen en organisaties op de EU-terrorismelijst. In het kader van deze reguliere herziening heeft de Raad van de Europese Unie opnieuw gekeken naar de plaatsing van de Hofstadgroep en zijn negen leden op deze lijst. Zes van de Hofstadgroepleden zijn inmiddels op vrije voeten en van hen gaat op dit moment geen aantoonbare dreiging uit. Nederland heeft daarom verzocht deze leden van de Europese terrorismelijst te verwijderen. De Europese Raad heeft op 29 april jl. met dit verzoek ingestemd. Dit betekent dat de tegoeden van deze zes personen niet langer zijn bevroren. De overige drie leden en de organisatie zelf zijn gehandhaafd op de lijst.

In de zesde1 en zevende Voortgangsrapportage bent u geïnformeerd over de verbeteringen van de procedurele rechtswaarborgen van personen en organisaties die op de EU- en VN-terrorismelijst zijn geplaatst. Deze verbeteringen, met name die op EU-niveau naar aanleiding van de uitspraak in de MKO-zaak van december 2006, zijn in gang gezet.

Nederland heeft op 2 april jl. in Kopenhagen deelgenomen aan een ontmoeting met Zweden, Denemarken, Zwitserland, Liechtenstein en Duitsland, waar werd gesproken over de mogelijkheden voor verbetering van het VN-systeem voor individuele sancties. Nederland heeft zich naar aanleiding van de bijeenkomst aangesloten bij deze informele groep van landen en beraadt zich samen met de anderen op manieren om de rechtsbescherming van het systeem verder te versterken. Eén van de mogelijkheden waarover wordt gesproken is een panel van onafhankelijke deskundigen die een niet-bindend advies over plaatsing en/verwijdering zouden kunnen uitbrengen aan het VN sanctiecomité.

De kwestie van de versterking van de rechtsbescherming is tevens besproken met een delegatie van het Al-Q’aida and Taliban Analytical Support and Sanctions Monitoring Team van de Verenigde Naties, dat op 24 en 25 april jl. een bezoek bracht aan Nederland. Het Monitoring Team houdt toezicht op de implementatie van sancties die voorvloeien uit de VN-terrorismelijst2. Het Team was aangenaam verrast door een aantal best practices die de delegatie in Nederland signaleerde. Een daarvan was de wijze waarop Nederland er in het verleden in is geslaagd het tijdsgat tussen het bekendmaken van de plaatsing van Nederlandse organisaties op de VN-terrorismelijst en het van kracht worden van de hieruit voortvloeiende Europese listing, te overbruggen met een nationale bevriezing van de tegoeden van deze organisaties. Dit diende te voorkomen dat in deze periode tegoeden konden worden doorgesluist naar andere personen of organisaties voordat bevriezingsmaatregelen op Europees niveau van kracht werden.

4. Slagvaardige instrumenten en organisatie

4.1 CBRN-terrorisme

Gezien de disproportionele effecten die een CBRN-aanslag teweeg kan brengen is en blijft een gecoördineerde inspanning op nationaal niveau, gericht op het minimaliseren van de kans op CBRN-terrorisme, noodzakelijk. Het reeds ingezette traject gericht op verhoging van de CBRN-security heeft een extra impuls gekregen, doordat het kabinet 96,8 miljoen euro beschikbaar heeft gesteld voor de periode 2008–2013. Het leeuwendeel van de middelen wordt ingezet voor weerstandsverhoging bij risicovolle CBRN-onderzoeksinstellingen, zoals ziekenhuizen, laboratoria en universiteiten. Voor de gehele periode van 2008–2013 gaat het daarbij om 76 miljoen euro. De implementatie van de maatregelen bij de eerste serie objecten is gestart. Tevens is voor deze periode 20,8 miljoen euro beschikbaar voor de versterking van de mogelijkheden voor (forensisch) onderzoek op het gebied van CBRN. Zo wordt de opsporingstaak versterkt en kan betere respons plaatsvinden in geval zich een incident voordoet. Ook ten aanzien van versterking van respons is gestart met de implementatie.

