29 754
Terrorismebestrijding

nr. 105
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 oktober 2007

Met deze brief willen wij u nader informeren over de uitwerking van de verantwoordelijkheden voor terrorismebestrijding zoals aangegeven in het Coalitieakkoord1. Dit is aan u toegezegd bij brief van 15 mei 20072 waarin u het evaluatierapport betreffende de Nationaal Coördinator Terrorisme Bestrijding (NCTb) «U bent herkend» is aangeboden.

De Minister van Justitie is verantwoordelijk voor terrorismebestrijding. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt de coördinerende verantwoordelijkheid voor nationale veiligheid, crisis en rampen. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn beschreven in het handboek crisisbesluitvorming.

De rolverdeling en invulling van de crisis- en ramporganisatie op nationaal niveau sluit niet aan op het complexe karakter van een terroristische dreiging, aanslag of crisis. Deze vergt immers een specifieke aanpak, gelet op het belang van het voorkomen van (vervolg)aanslagen evenals een direct opsporing- en vervolgingsbelang van de daders. Het is om deze reden, dat de Minister van Justitie de verantwoordelijkheid draagt bij een terroristische crisis of dreiging daarvan. De Minister van Justitie zit in deze situatie het ministerieel beleidsteam voor. Uitgangspunt hierbij is dat het gaat om situaties waarbij het terroristische karakter van de crisis of de dreiging ervan van meet af aan duidelijk is. Er zijn crisissituaties denkbaar waarbij pas gaandeweg terroristische motieven (kunnen) worden onderkend. Een tussentijdse overgang van het voorzitterschap van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar de Minister van Justitie is echter in crisissituaties in beginsel niet aangewezen. Het omgekeerde is ook het geval. In zulke gevallen blijft het voorzitterschap van het ministerieel beleidsteam dus bij de bewindspersoon die dat vanaf de aanvang van de crisis heeft.

Binnen de verantwoordelijkheidverdeling voor terrorismebestrijding wordt onderscheid gemaakt tussen een terroristische crisis als geheel en de rampenbestrijding en hulpverlening. Ook een terroristische crisis kan gepaard gaan met een ramp, die gecoördineerde inzet van hulpdiensten vereist. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties behoudt in geval van terrorisme ten aanzien van de ramp haar verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Zij draagt de verantwoordelijkheid voor het systeem van rampenbestrijding en schept de noodzakelijke randvoorwaarden, zodat alle verantwoordelijke besturen en diensten hun taken op het terrein van rampenbestrijding en hulpverlening in het geval van een terroristische crisis goed kunnen uitvoeren.

Het handboek crisisbesluitvorming zal in bovenbedoelde zin formeel worden aangepast, waarmee ook de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Minister van Justitie zijn vastgelegd.

Door de opstellers van het evaluatierapport wordt aanbevolen een nationale autoriteit terrorismebestrijding te creëren. Het kabinet volgt deze aanbeveling niet op. De NCTb blijft functioneren onder volledige verantwoordelijkheid van de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ondersteunt de Minister van Justitie in zijn meer algemene verantwoordelijkheid voor terrorismebestrijding en bij de coördinatie daarvan alsook de Minister van Binnenlandse Zaken Koninkrijksrelaties bij die onderdelen van terrorismebestrijding die onder haar verantwoordelijkheid vallen.

In het kader van de terrorismebestrijding heeft de NCTb een centrale rol, zoals is verankerd in de instellingsregeling van de NCTb1. Een van de uitgangspunten daarbij is dat de AIVD conform de WIV2 primair verantwoordelijk is voor de informatievergaring en analysewerkzaamheden. Ook de MIVD en de Nederlandse politie vervullen hierin een rol. De NCTb is onder meer verantwoordelijk voor het Dreigingsbeeld Terrorisme (DTN),voor de beleidsimplicaties van het DTN en het treffen van maatregelen. De inhoud van het DTN wordt, zoals thans gebruikelijk, in opdracht van de verantwoordelijke ministers door de NCTb vastgesteld. Beide ministers beoordelen het DTN op beleidsimplicaties op hun terreinen en bieden het gezamenlijk aan uw Kamer aan.

