Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 29752 nr. 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 29752 nr. 6 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 januari 2008
In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van Justitie hebben mr. J. M. Blanco Fernandez en prof. mr. M. van Olffen van de Radboud Universiteit Nijmegen onderzoek verricht naar de juridische kenmerken en het gebruik van Limited Liability Partnerships (LLP’s) en Limited Liability Companies (LLC’s). Het onderzoek richt zich op de rechtsstelsels in de Verenigde Staten van Amerika en Groot-Brittannië. Mede namens de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Financiën bied ik u hierbij het eindrapport van de onderzoekers1 en de reactie van het kabinet aan.
KABINETSREACTIE OP HET ONDERZOEK «RECHTSVORM EN GEBRUIK VAN LLP’S EN LLC’S»
Om te kunnen beoordelen of het wenselijk is om in het Nederlandse recht een personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid in te voeren, is onderzoek verricht naar de rechtsvorm en het gebruik van Limited Liability Partnerships (LLP’s) en Limited Liability Companies (LLC’s) in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Het kabinet leidt uit het onderzoek af dat er geen aanleiding is om in aanvulling op de in gang gezette herziening van de regelingen voor de personenvennootschap en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (bv) een nieuwe rechtsvorm te introduceren. Ondernemers kunnen na de invoering van de nieuwe personenvennootschap en de herziening van het bv-recht onder andere kiezen voor een eenmanszaak, personenvennootschap (al dan niet met rechtspersoonlijkheid), een (flexibele) bv of een naamloze vennootschap. Ondernemers die gebruik willen maken van een bv krijgen als gevolg van de herziening van de wettelijke bv-regeling veel meer mogelijkheden voor maatwerk bij het inrichten van de rechtsvorm. Bovendien worden de mogelijkheden tot omzetting, fusie en splitsing van de verschillende rechtsvormen verruimd.
Ten aanzien van de fiscale behandeling van rechtsvormen ziet het kabinet op dit moment evenmin aanleiding om de combinatie van fiscale transparantie en beperkte aansprakelijkheid te introduceren. Het kabinet kiest dus niet voor herkwalificatie (al dan niet optioneel) van de bv tot een fiscaal-transparantie entiteit.
Naar aanleiding van de aanbevelingen van de onderzoekers over vrijheid van inrichting van rechtsvormen zal in het kader van de invoeringswet bij het bv-recht nader worden onderzocht in hoeverre voor bv’s de mogelijkheid kan worden geboden om bepaalde interne afspraken buiten de statuten vast te leggen. Een dergelijke mogelijkheid zou in de praktijk kunnen leiden tot vermindering van de kosten en formaliteiten bij de oprichting en inrichting van een bv.
Indeling van de kabinetsreactie
In deze kabinetsreactie zal achtereenvolgens worden ingegaan op de volgende onderwerpen:
1. Achtergrond van het onderzoek
2. Resultaten van het onderzoek
2.1. Onderzoeksmethoden
2.2. Samenvatting van de rechtsvormen
3. Kabinetsreactie
3.1. Algemeen
3.2. Beperking van aansprakelijkheid: vergelijking met de openbare vennootschap
3.3. Personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid
3.4. Fiscale aspecten
3.5. Vrijheid van inrichting
4. Conclusie
Bijlage: Tabel met kenmerken LLP, LLC, openbare vennootschap en flexibele bv
1. Achtergrond van het onderzoek
In het kader van de modernisering van het Nederlandse ondernemingsrecht worden onder andere de wettelijke regelingen voor de personenvennootschap en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid aangepast. Het wetsvoorstel dat de modernisering van het recht voor personenvennootschappen regelt is in behandeling bij de Eerste Kamer (Vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek, Kamerstukken 28 746, hierna: wetsvoorstel personenvennootschap). De bijbehorende invoeringswet is op 6 juni 2007 ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken 31 065). Een belangrijke vernieuwing in dit wetsvoorstel is de mogelijkheid om te kiezen voor een openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid. Het wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht is inmiddels eveneens ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken 31 058). Het bv-recht wordt op een groot aantal punten versoepeld en regelingen die in de praktijk belemmerend werken, zoals de kapitaalbeschermingsregels, worden afgeschaft.
In de consultatie over de ambtelijke voorontwerpen inzake het bv-recht is vanuit het bedrijfsleven gewezen op de wenselijkheid van invoering van een personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid overeenkomstig de LLP in Groot-Brittannië. Die rechtsvorm zou de flexibiliteit van de personenvennootschap moeten combineren met de beperkte aansprakelijkheid van de bv. Bij de behandeling van het wetsvoorstel tot vaststelling van titel 7.13 BW zijn in het voorlopig verslag van de Eerste Kamer vragen over dit onderwerp gesteld. Ook in de literatuur is de invoering van een LLP als nieuwe Nederlandse rechtsvorm bepleit. Daarbij is tevens gewezen op de economische voordelen van een rechtsvorm die beperkte aansprakelijkheid combineert met fiscale transparantie (McCahery en Vermeulen, in: Ondernemingsrecht 2005–11/12, nr. 137).
Om te kunnen beoordelen of het wenselijk is om in het Nederlandse recht een personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid in te voeren, is inzicht vereist in de rechtsstelsels van landen die al een dergelijke rechtsvorm kennen. Het onderzoek biedt dit inzicht door een beschrijving te geven van de buitenlandse rechtsvormen en het gebruik daarvan in de praktijk. Behalve de LLP in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten is ook de LLC in de Verenigde Staten in het onderzoek betrokken. Gebleken is dat de LLC in de VS in korte tijd een grote populariteit heeft verworven. In een onderzoek dat zich richt op de kenmerken en het gebruik van flexibele rechtsvormen met beperkte aansprakelijkheid mag de LLC daarom niet ontbreken. Daarnaast hebben de onderzoekers een vergelijkende analyse gemaakt met de in Nederland voorgestelde rechtsvormen personenvennootschap en flexibele bv en doen zij in aanvulling op het onderzoek een aantal aanbevelingen voor de Nederlandse wetgever. In paragraaf 2 van deze kabinetsreactie is een samenvatting opgenomen van de bevindingen van de onderzoekers.