De ministeries van VROM, BZK en EZ hebben eind februari 2008 een convenant gesloten met de meest risicovolle bedrijven in de (petro)chemische industrie, gericht op het treffen van securitymaatregelen. Daarnaast vindt momenteel onder regie van VROM aanpassing van de Kernenergiewet plaats waardoor vergunninghouders worden verplicht te zorgen voor beveiligingsmaatregelen. Naar verwachting zal deze wetswijziging in 2009 van kracht worden. Ook wordt interdepartementaal gewerkt aan versterking van de security van biologische agentia. Inmiddels heeft de Koninklijke Academie van Wetenschappen (KNAW) in opdracht van het ministerie van OCW een gedragscode biosecurity ontwikkeld die momenteel wordt ingevoerd bij betrokken instellingen en in relevante opleidingen.

Tot slot dient te worden gemeld dat de Europese Commissie momenteel een analyse maakt van de reacties van de lidstaten op het Groenboek Bioparaatheid en deze in de eerste helft van 2008 aan hen zal voorleggen. De kern van het voorstel is dat de Unie, terwijl zij haar werkzaamheden in verband met een alomvattende benadering van een verhoogde beveiliging van explosieven, detonatoren, precursoren en hiermee verband houdende technologie evrvolgt, met dezelfde vastberadenheid niet-conventionele risico’s blijft aanpakken. Hierbij wordt in het bijzonder gedacht aan de risico’s van CBRN-stoffen, inclusief het mogelijke gebruik hiervan voor terroristische doeleinden.

4.2 Explosieven

Het Nederlandse project zelfgemaakte explosieven is opgezet naar aanleiding van de observatie dat het merendeel van alle (pogingen tot) aanslagen in Europa plaatsvindt met explosieven op basis van vrij verkrijgbare chemicaliën. Het doel van het project is om de fabricage en inzet van zelfgemaakte explosieven te bemoeilijken. In theorie zijn talloze chemicaliën geschikt om explosieven mee te maken. Een studie van RIVM en TNO heeft de precursor-chemicaliën geselecteerd, geprioriteerd en is daarmee tot een hanteerbare shortlist gekomen. Op dit moment onderzoekt TNO in samenwerking met de relevante branches in het bedrijfsleven waar deze stoffen aanwezig zijn en welke percentages en hoeveelheden relevant zijn voor het treffen van maatregelen. Hierna zal wordt overgegaan tot het maken van afspraken over de inmiddels geïnventariseerde maatregelen. Men kan hierbij denken aan de melding van verdachte transacties en restricties op de verkoop van bepaalde hoeveelheden en zuiverheden aan de consument.

De Nederlandse aanpak van (zelfgemaakte) explosieven loopt parallel aan het Europees Actieplan over veiligheid van explosieven dat op 18 april 2008 door de Europese Raad van Ministers is goedgekeurd. Over het concept-actieplan is recentelijk overleg gevoerd met uw Kamer in het algemeen overleg inzake Europees terrorismebeleid van 10 april en dat van 16 april jl., voorafgaand aan de Raad. Het Actieplan ziet op het bemoeilijken van het gebruik van explosieven en precursoren door terroristen en bestrijkt tal van beveiligingsmaatregelen voor commerciële en zelfgemaakte explosieven. Ook voorziet het actieplan in onderzoek, onder meer om detectietechnologieën te versterken. Nederland draagt actief bij aan de implementatie van dit actieplan en waakt er daarbij voor dat aan overheid, industrie, handel en detailhandel onnodige lasten en verplichtingen worden opgelegd.

Frankrijk heeft aangegeven tijdens zijn voorzitterschap te gaan werken aan een database explosieven en een Europees alerteringssystem voor diefstal van explosief materiaal.

4.3 Convenant grenspassage Nederland en Verenigde Staten

Op 19 mei jl. hebben Nederland en de Verenigde Staten een Joint Statement ondertekend, wat de start mogelijk maakt van de pilot «International expedited traveler initiative» (IET) tussen de luchthavens Schiphol en JFK, New York. Het betreft het eerste intercontinentale Registered Traveller Programma. Met het IET wordt beoogd in het kader van de internationale burgerluchtvaart reizigers faciliteiten aan te bieden om op snelle, veilige en betrouwbare wijze de grens te kunnen passeren van de aangesloten landen. Het zal enkel toegankelijk zijn voor Nederlandse en Amerikaanse onderdanen. De faciliteiten worden hen pas aangeboden nadat na een uitgebreid en grondig onderzoek is komen vast te staan dat de persoon «trusted» is. Een van de faciliteiten die dan ter beschikking wordt gesteld aan de deelnemers is (gedeeltelijk) geautomatiseerde grenspassage. Een andere faciliteit die zal worden aangeboden is snellere doorstroom bij de veiligheidscontroles in het kader van de beveiliging van de burgerluchtvaart, de zogenaamde dedicated lanes.