Met betrekking tot de bestuurlijke informatievoorziening ten tijde van een crisis of ramp, van en tussen overheden, vervult het Nationaal Crisiscentrum (NCC) de centrale rol, ongeacht de oorzaak van de crisis of ramp met in achtneming van de politieke verantwoordelijkheden.

In de brief aan uw Kamer van 10 september 20043 is aangekondigd dat bij wet geregeld zal worden dat de Minister van Justitie in bedreigende situaties, waar overleg of overeenstemming, gezien de urgentie niet meer tot de mogelijkheden behoort, de doorslaggevende bevoegdheid heeft om de noodzakelijke maatregelen te treffen, eventueel met bevoegdheden die liggen op het terrein van andere ministers (zgn. horizontale bevoegdheden). Ten einde een dergelijke doorzettingsmacht voor de Minister van Justitie te verankeren is een wetsvoorstel in voorbereiding, dat op korte termijn aan uw Kamer wordt aangeboden.

Vooruitlopend op dit wetsvoorstel heeft de Minister van Justitie op grond van het Koninklijk Besluit van 14 december 20054 in geval van een terroristische dreiging met een urgent karakter doorzettingsmacht ten aanzien van een aantal omschreven bevoegdheden die toekomen aan een andere Minister. Het kan dan gaan onder andere om ontruimingen, het blokkeren van wegen, het stilleggen van het trein- of vliegverkeer of het staken van telecomverkeer in een bepaalde regio.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

BIJLAGE

Werkverdeling bewindspersonen inzake terrorismegerelateerde onderwerpen

Minister van JustitieMinister van BZK
1. Algemeen beleid en verantwoordelijkheid bij terroristische crisis1. AIVD en CT infobox
  
2. Strafrechtelijke aanpak van terrorisme2. Rampenbestrijding bij terroristische crisis
  
3. Alerteringsniveau Alerteringssysteem terrorismebestrijding (ATb)3. Ontwikkeling Alerteringssysteem terrorismebestrijding (ATb)
  
4. Persoons- en objectbeveiliging en aanwijzing veiligheidsrisicogebieden4. Bescherming vitale infrastructuur
  
5. Internationale samenwerking op het terrein van terrorismebestrijding 5. Internationale samenwerking op het terrein van inlichtingen- en veiligheidsdiensten
  
6. Inzet en stelsel speciale eenheden6. Wetsvoorstel bestuurlijke maatregelen (nationale) veiligheid
  
7. Strafrechtelijke aanpak van haatzaaiende internetsites en satellietzenders7. Bestuurlijke aanpak van haatzaaiende internetsites en satellietzenders
  
8. Wetsvoorstel doorzettingsmacht8. Communicatiecampagne Nederland tegen terrorisme
  
9. Aanpak van radicaliseringshaarden9. (Bestuurlijke) aanpak van het voorkomen van en tegengaan van polarisatie en radicalisering
  
10. Tegengaan van radicalisering in gevangenissen10. Persoonsgerichte aanpak/verstoren

XNoot
1

Terrorismebestrijding en het voorkomen van radicalisering zijn een voortdurend punt van aandacht. De Minister van Justitie is verantwoordelijk voor terrorismebestrijding en heeft daartoe doorzettingsmacht. De daartoe benodigde wetgeving zal zo spoedig mogelijk worden ingediend en doorgevoerd.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007 29 754, nr. 98.

XNoot
1

Instellingsregeling Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, Stb. 2005, nr. 127.

XNoot
2

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

XNoot
3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 754, nr. 1.

XNoot
4

KB 14 december 2005, houdende tijdelijke herindeling van ministeriële taken in geval van een terroristische dreiging met een urgent karakter; Stb 2005, 662, op 21 december 2005 in werking getreden.

Naar boven