2. Resultaten van het onderzoek
De beschrijving van de buitenlandse rechtsvormen is gebaseerd op een studie van buitenlandse rechtsbronnen en literatuur. Gegevens over het gebruik van de rechtsvormen zijn verkregen van overheidsinstanties in de onderzochte landen. Ook hebben de onderzoekers de uitkomsten van het bronnenonderzoek in telefonische interviews besproken met buitenlandse deskundigen die betrokken zijn bij wetgeving, wetenschap en praktijk.
2.2 Samenvatting van de rechtsvormen
Hieronder wordt een korte typering gegeven van de onderzochte rechtsvormen. Om de overzichtelijkheid te vergroten, zijn de kenmerken van de rechtsvormen tevens in een tabel met steekwoorden opgenomen (bijlage 1). In de tabel zijn ter vergelijking ook de openbare vennootschap in titel 7.13 BW en de toekomstige flexibele bv opgenomen. De onderstaande beschrijving is noodzakelijkerwijs een globale beschrijving van de in het onderzoek betrokken rechtsvormen. Voor een completer beeld van de rechtsvormen wordt verwezen naar hoofdstuk II van het onderzoek, dat een nauwkeurige beschrijving bevat van de juridische kenmerken van de LLP en de LLC. In de Verenigde Staten bestaan verschillen tussen de LLP- en LLC-wetgeving van de verschillende deelstaten. De onderzoekers zijn in hun analyse uitgegaan van de modelwetten die de deelstaten hebben gebruikt als inspiratie voor hun eigen wetgeving (Revised Uniform Partnership Act en Uniform Limited Liability Company Act). In het onderzoek wordt waar dat nodig is, ingegaan op de verschillen tussen de deelstaten.
De LLP in de Verenigde Staten is een bijzonder vorm van de partnership. Een partnership is vergelijkbaar met de personenvennootschap naar Nederlands recht. De invoering van de LLP werd ingegeven door de vrees van grote firma’s van beroepsbeoefenaren, in het bijzonder accountantskantoren, voor aansprakelijkheidsclaims.
Voor het bestaan van een partnership is vereist dat er twee of meer partners zijn die op grond van een overeenkomst samen een activiteit ontplooien met het behalen van winst als oogmerk. Alle partners moeten uiteindelijk de zeggenschap in de partnership hebben. De partners zijn gebonden door een overeenkomst. Het partnership-recht is hoofdzakelijk regelend recht. De partners zijn in beginsel vrij om te bepalen wat zij in de overeenkomst opnemen. Van dwingend recht zijn echter de bepalingen die rechten van derden beschermen en regels die vergelijkbaar zijn met de eisen van redelijkheid en billijkheid in het Nederlandse recht. Een partnership kan een LLP worden door zich als zodanig in te schrijven. In een LLP zijn de partners in beginsel niet jegens derden aansprakelijk voor de schulden van de partnership. Dit geldt in de meeste staten voor zowel de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad als de contractuele aansprakelijkheid. In sommige staten geldt de beperkte aansprakelijkheid alleen voor aansprakelijkheid ingeval van onrechtmatige daad. Vennoten zijn wel aansprakelijk voor schade die is ontstaan door een eigen fout, ook al is de schade ontstaan in het kader van een verbintenis van de LLP. Aansprakelijkheid van de vennoot bestaat niet alleen bij eigen fouten, maar ook bij fouten van personen die onder zijn directe toezicht werkzaam zijn. Een LLP kan kiezen of zij fiscaal transparant is of als entiteit wordt belast.
De LLP wordt in de Verenigde Staten, hoofdzakelijk in de professionele dienstverlening, veel gebruikt. Eind 2004 waren er 402 238 LLP’s, tegenover 724 796 general partnerships en 1 270 236 LLC’s. De onderzoekers hebben geen duidelijke oorzaak kunnen vinden voor het grote gebruik van de LLC ten opzichte van de LLP.
De LLP in Groot-Brittannië is moeilijker te karakteriseren. Het is, ondanks het feit dat zij de naam partnership draagt, geen personenvennootschap. De onderzoekers concluderen dat de LLP het dichtst in de buurt komt van een kapitaalvennootschap met enkele trekken van een personenvennootschap. Met de LLP heeft de Britse wetgever getracht om voor beroepsbeoefenaren het probleem op te lossen dat bij een gewone partnership zowel het vermogen van de partnership als het privévermogen van vennoten aangetast kan worden als gevolg van nalatigheid of incompetentie van één vennoot, zonder dat de andere vennoten controle over of kennis hebben van zijn handelen.
De LLP is gebaseerd op een overeenkomst tussen de members. Een LLP heeft rechtspersoonlijkheid en is voor een belangrijk deel onderworpen aan de Companies Act. Een LLP moet met een commercieel doel worden opgericht door twee of meer natuurlijke of rechtspersonen en is bestemd voor beroepsbeoefenaren en ondernemers. De LLP-wetgeving laat de members een grote mate van vrijheid om de inrichting in de LLP-overeenkomst te regelen. Er is geen onderscheid tussen bestuurders en kapitaalverschaffers. Wel moet een LLP voldoen aan jaarrekeningverplichtingen die niet substantieel verschillen van de verplichtingen voor kapitaalvennootschappen. De members zijn in beginsel niet verbonden door verbintenissen van de LLP. Wel is een member die in het kader van de bedrijfsuitoefening van de LLP een onrechtmatige daad begaat naast de LLP aansprakelijk voor de schade. De zogenaamde «designated members» (dit zijn members die als zodanig zijn aangewezen en verantwoordelijk zijn voor bepaalde administratieve taken) kunnen worden gestraft met een boete of een beroepsverbod indien zij hun taak onbehoorlijk vervullen. Er zijn geen regels voor de vorming en instandhouding van een vermogen. Ingeval van insolventie van de LLP kan de rechter members veroordelen tot een betaling aan de LLP, indien zij wisten of behoorden te weten dat de LLP insolvent zou worden (wrongful trading). De fiscus beschouwt de LLP in beginsel als fiscaal transparant.
Van de LLP wordt in Groot-Brittannië slechts beperkt gebruik gemaakt. In 2005 waren er 17 499 LLP’s ingeschreven, tegenover ruim 2,1 miljoen private limited companies en een geschat aantal eenmanszaken van 2,7 miljoen. Hoewel de onderzoekers aangeven dat de beperkte gegevens geen verantwoorde conclusies toelaten, hebben zij het vermoeden dat de LLP onder grote firma’s van beroepsbeoefenaren wel vaak wordt gebruikt.