Het IET-initiatief betekent niet dat nieuwe systemen voor geautomatiseerde (grens)controle worden ontwikkeld, maar juist dat gebruik gemaakt wordt van bestaande nationale programma’s en faciliteiten. In het geval van Nederland betreft dit het in 1998–2001 door de luchthaven Schiphol, in samenwerking met de IND en de Koninklijke Marechaussee, ontwikkelde PRIVIUM-programma voor geautomatiseerde grenspassage.

In april 2008 is in de Verenigde Staten het programma «Global Entry» gestart, dat de mogelijkheid biedt aan de groep geregistreerde reizigers om geautomatiseerd de Amerikaanse grens te passeren. Het is de bedoeling dat dit programma, samen met PRIVIUM, gebruikt gaat worden voor de IET. De pilot zal één jaar duren en vangt naar verwachting eind 2008 aan.

4.4 Studie- en kennismigratie

Nederland profileert zich in toenemende mate als «kennisland». Tot op heden wordt bij de toelating van studie- en kennismigranten tot Nederland en hun daaropvolgende verblijf echter weinig of geen rekening gehouden met aspecten van radicalisering, terrorismebestrijding en nationale veiligheid. Recente ontwikkelingen die aanleiding hebben gegeven voor de verhoging van het dreigingsniveau van beperkt naar substantieel, onderstrepen de noodzaak om gepaste maatregelen te treffen. Om die reden werkt de NCTb samen met partners (de ministeries van Justitie, OCW en BZ, de IND en AIVD en het onderwijsveld) aan een aanpak die moet voorzien in een betere samenwerking en informatie-uitwisseling over dit onderwerp binnen en buiten de rijksoverheid.

4.5 Uitwerking motie Pechtold

Op 15 november 2007 is de motie van het lid Pechtold door de Tweede kamer aangenomen1. Deze motie verzoekt de regering te bezien op welke wijze een onderzoek naar het Nederlands antiterrorismebeleid het beste kan worden vormgegeven. Uw Kamer zal een brief ontvangen over de wijze waarop het kabinet uitvoering zal geven aan de motie.

4.6 Monitoring Wet verruiming mogelijkheden tot opsporing en vervolging vanterroristische misdrijven

Op 1 februari 2007 is de wet verruiming mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven in werking getreden. Bij de parlementaire behandeling heeft de Minister van Justitie toegezegd een proces gaande te willen houden waarbij de in werking zijnde wetgeving bij voortduring wordt gemonitord. Dit monitoringsproces is inmiddels in gang gezet. De resultaten van dit monitoringsproces zullen worden weergegeven in een jaarlijkse rapportage. De rapportage over de eerste onderzoeksperiode – die loopt van februari 2007 tot februari 2008 – zal in het najaar van 2008 verschijnen.

5. Veiligheidsmaatregelen

5.1 Bevindingen van incidenten in de burgerluchtvaart

Naar aanleiding van de uitzending van het SBS 6-programma «Undercover in Nederland» van 10 februari 2008 heeft de Minister van Justitie, zoals aangegeven in de brief aan uw Kamer2, zo snel als mogelijk extra maatregelen op de luchthaven Schiphol getroffen. Met ingang van 12 februari jl. zijn drie doorgangen op Schiphol gesloten. Sinds 15 februari is er sprake van 100% fysieke controle van personeel en meegenomen goederen, en wordt op doorgangen waar nog geen biometrische controle plaatsvindt de luchthavenpas door twee personen gecontroleerd om persoonsverwisseling tegen te gaan. Op 18 februari zijn deze laatste twee maatregelen eveneens op de regionale luchthavens ingevoerd. De Koninklijke marechaussee heeft op de uitvoering van de maatregelen verscherpt toezicht gehouden. Hieruit is gebleken dat de maatregelen zijn ingevoerd. Dit is bevestigd in het overleg van het Platform Beveiliging en Publieke Veiligheid Schiphol van 3 april 2008. Vanaf 1 juli 2008 worden ook alle voertuigen die het platform van de luchthaven Schiphol betreden onderworpen aan een beveiligingscontrole.