Aan de invoering van de LLC in de Verenigde Staten lag een ander motief ten grondslag. Met de invoering van de LLC – voor het eerst in de staat Wyoming – wilde men tegemoet gekomen aan de behoefte van ondernemingen aan een rechtsvorm die fiscale transparantie combineerde met beperkte aansprakelijkheid van de leden van de entiteit. Lange tijd werd de ontwikkeling van de LLC belemmerd door onzekerheid over de fiscale behandeling. Nadat de Amerikaanse belastingautoriteiten duidelijkheid hadden verschaft over het fiscaal-transparante karakter, heeft het gebruik van de LLC in de gehele VS een grote vlucht genomen en is in de LLC-wetgeving ook meer nadruk komen te liggen op de vrijheid van inrichting.
Het precieze rechtskarakter van de LLC is, mede door de verschillen in de wetgeving van de deelstaten, niet duidelijk vast te stellen. Toch komt uit het onderzoek een aantal algemene kenmerken naar voren. De LLC is hoofdzakelijk een contractuele samenwerkingsvorm die dichter bij de personenvennootschap staat dan bij de kapitaalvennootschap. Sommige staten sluiten het gebruik van de LLC uit voor vrije beroepen, landbouw of het bank- of verzekeringsbedrijf. Een LLC is een van de leden te onderscheiden drager van rechten en plichten. Hoewel dit op rechtspersoonlijkheid lijkt te wijzen, constateren de onderzoekers dat de vraag of de LLC moet worden gekwalificeerd als contract of entiteit, niet in algemene zin kan worden beantwoord. Het is tevens mogelijk om een eenpersoons-LLC op te richten. Er is geen voorgeschreven orgaanstructuur. De inrichting wordt overgelaten aan de overeenkomst tussen de leden van de LLC (operating agreement). Ook als een LLC één lid heeft, spreekt men van een «operating agreement». Deze zogenaamde operating agreement is in de meeste staten niet openbaar. In de meeste staten wordt de LLC bestuurd door de leden, tenzij anders is afgesproken. De leden zijn in beginsel niet aansprakelijk voor de verbintenissen van de LLC. Een lid is wel aansprakelijk ingeval van een onrechtmatige daad die hem kan worden toegerekend, ook als de onrechtmatige daad wordt gepleegd in de bedrijfsuitoefening van de LLC. Het aansprakelijkheidsregime van de LLC is vergelijkbaar met dat van een LLP met een «full shield», hetgeen wil zeggen dat de beperking van de aansprakelijkheid geldt voor alle soorten verbintenissen. Er is geen systeem van formele kapitaalbescherming. Wel voorziet de wetgeving doorgaans in formele eisen ten aanzien van de inbreng en verbieden bijna alle staten uitkeringen die de LLC insolvent maken of het eigen vermogen laten dalen onder de waarde van de gezamenlijke inbreng.
Uit het onderzoek naar de LLC komt naar voren dat de invoering van een geheel nieuwe rechtsvorm tot rechtsonzekerheid kan leiden als de wetgever niet zorgt voor een duidelijke afbakening tussen de verschillende rechtsvormen. Anders dan bij de LLP, waar men kan putten uit de juridische leerstukken en jurisprudentie van het recht voor partnerships, bestaat er veel onzekerheid omtrent het rechtskarakter van de LLC. Uit het onderzoek blijkt dat het voor rechters lang niet altijd duidelijk is of rechtsvragen omtrent de LLC moeten worden beantwoord vanuit het recht voor partnerships of het recht voor corporations. De onderzoekers concluderen in dit verband dat de ervaring in de Verenigde Staten leert dat de mogelijkheden van zinvolle afbakening van rechtsvormen eindig zijn en dat de onbeperkte vrijheid van vormgeving ertoe heeft geleid dat er geen reële afbakeningscriteria meer gelden.
Het gebruik van de LLC is de laatste jaren sterk toegenomen. Eind 2004 waren er 1 270 236 LLC’s, tegenover 402 238 LLP’s en 724 796 general partnerships. De LLC is dus inmiddels de meest gebruikte partnership-vorm in de VS.
Het kabinet heeft met waardering kennis genomen van het onderzoek. De onderzoekers zijn erin geslaagd om op een heldere en gedetailleerde wijze inzicht te geven in de relevante kenmerken van de rechtsstelsels in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Naast de juridische kenmerken van de LLP en de LLC geeft het onderzoek ook een goed beeld van de achtergronden en de totstandkoming van de wetgeving voor deze rechtsvormen en het gebruik daarvan in de praktijk.
Het onderzoek is uitgevoerd om te kunnen beoordelen of het wenselijk is om in aanvulling op de herziening van de wettelijke regeling voor de personenvennootschap en de bv over te gaan tot de invoering van een personenvennootschap (of vergelijkbare nieuwe rechtsvorm) met beperkte aansprakelijkheid. Het kabinet meent dat het onderzoek geen aanleiding geeft om over te gaan tot invoering van een nieuwe rechtsvorm met beperkte aansprakelijkheid. De onderzoekers geven in dit verband aan dat de ervaringen in de onderzochte rechtsstelsels niet tot de conclusie leiden dat invoering van nieuwe rechtsvormen beter bijdraagt aan een bruikbaarder ondernemingsrecht dan hervorming van bestaande rechtsvormen. De onderzoekers merken in dit verband terecht op dat het voor de bruikbaarheid van het Nederlandse recht in de eerste plaats van belang is dat de keuzes aan de behoeftes van de gebruikers tegemoet komen, duidelijk zijn en goed vertaald worden in regelgeving (par. V.7).
Na de invoering van de nieuwe personenvennootschap en de flexibilisering van het bv-recht ontstaat voor Nederlandse ondernemers een breed palet aan rechtsvormen. De startende ondernemer kan zijn activiteiten onderbrengen in een eenmanszaak. Bij de behandeling van het wetsvoorstel personenvennootschap heb ik in dit verband toegezegd te zullen onderzoeken of legislatieve voorzieningen voor een afzonderlijke overdraagbaarheid van eenmanszaak noodzakelijk zijn (Kamerstukken I, 2006–2007, 28 746, E, blz. 3). Indien de ondernemer een samenwerkingsverband met anderen wil aangaan, kan hij kiezen voor een personenvennootschap. Als men daarbij een duidelijke scheiding wil aanbrengen tussen het privévermogen van de vennoten en het zakelijke vermogen van de vennootschap, kan onder de nieuwe regeling worden gekozen voor een openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid (OVR). De keuze voor rechtspersoonlijkheid heeft bovendien als voordeel dat omzetting in een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid mogelijk is (artikel 834 van het wetsvoorstel personenvennootschap). Ik heb toegezegd om bij de herziening van het bv-recht nog te onderzoeken of ook de mogelijkheid kan worden geopend tot omzetting van een OVR in een naamloze vennootschap met aandelen op naam (Kamerstukken I, 2006–2007, 28 746, E, blz. 6). De keuze voor een bv met beperkte aansprakelijkheid kan aan de orde zijn als ondernemers een duidelijke scheiding willen aanbrengen bij de financiering van afzonderlijke bedrijfsactiviteiten of als er externe financiers worden gezocht. Na de flexibilisering van het bv-recht biedt de wettelijke regeling ondernemers veel meer mogelijkheden tot maatwerk bij de inrichting van de bv, onder andere bij het verdelen van de winst en het stemrecht en bij de blokkering van aandelen. Voor grotere ondernemingen waarin de aandelen zijn verspreid over een groot aantal aandeelhouders is de naamloze vennootschap beschikbaar. In andere gevallen zullen de rechtsvormen coöperatie, Europese vennootschap (SE) en Europees Economisch Samenwerkingsverband gebruikt kunnen worden.
Het kabinet verwacht dat met de in gang gezette herziening van de personenvennootschap en de flexibilisering van het bv-recht tegemoet wordt gekomen aan de in de praktijk gevoelde behoefte aan flexibiliteit bij de inrichting van deze rechtsvormen. Het kabinet leidt uit het onderzoek af dat met dit proces van herziening de juiste weg is ingeslagen. Met de nieuwe personenvennootschap en de flexibele bv zal een wettelijk aanbod van rechtsvormen ontstaan dat enerzijds voldoende ruimte laat voor ondernemers om een passende rechtsvorm te kiezen en die naar hun eigen inzicht in te richten en anderzijds voldoende waarborgen bevat voor de rechtszekerheid en de bescherming van derden die met die rechtsvormen te maken hebben. Ook de mogelijkheden om rechtsvormen om te zetten, te fuseren of te splitsen worden verruimd.
De herziening van de wettelijke regeling voor de personenvennootschap en de aanpassing van het bv-recht zijn ingrijpende maatregelen die in de praktijk zeker een periode van gewenning zullen vergen. Mocht na de invoering van de nieuwe personenvennootschap en de flexibele bv blijken dat zich in de praktijk nog specifieke problemen voordoen dan kan worden bekeken of aanvullende maatregelen alsnog noodzakelijk zijn.
3.2 Beperking van aansprakelijkheid: vergelijking met de openbare vennootschap
Het belangrijkste motief voor invoering van de LLP in de Verenigde Staten en de LLP in Groot-Brittannië was het verzachten van de aansprakelijkheid van beroepsbeoefenaren. De gedachte van de wetgevers aldaar was dat het privévermogen van vennoten niet aangetast zou moeten worden als gevolg van nalatigheid of incompetentie van één medevennoot, zonder dat de andere vennoten controle hebben over of kennis hebben van zijn handelen.
Op grond van het wetsvoorstel personenvennootschap zijn de vennoten van een openbare vennootschap in beginsel hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen van de vennootschap. De hoofdelijke verbondenheid van de vennoten is van oudsher een wezenskenmerk van de vennootschap onder firma (v.o.f.). Dit is niet alleen in Nederland, maar ook in andere rechtsstelsels het geval. Dat in een vennootschap die als één zaak naar buiten toe opereert alle vennoten aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de door één der vennoten aangegane schulden, hangt samen met de gedachte dat alle vennoten geacht worden elkaar volmacht te hebben gegeven om jegens derden te handelen. Het uitgangspunt van hoofdelijke verbondenheid voor de verbintenissen van de vennootschap is in het wetsvoorstel personenvennootschap voor de openbare vennootschap gehandhaafd (artikel 7:813 lid 1 BW) en gaat tevens gelden voor openbare beroepsvennootschappen. Bij de maatschap geldt onder huidig recht nog dat de vennoten voor gelijke delen zijn verbonden voor handelingen die bevoegdelijk namens de maatschap zijn verricht. Een wijziging ten opzichte van de bestaande maatschap is de samenvoeging van de (openbare) beroepsvennootschap en de (openbare) bedrijfsvennootschap in één rechtsfiguur: de openbare vennootschap. Deze samenvoeging is ingegeven door de vervaging van het onderscheid tussen beroep en bedrijf. Gelet op deze vervaging bestaat voor een onderscheid op het punt van de aansprakelijkheid niet voldoende rechtvaardiging meer (Kamerstukken II, 2003–2004, 28 746, nr. 5).
Een precieze vergelijking tussen de onderzochte rechtsvormen en de openbare vennootschap in het wetsvoorstel personenvennootschap wordt bemoeilijkt door het feit dat het bredere juridische kader in de onderzochte rechtsstelsels van invloed zal zijn op de reikwijdte van de aansprakelijkheid. Tot dat bredere juridische kader moeten onder andere het algemene aansprakelijkheids- en onrechtmatige daadsrecht, het strafrecht en het faillissementsrecht worden gerekend. Vergeleken met de geschetste regeling voor de openbare vennootschap in het wetsvoorstel personenvennootschap lijkt de aansprakelijkheid bij de onderzochte rechtsvormen in de VS en Groot-Brittannië beperkt van aard. Toch zijn er aanwijzingen dat het verschil met de onderzochte rechtsvormen minder groot is dan op het eerste gezicht lijkt.
Hoewel de LLP in Groot-Brittannië en de LLP en de LLC in de Verenigde Staten uitgaan van beperkte aansprakelijkheid, blijven vennoten aansprakelijk voor hun eigen handelingen die kwalificeren als onrechtmatige daad, ook al zijn deze in het kader van de bedrijfsoefening van de LLP of LLC begaan. In de voorgestelde regeling voor de openbare vennootschap zijn alle vennoten in die gevallen hoofdelijk aansprakelijk.