Zowel de KMar als de Douane hebben van 15 februari tot en met 14 maart 2008 personeel ter beschikking gesteld aan de luchthaven Schiphol in verband met de toename van de beveiligingswerkzaamheden. Deze werkzaamheden, die niet tot de reguliere werkzaamheden van deze diensten behoren, bestonden uit het verlenen van bijstand bij het fouilleren van personeel en het uitvoeren van de identiteitscontrole. De Kmar heeft 38 fte ter beschikking gesteld, de Douane 35 fte. Daarnaast hebben de KMar en Douane gezamenlijk de reeds bestaande onvoorspelbare controles geïntensiveerd. Beide diensten hebben hiervoor 20 fte vrijgemaakt. Het effect van deze intensivering is een zichtbare versterking van het toezicht op medewerkers die het platform verlaten door controles met een sterk preventief karakter. Momenteel wordt onderzocht hoe deze controles effectiever en efficiënter kunnen plaatsvinden. De gewijzigde controlemethodiek, waarbij gebruik wordt gemaakt van informatie en observatie, wordt vanaf medio april toegepast, waardoor de personele inzet teruggebracht kan worden.

De inzet van het douanepersoneel is ten laste gekomen van het douanetoezicht elders in Nederland en heeft geen gevolgen gehad voor de operationele capaciteit op de luchthaven Schiphol. Ook de Koninklijke marechaussee heeft uit de eigen organisatieonderdelen capaciteit beschikbaar gesteld voor het leveren van bijstand bij de identiteitscontrole en het fouilleren. De inzet met betrekking tot de verscherping van de onvoorspelbare controles komt voort uit de politiedienst Schiphol.

De Inspectie Beveiliging Burgerluchtvaart heeft een onderzoek uitgevoerd naar het functioneren van het toezicht in de periode voorafgaand aan het incident. De Inspectie heeft in haar rapport geconcludeerd dat het toezicht op de beveiliging van de burgerluchtvaart door de Koninklijke marechaussee in 2006 en 2007, ten aanzien van de pascontrole en de toegangscontrole van personeel en meegedragen voorwerpen, voldoende is geweest. In kwantitatieve zin heeft de KMar vrijwel voldaan aan de haar opgedragen toezichtsverplichtingen. In kwalitatieve zin had er ten aanzien van de interne processen en de toezichtresultaten meer aandacht moeten zijn voor de documentatie en verifieerbaarheid. Een nieuwe toezichtmethodiek voorziet inmiddels in verbeteringen voor enkele aspecten. De Inspectie heeft enkele aanbevelingen gedaan, die worden overgenomen.

Naar aanleiding van het debat van 13 februari jl. heeft de Minister van Justitie de mogelijkheden onderzocht voor een strafbaarstelling op het niveau misdrijf ten aanzien van het onbevoegd betreden van de beschermde delen op luchthavens. Om dit te realiseren is inmiddels een wetsvoorstel dat onder meer strekt tot wijziging van de Luchtvaartwet bij uw Kamer ingediend1.

Thans wordt bezien of het wenselijk is om een soortgelijke strafbaarstelling te bevorderen ten aanzien van het onbevoegd betreden van overige vitale delen van de infrastructuur in Nederland.

5.2 Beveiliging van de burgerluchtvaart

Op Schiphol worden op verschillende locaties als proef nog steeds security scanners ingezet voor zowel beveiligingscontroles als douanecontroles. Tijdens de proef gaan personen op basis van vrijwilligheid door de security scan. Passagiers krijgen de keuze tussen de reguliere controle en de security scan. De testresultaten geven aan dat de security scanners een kwalitatieve verbetering laten zien ten opzichte van de huidige reguliere beveiliging.

Zoals gemeld in de zevende voortgangsrapportage wordt op Schiphol nieuwe apparatuur getest om de controle op vloeistoffen in handbagage te verbeteren. De testen zijn een onderdeel van de werkzaamheden in het kader van een samenwerkingsverband tussen Duitsland, Engeland, Frankrijk en Nederland waarbij gewerkt wordt aan een «Roadmap for liquids». Dit stappenplan, dat is afgestemd met de Europese Commissie, heeft als doel het zo snel mogelijk beschikbaar krijgen van technologie waarmee vloeibare explosieven kunnen worden gedetecteerd, zodat de huidige vloeistofmaatregelen kunnen worden afgeschaft. Hoewel door fabrikanten in snel tempo testversies van nieuwe en verbeterde beveiligingsapparatuur worden uitgebracht, is op dit moment niet aan te geven wanneer bruikbare apparatuur beschikbaar zal zijn. Naar verwachting is dit niet binnen afzienbare tijd.