Daarnaast is van belang dat de aansprakelijkheid bij de openbare vennootschap in het kader van een opdracht minder ver reikt. In het voorgestelde artikel 7:813 lid 2 is bepaald dat indien een openbare vennootschap een opdracht heeft ontvangen, ieder van de vennoten voor het geheel aansprakelijk is ter zake van een tekortkoming in de nakoming, tenzij de tekortkoming niet aan hem kan worden toegerekend. De tenzij-clausule in het voorgestelde artikel 813 lid 2 zal in het bijzonder van belang zijn voor openbare vennootschappen tot uitoefening van een beroep, waarbij het vaak zal gaan om opdrachten tot dienstverlening. Omdat de verschillende vormen van dienstverlening doorgaans onder opdracht kunnen worden gebracht, zullen beroepsbeoefenaren die gebruik maken van een openbare vennootschap niet aansprakelijk zijn voor fouten die door medevennoten zijn begaan en ten aanzien waarvan hun geen verwijt valt te maken.
Ten opzichte van de onderzochte rechtsstelsels, waarin de beperkte aansprakelijkheid het uitgangspunt is, heeft het voorgestelde artikel 7:813 lid 2 BW als voordeel dat het houden van toezicht op medevennoten wordt bevorderd. Bij de LLP in de Verenigde Staten rust op de vennoot bovendien niet alleen aansprakelijkheid voor eigen tekortkomingen, maar ook voor die van personen die voor de LLP werken en die onder zijn directe toezicht werkzaam zijn. In de VS is erop gewezen dat dit systeem averechts kan werken, omdat het risico bestaat dat vennoten minder snel verantwoordelijkheid nemen voor het uitoefenen van toezicht.
De onderzoekers hebben voorts aangegeven dat de reikwijdte van de beperkte aansprakelijkheid bij de LLP in de VS moeilijk is vast te stellen. In staten die een onderscheid maken tussen «shielded» en «unshielded liabilities» – er geldt bijvoorbeeld beperkte aansprakelijkheid ingeval van onrechtmatige daad, maar niet ingeval van contractuele tekortkomingen – gaat de beperkte aansprakelijkheid minder ver dan op het eerste gezicht zou kunnen lijken. Ook de mogelijkheid om regres te nemen kan in bepaalde gevallen de voordelen van beperkte aansprakelijkheid weer teniet doen (blz. 33–34 van het onderzoeksrapport).
Tenslotte is van belang dat de onderzoekers constateren dat het leerstuk van doorbraak van beperkte aansprakelijkheid in de jurisprudentie nog niet is uitgekristalliseerd. Het leerstuk is bovendien minder eenvoudig toe te passen op LLP’s, omdat het vooral is bedoeld en vormgegeven om misbruik bij kapitaalvennootschappen (corporations) te voorkomen. Hieraan kan worden toegevoegd dat een scherpe vergelijking met de buitenlandse rechtsstelsels ook op het punt van de reikwijdte van de aansprakelijkheid wordt bemoeilijkt door de verschillen in de algemene rechtsbeginselen. Het Amerikaanse begrip «tort» is bijvoorbeeld niet zondermeer gelijk te stellen met het Nederlandse begrip «onrechtmatige daad».
3.3 Personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Bij de vraag of het Nederlandse recht zou moeten voorzien in een personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid moet in het oog worden gehouden dat een beperking van de aansprakelijkheid van vennoten ertoe leidt dat het risico bij schade wordt verplaatst van de vennoten naar degene die schade lijdt. Indien vennoten een aansprakelijkheidsverzekering hebben afgesloten, hetgeen bij beroepsbeoefenaren veelal het geval zal zijn, zou het voordeel strekken ten gunste van de verzekeraars. Ten aanzien van rechtspersonen is het uitgangspunt in het Nederlandse recht dat beperking van aansprakelijkheid slechts aan de orde is, indien er voldoende waarborgen voor crediteuren tegenover staan. In het wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht wordt voor de bv vastgehouden aan dit uitgangspunt: er wordt weliswaar een groot aantal regels van kapitaalbescherming geschrapt, maar tegelijkertijd is getracht om via aansprakelijkheidsregels te voorzien in een stelsel van crediteurenbescherming dat nauwer aansluit bij de economische realiteit. Ook blijven de jaarrekeningplicht en de regels die voortvloeien uit de in de jaren tachtig van de vorige eeuw ingevoerde misbruikwetten voor de bv gelden. Wettelijke waarborgen zijn vooral van belang voor kleinere crediteuren, die vaak niet in staat zijn om zelf voldoende waarborgen te bedingen, en voor onvrijwillige crediteuren die bijvoorbeeld schade hebben geleden als gevolg van een beroepsfout. Aldus wordt een tegenwicht gecreëerd voor de beperking van de verhaalsmogelijkheden die het gebruik van een rechtsvorm met beperkte aansprakelijkheid met zich brengt.
Ook in de regeling voor de LLP in Groot-Brittannië is als uitgangspunt genomen dat er regels moeten zijn die de belangen van crediteuren beschermen. Op de Britse LLP zijn grote delen van de Companies Act van toepassing verklaard. Hoewel er voor de Britse LLP geen regels gelden voor het bijeenbrengen en instandhouden van een vermogen, gelden wel jaarrekeningverplichtingen die grotendeels overeenkomen met die voor kapitaalvennootschappen, alsmede aansprakelijkheidsregels bij insolventie (wrongful enfraudulent trading) en bij het onttrekken van goederen aan het vermogen van de LLP in de twee jaren voor ontbinding (adjustment of withdrawals). In de House of Commons werd zelfs opgemerkt dat er aanleiding was het niveau van crediteurenbescherming bij de LLP hoger te stellen dan bij partnerships en companies. In de Verenigde Staten, waar de wetgevers minder belang lijken te hechten aan voorschriften die de beperkte aansprakelijkheid van vennoten compenseren, bepalen veel LLC-wetten wel dat geen dividend mag worden uitgekeerd indien de uitkering tot gevolg heeft dat de LLC niet in staat zal zijn haar schulden te voldoen. Deze regel vertoont gelijkenis met de regeling voor uitkeringen aan aandeelhouders in het wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht (artikel 216).