5.3 Bewaken en beveiligen

Bij brief van de Minister van Justitie van 17 september 2007 is uw Kamer in kennis gesteld van het voornemen om de kwaliteit en samenwerking tussen de politiekorpsen en de Koninklijke marechaussee ten aanzien van de bewakings- en beveiligingstaak binnen het stelsel bewaken en beveiligen te verbeteren1. Inmiddels zijn in dit kader door de Eenheid Bewaking en Beveiliging (EBB) van de NCTb, in samenwerking met de politiekorpsen van de G-4 en met de Kmar, een aantal stappen gezet. Zo is een handreiking opgesteld met als doel de samenwerking te optimaliseren door eenduidige terminologie te hanteren. Daarnaast bestaat het voornemen om gezamenlijk opleidingen in kader van het stelsel bewaken en beveiligen tegen het licht te houden en waar nodig te ontwikkelen. De hechtere samenwerking is tevens uitgewerkt en verwerkt in enkele prioriteiten, zoals het eens per twee jaar houden van een gezamenlijke oefening op het gebied van bewaking en beveiliging tussen de KMar en één regiokorps, het voeren van periodiek overleg, het opzetten van een landelijk monitorcentrum en het inrichten van een bewakings- en beveiligingsloket dat op dit gebied als centraal aanspreekpunt van de KMar kan dienen.

De NCTb is betrokken bij de komst naar Nederland van het Libanon-tribunaal. De afgelopen maanden is met de Verenigde Naties uitgebreid gesproken over de noodzakelijke beveiliging van het tribunaal en haar medewerkers. De dreigingen en risico’s die met de vestiging van dit tribunaal in Nederland zijn gemoeid, worden nauwgezet gevolgd door de NCTb in samenwerking met de inlichtingendiensten en andere informatiepartners. Uw Kamer is hierover bij brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 21 december 2007 geïnformeerd2.

Op 28 maart 2008 is het instellingsbesluit van de Minister van Justitie en de Minister van BZK aangaande de Rijks Alarm Centrale (RAC) in de Staatscourant gepubliceerd3. Binnen het stelsel bewaken en beveiligen zijn bepaalde personen en object aangesloten op de RAC. De RAC ontvangt signaleringsinformatie over ondermeer overval-, brand- en inbraakalarm en geleidt deze onmiddellijk door aan de lokale politieorganisatie voor alarmopvolging.

6. Reageren op crisis

6.1 Alerteringssysteem terrorismebestrijding (Atb)

De NCTb en de vitale bedrijfssectoren in Nederland hebben samen een breed functionerend waarschuwingssysteem voor terroristische dreiging ontwikkeld, het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATb). Recent heeft de Algemene Rekenkamer haar onderzoek naar het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding afgerond. Nadat het conceptrapport van bevindingen in februari met de NCTb is besproken, wordt momenteel het eindrapport samengesteld. Het eindrapport zal naar verwachting in juni van dit jaar aangeboden worden aan de Minister van Justitie.

6.2 Oefenen

Een van de pijlers van het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATb) is een gedegen oefenprogramma. De Atb-oefencyclus bestaat – per aangesloten sector – uit een workshop, een «tabletop»-oefening waarbij de besluitvormingsprocedures worden beoefend, en een operationele oefening waarbij maatregelen concreet worden uitgevoerd in de praktijk.

Na de eerder gehouden operationele oefeningen met de sectoren Spoor, Drinkwater en Luchthavens, zijn in de periode november 2007 tot maart 2008 een aantal operationele (deel)oefeningen georganiseerd voor de sector Nucleair. De uitkomsten hiervan zijn thans onderwerp van evaluatie. In april 2008 is een «tabletop»-oefening gehouden voor de sectoren Zeehavens, Olie en Chemie. In 2008 staan verder nog operationele oefeningen voor de sectoren Gas en Elektriciteit en de Financiële sector op het programma.

6.3 Dienst Speciale Interventies (DSI)

De evaluatiecommissie (commissie Dessens) is in januari 2008 met de evaluatie van het stelsel van speciale eenheden en de Dienst Speciale Interventies gestart. De evaluatie vloeit voort uit de afspraken zoals die bij de stelselherziening in 2006 zijn gemaakt. De commissie Dessens is zeer voortvarend te werk gegaan en heeft haar eindrapport inmiddels aan de NCTb aangeboden. Voor het zomerreces zal het kabinetsstandpunt naar de Kamer gezonden worden.

7. Communicatie en voorlichting

7.1 Publiekscampagne

In februari 2006 is de NCTb op verzoek van uw Kamer gestart met de meerjarige massamediale publiekscampagne «Nederland tegen terrorisme». De campagne draagt bij aan het verhogen van de kennis van de burger over terrorisme en terrorismebestrijding, het vertrouwen in wat de overheid doet aan terrorismebestrijding en geeft aan wat de burger daar zelf aan kan bijdragen. Centraal in alle campagneperiodes staan «de professionals» die – ieder op hun eigen wijze – een bijdrage leveren aan terrorismebestrijding in Nederland.

De laatste twee massamediale campagneperiodes – november/december 2007 en maart/april 2008 – brachten specifiek het werk in beeld van drie groepen professionals, die te maken kunnen krijgen met de thematiek van radicalisering onder jongeren. De campagne volgde twee sporen; wát de jongerenwerkers, wijkagenten en docenten doen, is in beeld gebracht televisiespots, radiospots en (print)advertenties. Daarnaast is materiaal ontwikkeld en aangeboden om docenten te helpen met het faciliteren van gesprekken in de klas over de thematiek van radicalisering; te weten twee lespakketten en het dilemmaspel www.zestienmiljoenrechters.nl.

Het aantal mensen dat geen enkele maatregel kan noemen om een terroristische aanslag in hun omgeving te voorkomen, daalde tijdens de voorjaarscampagne in 2007 van 31% naar 24% en bleef in het najaar stabiel rond de 25%. Na de najaarscampagne in 2007 was tweederde van het algemeen publiek bekend met de maatregel «voorkomen van radicalisering». Dit is niet gestegen ten opzichte van voor deze campagne. «Voorkomen van radicalisering» is na de campagne wél gestegen in vergelijking met andere maatregelen tot de tweede plaats in de rangorde van meestgenoemde maatregelen. Meest bekend is «Controle van verdachte personen en groeperingen». Maatregelen ter preventie van terrorisme werden na de campagne beter herkend dan repressieve maatregelen.

Tijdens de voorjaarscampagne 2007 vond de helft van het algemeen publiek dat de overheid genoeg doet om een terroristische aanslag te voorkomen, maar tijdens de zomerinzet daalde dit naar ongeveer vier op de tien. Tijdens de najaarscampagne 2007 steeg dit echter weer naar ongeveer de helft van de mensen.

Dit jaar is het derde en laatste jaar van de massamediale publiekscampagne. In het derde kwartaal van 2008 richt de campagne zich opnieuw tot de doelgroep bedrijven. In het laatste kwartaal volgt een afrondende campagneperiode waarin de campagnewebsite extra bekendheid wordt gegeven. Zo kan de website ook na 2008 worden gehandhaafd voor de communicatie met de reeds aangesproken doelgroepen: het algemeen publiek, jongeren, lokaal bestuur, professionals die werken met jongeren en de diverse bedrijfssectoren.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Actiepuntenlijst maatregelen terrorismebestrijding bij achtste voortgangsrapportage terrorismebestrijding