In het Nederlandse recht zal de flexibele bv gaan voorzien in een rechtsvorm die flexibiliteit combineert met beperkte aansprakelijkheid van de aandeelhouders. Anders dan in Nederland was in Groot-Brittannië een rechtsvorm met beperkte aansprakelijkheid, zoals de private limited company (vergelijkbaar met de Nederlandse bv), voor beroepsbeoefenaren niet beschikbaar. De omstandigheid dat in Groot-Brittannië de partnership, een rechtsvorm met hoofdelijke aansprakelijkheid voor de partners, voor de meeste beroepsbeoefenaren de enige beschikbare rechtsvorm was, heeft een belangrijke rol gespeeld bij de invoering van de LLP. In het Nederlandse recht bestaat dus niet, zoals in Groot-Brittannië wel het geval was, een leemte waarin een personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid zou voorzien.
In bepaalde gevallen zal ook de commanditaire vennootschap tegemoet kunnen komen aan de wens tot beperking van aansprakelijkheid. Een commanditaire vennootschap is een openbare vennootschap waarin de commanditaire vennoten in beginsel niet extern aansprakelijk zijn voor verbintenissen van de vennootschap en extern slechts tot het bedrag van de door hen verschuldigde inbreng in de verliezen van de vennootschap delen. Gewone vennoten zijn wel hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen van de commanditaire vennootschap (artikel 7:813 BW van het wetsvoorstel personenvennootschap).
Het vorenstaande brengt met zich dat de combinatie van beperkte aansprakelijkheid en fiscale transparantie vooralsnog niet via een aanpassing van het civiele recht zal worden gerealiseerd.
Alvorens nader in te gaan op de consequenties van een herziening van de fiscale kwalificatie van een bestaande rechtsvorm, volgt hieronder eerst een toelichting over de fiscale relevantie van het onderscheid tussen transparante en niet-transparante rechtsvormen in Nederland.
Het onderscheid tussen transparante en niet-transparante entiteiten en samenwerkingsvormen heeft fiscaal belangrijke gevolgen. Kenmerk van niet-transparante entiteiten en samenwerkingsvormen is dat de belastingheffing over de ondernemingswinst plaatsvindt op het niveau van de entiteiten zelf. Bij transparante entiteiten en samenwerkingsvormen is dat niet het geval; daar vindt die belastingheffing niet plaats op het niveau van de entiteiten, maar rechtstreeks op het niveau van degenen die in de transparante entiteit deelnemen (de participanten).
In de praktijk kan worden gesteld dat niet-transparante entiteiten en samenwerkingsvormen qua belastingplicht in Nederland onder de reikwijdte van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vallen. Als voorbeelden van entiteiten en samenwerkingsvormen die via de vennootschapsbelasting worden belast kunnen worden genoemd naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen, open commanditaire vennootschappen1, overige vennootschappen met een in aandelen verdeeld kapitaal, coöperaties, verenigingen op coöperatieve grondslag, onderlinge waarborgmaatschappijen en fondsen voor gemene rekening1. Belastingheffing bij (natuurlijke personen die deelnemen in) transparante entiteiten en samenwerkingsvormen verloopt daarentegen via de Wet inkomstenbelasting 20012. Als voorbeelden van (deelnemers in) entiteiten en samenwerkingsvormen die in Nederland via de inkomstenbelasting worden belast kunnen worden genoemd de eenmanszaak, de vennootschap onder firma en de besloten commanditaire vennootschap. Na invoering van Titel 7:13 BW zijn dit de OV(R) en de besloten1 CV(R).
Uit het vorenstaande volgt dat de vennootschapsbelasting en de inkomstenbelasting qua reikwijdte van de belastingplicht in feite elkaars complement vormen. Belangrijke kanttekening in dit verband is dat het onderscheid niet-transparant versus transparant parallel loopt aan het onderscheid tussen entiteiten en samenwerkingsvormen die voor de deelnemers een beperkte aansprakelijkheid kennen (belastingheffing via de vennootschapsbelasting) en entiteiten en samenwerkingsvormen waarbij de deelnemers hoofdelijk aansprakelijk3 zijn (belastingheffing via de inkomstenbelasting).
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat deelnemers in een niet-transparante entiteit of samenwerkingsvorm ter zake van de uit (of bij verkoop van) die participatie ontvangen voordelen vervolgens nog wel zelf in de belastingheffing worden betrokken. Dit betreft echter niet de ondernemingswinst van de entiteit of de samenwerkingsvorm. Daarbij speelt ook de hoedanigheid van de aandeelhouder een rol. Als voorbeeld kan in dit verband worden genoemd een aandeelhouder in een BV. Die aandeelhouder kan een natuurlijk persoon zijn, maar ook een andere BV. Is sprake van een natuurlijk persoon als aandeelhouder, dan wordt deze ter zake van het aandelenbezit via box 3 in de heffing van de inkomstenbelasting betrokken of, als sprake is van een aanmerkelijk belang, via box 2. Is de aandeelhouder een andere BV, dan wordt deze ter zake van (de voordelen uit) dit aandelenbezit in beginsel via de vennootschapsbelasting belast, met dien verstande dat in veel gevallen – bij een aandelenbezit van meer dan 5% – een beroep kan worden gedaan op de deelnemingsvrijstelling.
In relatie tot het buitenland zou herkwalificatie tot problemen kunnen leiden, omdat door kwalificatieverschillen in grensoverschrijdende situaties gevallen van ongewenste dubbele belastingheffing of ongewenste dubbele vrijstelling zouden kunnen ontstaan. Ook de uitvoering van de fiscale regelgeving zou door herkwalificatie niet gemakkelijker worden. Illustratief in dit verband is de discussie tijdens de voorbereiding van de Wet werken aan winst om in Nederland een «check-the-box» stelsel in te voeren dat belastingplichtigen ter zake van een (beperkt) aantal rechtsvormen de keuze zou geven om te opteren voor een fiscaal transparante status of voor een fiscaal niet-transparante status. Een belangrijk aspect daarbij was dat in grensoverschrijdende situaties dubbele belastingheffing of ongewenste dubbele vrijstelling zou kunnen ontstaan.
Los daarvan wordt opgemerkt dat er ook nadelen verbonden zijn aan het voortaan als fiscaal transparant aanmerken van een rechtsvorm die thans nog als fiscaal niet-transparant wordt aangemerkt. Zo zou een verplichte variant van herkwalificatie nadelig kunnen zijn voor het bedrijfsleven en voor de aandeelhouders en een buitengewoon complexe regelgeving eisen. Optionele herkwalificatie waarbij (alle) aandeelhouders er (gezamenlijk) voor kunnen kiezen de BV als fiscaal transparant aan te merken zou een aantal van de hiervoor genoemde nadelen wegnemen of beperken. Deze aandeelhouders zouden dan immers zelf de afweging kunnen maken hoe voor hen de voor- en nadelen van een fiscaal transparante BV zich tot elkaar verhouden. Wat betreft wetgeving en uitvoering is optionele transparantie echter nog gecompliceerder dan verplichte transparantie, onder andere omdat er dan naast elkaar twee afzonderlijke fiscale BV-regimes ontstaan.
Uit het bovenstaande blijkt, dat het invoeren van een systeem van transparante entiteiten zowel in de nationale en internationale context bezien ingrijpende gevolgen zou hebben. Los daarvan is van een duidelijke noodzaak voor een rechtsvorm die beperkte aansprakelijkheid combineert met fiscale transparantie op dit moment niet gebleken terwijl het ondernemingsrecht op dit moment wordt gemoderniseerd en geflexibiliseerd. Het ligt dan voor de hand eerst te bezien welke praktijkervaringen het nieuwe ondernemingsrecht gaat opleveren alvorens eventueel over te gaan tot fiscale wijzigingen. Dit leidt tot de conclusie dat zowel verplichte als optionele transparantie van de BV naar de mening van het kabinet niet opportuun is.
Uit het onderzoek blijkt dat de LLP en de LLC in de onderzochte rechtsstelsels een grote mate van vrijheid van inrichting kennen. De wetgeving is daar gebaseerd op de gedachte dat de gebruikers van de rechtsvorm zelf bepalen hoe zij de rechtsvorm inrichten en dat de wet slechts een aanvullende rol heeft. De onderzoekers hebben aangegeven dat er geen empirisch onderzoek beschikbaar is met betrekking tot de vraag of een grotere vrijheid van inrichting in de onderzochte rechtsstelsels heeft geleid tot meer misbruik. Zij hebben niet kunnen constateren of dit het geval is.
De in Nederland voorgestelde nieuwe regeling voor de personenvennootschap kent eveneens veel vrijheid toe aan de vennoten om hun onderlinge verhoudingen in het vennootschapscontract uit te werken. Titel 7.13 BW, zoals thans aanhangig bij de Eerste Kamer, gaat ook uit van regelend recht. Het wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht heeft eveneens tot doel de vrijheid van inrichting voor gebruikers van bv’s te vergroten. Het kabinet verwacht dat de nieuwe personenvennootschap en de bv tegemoet komen aan de in de praktijk bestaande behoefte aan flexibiliteit, zonder dat onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de rechtszekerheid en de belangen van derden. Wel is het nuttig om te bekijken of er in aanvulling op deze wetsvoorstellen op onderdelen kan worden voorzien in verdere flexibilisering. Dat gebeurt hieronder aan de hand van de aanbevelingen die de onderzoekers hebben gedaan ten aanzien van de vrijheid van inrichting.
Ten eerste menen de onderzoekers dat er voor de wetgever aanleiding is om zich te bezinnen op de keuze voor dwingend bv-recht (artikel 2:25 BW). Bij de voorbereiding van het wetsvoorstel bv-recht is dit naar aanleiding van het rapport van de expertgroep onder leiding van prof. De Kluiver reeds overwogen. In het wetsvoorstel is uiteindelijk het uitgangspunt van dwingend recht gehandhaafd. Daarbij speelde onder meer de overweging dat een systeem van regelend recht zou afwijken van de regeling voor de overige rechtspersonen in Boek 2 BW en dat de vraag of de wettelijke regeling moet uitgaan van regelend dan wel van dwingend recht in wezen een vraag is van wetgevingstechniek. Dit laatste is ook opgemerkt door de Commissie vennootschapsrecht, die in dat verband heeft aangegeven dat de invoering van meer regelend recht voor de bv ook kan plaatsvinden met handhaving van de thans geldende systematiek. Voor een nadere uiteenzetting van de keuze voor dwingend recht wordt verwezen naar blz. 7 en 8 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht. Het onderzoek naar de LLP en de LLC geeft voor het kabinet geen aanleiding om de gemaakte keuze voor dwingend recht als uitgangspunt bij de bv te herzien.
Ten tweede menen de onderzoekers dat gebruikers van Nederlandse kapitaalvennootschappen meer ruimte zouden moeten krijgen dan zij nu hebben om afspraken over de inrichting van de rechtspersoon buiten de statuten te maken en in voorkomend geval jegens de rechtspersoon te doen gelden. De Revised Model Business Corporations Act en de vennootschapswetgeving in Delaware kennen een dergelijke regeling in de vorm van «by-laws». Deze regelingen komen erop neer dat partijen de afspraken die alleen de interne verhoudingen van de vennootschap betreffen niet in de statuten behoeven vast te leggen, maar dat kunnen doen in een document dat met minder formaliteiten is omgeven. De aanbeveling van de onderzoekers om meer ruimte te geven aan afspraken buiten de statuten spreekt op zichzelf aan, omdat zij past in de flexibiliseringsgedachte die ten grondslag ligt aan het recent ingediende wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht. Wel is nader onderzoek nodig om te bepalen welke categorieën van regelingen in aanmerking zouden kunnen komen voor regeling buiten de statuten en welke gevolgen dit zou hebben voor de positie van derden. Het kabinet zal in het kader van de wijziging van het bv-recht in de invoeringswet nader ingaan op de vraag in hoeverre voor bv’s de mogelijkheid kan worden geboden om bepaalde afspraken buiten de statuten vast te leggen.
Het onderzoek naar rechtsvorm en gebruik van LLP’s en LLC’s is uitgevoerd om te kunnen beoordelen of het wenselijk is om in het Nederlandse recht in aanvulling op de herziening van de wettelijke regeling voor de personenvennootschap en de bv over te gaan tot de invoering van een personenvennootschap (of vergelijkbare nieuwe rechtsvorm) met beperkte aansprakelijkheid. Het kabinet meent dat voor dit laatste onvoldoende grond bestaat.
Ondernemers kunnen na de invoering van de nieuwe personenvennootschap en de herziening van het bv-recht onder andere kiezen voor een eenmanszaak, personenvennootschap (al dan niet met rechtspersoonlijkheid), een flexibele besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of een naamloze vennootschap. Bovendien worden de mogelijkheden tot omzetting, fusie en splitsing van de verschillende rechtsvormen verruimd.