 MaatregelStand van zaken
 Opsporen, ingrijpen, vervolgen 
1Implementatie herziening stelsel van speciale eenheden. In opdracht van de minister van Justitie, de minister van BZK en de minister van Defensie is op 1 januari 2008, onder voorzitterschap van de oud Directeur-generaal rechtshandhaving, dhr S. Dessens, de commissie ter evaluatie van de herinrichting van het stelsel van speciale eenheden van start gegaan. De commissie heeft medio april zijn evaluatierapport afgerond. Het evaluatierapport en het standpunt van de regering zullen zo spoedig mogelijk aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
2Pilot uitgevoerd door het Functioneel Parket waarbij civielrechtelijke bevoegdheden van het Om worden gebruikt bij de bestrijding van terrorisme (financiering) Uit een evaluatie van het Functioneel Parket naar het gebruik van civielrechtelijke bevoegdheden kwam een aantal knelpunten naar voren, onder meer ten aanzien van vergaring en veredeling van informatie: het ontbreekt aan een instantie die ten behoeve van het Openbaar Ministerie noodzakelijk nader (civielrechtelijk) onderzoek kan verrichten naar signalen van radicalisering of terrorismefinanciering. Op dit moment worden mogelijkheden onderzocht om dit knelpunt weg te werken.
3Evaluatie alerteringssysteem De Algemene Rekenkamer heeft het feitenonderzoek inmiddels afgerond. De definitieve nota met conclusies en aanbevelingen zal mogelijk in juni gepubliceerd worden, al is het ook mogelijk dat publicatie wordt uitgesteld tot na de zomer. De NCTb heeft geen invloed op de definiteve publicatie.
 Wetgeving 
4De wenselijkheid en noodzaak van verlenging van termijnen – zowel in het kader van inverzekeringstelling, als bij het registreren en bewaren van gegevens, zoals die van telecommunicatie – worden bezien. Deels meegenomen bij de wet ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing van terroristische misdrijven, Stb. 2006,580. In werking getreden op 1-2-2007. Overigens betrokken bij de Wet en de Besluit politiegegevens en de implementatie van de richtlijn inzake bewaren van verkeersgegevens. De inwerkingtreding van deze wet vond plaats op 1 januari 2008. Het wetsvoorstel tot implementatie van de EU-richtlijn bewaren verkeersgegevens is gereed voor plenaire behandeling door de Tweede Kamer (behandeling staat gepland op 15–5).
5Alomvattend VN- verdrag inzake terrorisme. De onderhandelingen over dit verdrag worden medio 2008 hervat.
6VN-verdrag inzake nucleair terrorisme Is aangenomen bij AVVN resolutie 59/290 (15 april 2005); Nederland heeft het ondertekend tijdens de 60e AVVN. Uitvoeringswetgeving is niet vereist. Het goedkeuringswetsvoorstel is in voorbereiding.
7Herziening witwasverdrag Raad van Europa. Het goedkeuringsvoorstel is ingediend bij de Tweede Kamer op 22-4-2008.
8IAEA Verdrag inzake fysieke beveiliging nucleair materiaalHet verdrag is in juli 2005 geamendeerd. Verschillende bepalingen zijn aangescherpt n.a.v. het VN-verdrag (actiepunt 19). Het goedkeuringsvoorstel is gereed voor indiening bij de Tweede Kamer.
9Wetsvoorstel politiegegevens.Deze wet is op 1-1-2008 in werking getreden.
10AMvB bij Wet politiegegevens.Het Besluit is op 1-1-2008 in werking getreden.
   