Het kabinet verwacht dat met de in gang gezette herziening van de personenvennootschap en de flexibilisering van het bv-recht tegemoet wordt gekomen aan de in de praktijk gevoelde behoefte aan flexibiliteit bij de inrichting van deze rechtsvormen.
Het kabinet leidt uit het onderzoek af dat met dit proces van herziening de juiste weg is ingeslagen. Anders dan het geval was bij de LLP in Groot-Brittannië zou de invoering van een personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid in Nederland voor beroepsbeoefenaren niet in een leemte voorzien. Voor beroepsbeoefenaren die hun aansprakelijkheid willen beperken, zal de flexibele bv als rechtsvorm beschikbaar zijn.
Herziening van de fiscale kwalificatie van een bestaande Nederlandse rechtsvorm is naar het oordeel van het kabinet geen reële optie om een rechtsvorm mogelijk te maken die beperkte aansprakelijkheid combineert met fiscale transparantie. Los van het feit dat van een duidelijke noodzaak voor een dergelijke rechtsvorm niet is gebleken, geldt hiervoor in feite hetzelfde argument als voor het niet invoeren van een personenvennootschap of een nieuwe rechtsvorm met beperkte aansprakelijkheid: het ondernemingsrecht wordt op dit moment gemoderniseerd en geflexibiliseerd. Het ligt voor de hand eerst te bezien welke praktijkervaringen het nieuwe ondernemingsrecht gaat opleveren alvorens eventueel over te gaan tot fiscale wijzigingen. Daar komt bij dat het herkwalificeren van een bestaande rechtsvorm van fiscaal niet-transparant tot fiscaal transparant zwaarwegende nadelen heeft. Dit geldt zowel voor verplichte herkwalificatie als voor optionele herkwalificatie.
Naar aanleiding van het onderzoek zal het kabinet nader onderzoeken in hoeverre voor bv’s de mogelijkheid kan worden geboden om bepaalde interne afspraken buiten de statuten vast te leggen. Een dergelijke mogelijkheid zou in de praktijk kunnen leiden tot vermindering van de kosten en formaliteiten bij de oprichting en inrichting van een bv. Hierop zal nader worden ingaan in de nog op te stellen invoeringswet bij het wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht.
Tabel met kenmerken LLP, LLC, openbare vennootschap en flexibele bv
LLP (VS) | LLP (VK) | LLC (VS) | Openbare Vennootschap (7.13 BW) | Flexibele bv | |
---|---|---|---|---|---|
Type rechtsvorm | Contract, bijzondere vorm van partnership. Ten minste twee partners. | Moeilijk te karakteriseren. Rechtspersoon. Ten minste twee members. Ondanks benaming partnership is het geen personenvennootschap, maar een Kapitaalvennoot- schap met enkele trekken van een per- sonenvennootschap. | Moeilijk te karakteriseren. Hoofdzakelijk contractueel met corporatieve trekken. Eenpersoons-LLC is mogelijk. | Contract. Ten minste twee vennoten. Rechtspersoonlijkheid optioneel. | Vennootschap met in aandelen verdeeld kapitaal. |
Dwingend of regelend recht | Hoofdzakelijk rege- lend, behoudens bescherming van derden en redelijkheid en billijkheid in onder- linge verhoudingen. | Members zijn vrij om de inrichting in de LLP overeenkomst te regelen. Geen onder- scheid tussen bestuurders en kapitaalverschaffers. | Geen verplichte orgaanstructuur. Inrichting wordt overgelaten aan operating agreement. Members zijn meestal tevens bestuurder. | Uitgangspunt is regelend recht. | Uitgangspunt is dwingend recht (art. 2:25 BW). |
Aansprakelijkheid | Partners in beginsel niet aansprakelijk voor schulden van de LLP, wel voor eigen tekortkomingen. | Members in beginsel niet aansprakelijk voor verbintenissen van de LLP, wel voor eigen onrechtmatige daad. Designated members kunnen worden gestraft met boete of bestuursverbod bij onbehoorlijke taakvervulling. | Members in beginsel niet aansprakelijk voor verbintenissen van de LLC, wel voor eigen onrechtmatige daad. | Vennoten zijn hoof- delijk aansprakelijk, met verzachting in geval van opdracht (art.7:813 BW). | Aandeelhouders en bestuurders beperkt aansprakelijk. In beperkte gevallen wel externe aansprakelijkheid wegens onrechtmatige daad. Specifieke aansprakelijkheidssanctiesvoor bestuurders bij misbruik. |
Inschrijving en publicatie van gegevens | Inschrijving met jaarlijkse vernieuwing. Beperkte informatie. Geen inzicht in de inrichting. | Beperkte informatie. Inschrijving van incorporations docu- ment met gegevens van de LLP en de members, met jaar- lijkse controle. Publi- catie van jaarrekening. | Operating agreement meestal niet open- baar. Inschrijving van articles of association met beperkte gege- vens van de LLC en de members. Meestal periodiek actualiseren. | Inschrijving in het handelsregister; beperkt tot gegevens die van belang zijn voor derden. | Inschrijving in het handelsregister van de statuten en belangrijkste gegevens van de rechtspersoon en de bestuurders. Publicatie van jaarrekening. |
Financiële waarborgen | Doorgaans niet. Sommige staten stellen verzekeringseis of regels voor vermogensbescher- ming. | Regels inzake wrong- ful trading en onttrek- king van goederen bij insolventie van de LLP. | Geen kapitaalbescher- ming. Doorgaans wel formele eisen aan inbreng en verbod op uitkeringen die LLC insolvent maken. | Geen kapitaalbescher- ming. Verplichting tot voeren van administratie en het opmaken van een balans en staat van baten en lasten (art. 7:814 BW). | Regels voor inbreng op aandelen en voor uitke- ringen aan aandeelhouders. |
Fiscale behandeling | Wel of geen fiscale transparantie is keuze. | Fiscaal transparant. | Wel of geen fiscale transparantie is keuze. | Fiscaal transparant. | Niet fiscaal transparant. |
Indien een participant een Vpb-plichtig lichaam is, wordt aan die participant toekomende winst tot zijn winst gerekend en in de vennootschapsbelastingheffing betrokken.
Met de term hoofdelijk aansprakelijk wordt bedoeld alle gevallen, die niet onder «beperkt aansprakelijk» vallen; dit overeenkomstig de uitleg bij vraag B in het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën d.d. 18 december 2004, nr. CPP2004/2730M.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29752-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.