11Opsporingsbevoegdheden in verband met satellietinterceptie. Het ontwerp-besluit is in voorbereiding
12Ontwerp-kaderbesluit bewijsverkrijgingsbevel. Over het ontwerp-kaderbesluit is een politiek akkoord bereikt. Het is echter nog niet vastgesteld. Implementatiewetgeving is in voorbereiding.
13Richtlijn inzake bewaren van verkeersgegevens. Het wetsvoorstel ter implementatie is ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2006/07, 31 145, nr. 1–2).
14Ontwerpbesluit inzake uitwisseling van gegevens uit strafregistersOmgezet in nationale regelgeving: Besluit van 26-1-2007, Stb. 2007, 40, Wijziging Besluit justitiële gegevens in verband met o.a. implementatie van Kaderbesluit nr. 2005/876/JBZ.
15Databank voor forensisch materiaal. De EU wil dit onderwerp bestuderen.
16Ontwerp-kaderbesluit inzake uitwisseling informatie en inlichtingen tussen wethandhavingsautoriteiten. Tussen de EU- lidstaten is een akkoord bereikt over de inhoud van het ontwerp-kaderbesluit. De inhoud van dit kaderbesluit met betrekking tot gegevensverstrekking is reeds betrokken bij het Besluit politiegegevens.
17Programma getuigenbescherming terrorismeDe Europese Commissie is verzocht om een voorstel.
18Wetsvoorstel doorzettingsmacht. Wetsvoorstel en nader rapport n.a.v. advies Raad van State reeds geruime tijd gereed. Indiening wetsvoorstel is genoemd in coalitieakkoord.
19Wetsvoorstel bestuurlijke maatregelen nationale veiligheidMemorie van antwoord is ingediend bij de EK.
20Wetsvoorstel beperken dubbele nationaliteit en ontneming dubbele nationaliteit bij terroristische misdrijven Plenaire behandeling gestart in de Tweede Kamer (15-2-2007); stemmingen zijn aangehouden. Brief bij TK ingediend 12 oktober (30 166, nr. 25) met voorstellen voor toekomstig beleid en intrekking wetsvoorstel 30 166. Tijdens AO 31 januari 2008 steun voor nieuw kabinetsbeleid. Voorontwerp nieuwe Rijkswet op het Nederlanderschap voorgelegd aan MvJ met oog op consultatieronde.
21Voornemens op het gebied van de wetgeving, zoals aangekondigd in de brief van het kabinet van 10 november 2004 naar aanleiding van de moord op de heer Van Gogh. – De mogelijkheden voor verruiming van de strafbaarstelling voor belediging en godslastering, worden onderzocht. – Overwogen wordt om analoog aan de Franse wetgeving ook apologie expliciet strafbaar te stellen: het verheerlijken of goedpraten van ernstige misdrijven. Dit wetsvoorstel strekt ertoe de strafrechtelijke bescherming tegen radicalisering te versterken. – Overwogen wordt de mogelijkheden tot ontzetting uit het beroep bij delicten die aanzetten tot haat of geweld tegen personen te verruimen. – Overwogen wordt om de mogelijkheden tot het treffen van maatregelen ten aanzien van personen die aanzetten tot haat of geweld te verruimen. – Bezien wordt of naast het strafrecht ook andere mogelijkheden bestaan om uitspraken op hun mogelijk beledigende karakter te toetsen. Op 3 april 2008 vond in de Tweede Kamer een AO plaats over de kabinetsreactie op het WODC-onderzoek naar godslastering, discriminatie wegens godsdienst en haatuitingen (Kamerstukken II 2007/08, 31 200 VI, nr. 8). Aan de Kamer zal begin mei 2008 een nadere brief worden gezonden.   De Minister van Justitie heeft tijdens het overleg over de Iinitiatief-nota «Alles van waarde is weerbaar» in de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2006/07, 30 449, nr. 5, blz. 29) aangegeven op welke wijze hij voornemens is met het ontwerp-wetsvoorstel om te gaan.    Het wetsvoorstel waarin een verruiming van de mogelijkheden tot oplegging van een beroepsverbod is opgenomen bij veroordeling wegens haatdelicten is opgenomen, is op 12 maart 2008 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II 2007/08, 31 386.
22Invoering van publicatieplicht voor stichtingen van de staat van baten en lasten en een balans, zoals aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer van 30 juni 2005 (TK, vergaderjaar 2004–2005, 27 925, nr. 181)In AO 20 juni 2006 bleken ernstige bezwaren tegen voorstel te bestaan. Daarom is afgezien van voortzetting van traject. Bij blauwe brief van 11 maart 2008 heeft MvJ in reactie op brief MinFin wederom aangegeven dat van wetsvoorstel wordt afgezien gelet op verzwaring AL bona fide stichtingen en grote twijfels, ook in TK, aan meerwaarde van publicatieplicht voor de verkrijging van gegevens over geldstromen.
23Herziening toezicht rechtspersonen (HTR). HTR is een instrument dat toezicht- en handhavingsorganisaties, actief op het gebied van het voorkomen en bestrijden van misbruik van rechtspersonen op financieel-economisch terein, moet gaan ondersteunen bij hun eigen taken. De benodigde wetgeving zal in principe 1/1/2010 gereed zijn. Deze zomer is een pilot afgerond waarbij de HTR-systematiek met faillissementsfraude is getest. Na de zomer is een brede proeftuin van start gegaan waarin de gehele keten wordt getest (vanaf het moment waarop informatie wordt geleverd in het systeem en via nadere analyse met een risicomelding aan toezichthouder/handhaver het systeem verlaat). Dan zullen alle vormen van misbruik van rechtspersonen op financieel-economisch gebied worden meegenomen, die de voorkeur hebben van de afnemers van de riscomeldingen. Dit zijn toezichthouders en handhavers, maar met name het OM en de Belastingdienst, waarmee komende jaren afspraken nader worden uitgewerkt en in een convenant vastgelegd. Binnenkort zal wetsvoorstel dat basis voor dit toezicht regelt (voor de tweede keer) in consultatie gaan.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 29 754, nr. 121.

XNoot
1

Tweede Kamer, 2007–2008, 29 754, nr. 106 en 108.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 28 684, nr. 133.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 29 754, nr. 100.

XNoot
2

Verenigde Naties, Veiligheidsraad, Resolutie 1267.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 VI, nr 79.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 24 804, nr. 46.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 386, nr. 2.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 557, nr. 10.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 128, nr. 2.

XNoot
3

Staatscourant 28 maart 2008, nr. 61, p. 21.

Naar boven