29 736
Wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs

nr. 51
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 5 januari 2010

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft op 25 november 2009 overleg gevoerd met staatssecretaris Dijksma van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 6 oktober 2009 betreffende de klachtenregeling po en vo (32 123-VIII, nr. 9);

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 9 juli 2009 betreffende de reactie inzake de financiering van de Landelijke Commissie Geschillen Wet Medezeggenschap op Scholen (LCG WMS) (2009Z13750);

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 2 juli 2009 betreffende de tweede evaluatiestudie van de invoering Wet Medezeggenschap op Scholen en het eindrapport projectgroep Wet medezeggenschap op scholen (29 736, nr. 49);

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 29 april 2009 betreffende de betrokkenheid van ouders bij de leerloopbaan van hun kinderen (31 293, nr. 38);

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 29 januari 2008 betreffende de aanbieding van de rapportage Evaluatie invoering Wet medezeggenschap op scholen (29 736, nr. 47);

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 29 januari 2008 betreffende het antwoord op de lijst van vragen inzake de evaluatie Wet medezeggenschap op scholen (WMS) (29 736, nr. 48).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Van Bochove

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Kler

Voorzitter: Van Bochove

Griffier: Arends

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Van Bochove, Jan Jacob van Dijk, Van der Vlies, Kraneveldt-van der Veen, Dezentjé Hamming-Bluemink en Smits,

en staatssecretaris Dijksma van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: Dames en heren, van harte welkom. De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Van Bijsterveldt-Vliegenthart, is verhinderd wegens ziekte. Zij wordt vervangen door staatssecretaris Dijksma, die ook voor haar eigen aandeel in dit debat aanwezig is.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Voorzitter. Voor goed onderwijs is betrokkenheid van ouders en docenten van groot belang. Ouders kunnen in belangrijke mate hun zeggenschap regelen via het bestuur. Voor docenten kan dat het beste geregeld worden via de medezeggenschapsorganen. Wij hebben belang bij goede docenten en goed gemotiveerde docenten. Goed gemotiveerde docenten moeten invloed kunnen hebben op hun vak en op wat er in hun organisatie gebeurt. Goede medezeggenschap is daarom van groot belang. Soms wordt de suggestie gewekt dat bestuurders daar alleen maar last van hebben. Een goed bestuurder ziet dat een goede medezeggenschap en een goede open sfeer alleen maar behulpzaam zijn. Dit kan betekenen dat er kritiek komt, maar kritiek is niet erg. De bestuurder moet kritiek zien als een vorm van gratis advies waar hij zijn voordeel mee kan doen. De afgelopen dagen heb ik met een aantal mensen gesproken die veel doen op het terrein van onderwijs. Zij hebben behoorlijk wat kritiek op de manier waarop de medezeggenschap nu geregeld is. Zij vinden dat de medezeggenschapsorganen ook instemmingsrecht zouden moeten hebben ten aanzien van de begroting. Daar ben ik geen voorstander van. Ik vind het onverstandig medezeggenschapsorganen instemmingsrecht op het terrein van de begroting te geven. Dat is in geen enkele vorm van medezeggenschap het geval en het lijkt enorm op arbeiderszelfbestuur. Dat moeten we niet doen. De discussie over extra bevoegdheden lijkt me dan ook niet gepast. Het is veel belangrijker dat iedereen in de medezeggenschapsorganen precies weet wat zijn rol is, en hoe die rol gespeeld moet worden.

Mevrouw Smits (SP): Ik begrijp dat de heer Jan Jacob van Dijk arbeiderszelfbestuur een vreselijk eng idee vindt. Het schoolbestuur heeft de verantwoordelijkheid voor de financiën. Het medezeggenschapsorgaan bestaat uit mensen die onderdeel zijn van dat onderwijs. Zij moeten controleren of hun school het wel goed doet. Instemmingsrecht is dus eigenlijk een heel logisch gegeven.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Wat mevrouw Smits nu beschrijft is in het adviesrecht geregeld. De medezeggenschapsraad mag zijn mening naar buiten brengen, maar het uiteindelijke besluit blijft liggen bij het schoolbestuur. Instemmingsrecht betekent dat de medezeggenschapsraad de bevoegdheid en de eindverantwoordelijkheid van het bestuur overneemt. Dat willen wij niet. Ik juich het wel toe als een medezeggenschapsraad een advies over een begroting wil uitbrengen.

Mevrouw Smits (SP): Het is de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur een besluit te nemen over de begroting. Het vergroot echter de betrokkenheid van de ouders en leerkrachten als ze daar een beslissende stem in hebben. Een advies kan vrij makkelijk aan de kant geschoven worden. Denkt u niet dat instemmingsrecht een verbetering zou zijn?

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Ik ben blij dat mevrouw Smits constateert dat het de eindverantwoordelijkheid is van het schoolbestuur. Je kunt dan niet verder gaan dan het geven van adviesrecht. Het instemmingsrecht ontneemt het schoolbestuur namelijk de eindverantwoordelijkheid op dit terrein. Het schoolbestuur moet goed luisteren naar wat de medezeggenschapsraad naar voren brengt, want daar kan het bestuur veel van leren. Uiteindelijk is het echter aan het bestuur om de beslissing te nemen. Instemmingsrecht past hier niet bij. Wij vinden een discussie over het opnemen van meer bevoegdheden in de Wet medezeggenschap op scholen (WMS) niet de juiste weg.

De projectgroep WMS bracht aspecten naar voren waar nog verduidelijking in de wetgeving kan plaatsvinden. Het zijn belangrijke suggesties, maar we moeten het niet alleen in wetgeving zoeken. Er is nog heel veel mogelijk op het gebied van interpretatie van de wetgeving. Hoe gaan we bijvoorbeeld om met een school met één BRIN-nummer, maar met meerdere vestigingen? Moet daar het figuur van de GMR met een MR worden toegepast? Wij vinden dat je deze keuze over moet laten aan de school en dat je dat niet af moet dwingen.

Het viel ons tegen dat 10% van de scholen geen medezeggenschapsraad heeft. Dat vinden wij een hoog percentage. Bij die scholen is meestal meer aan de hand. Wij zouden graag zien dat een school die geen MR heeft, niet in aanmerking komt voor het normale basisarrangement van de onderwijsinspectie. Het is een dusdanig duidelijk signaal dat er iets aan de hand is, dat het een teken zou moeten zijn voor de onderwijsinspectie om deze school onder een meer specifiek toezicht te plaatsen.

Wij vinden dat de mensen die in die medezeggenschapsorganen zitten, goed geschoold moeten zijn. Ze moeten deskundig zijn, ze moeten weten wat er precies in de wet staat, ze moeten een begroting kunnen lezen, ze moeten weten hoe onderwijs in elkaar zit en ze moeten het spel van onderhandelen kennen. In het bedrijfsleven is daar een goed instituut voor. Het Gemeenschappelijk BegeleidingsInstituut Ondernemingsraden (GBIO) zorgt voor het opleiden van deelnemers aan ondernemingsraden. Waarom hebben we dat niet voor het onderwijs? Een deel van de loonsom kan bijvoorbeeld beschikbaar gesteld worden voor opleiding. Medezeggenschapsraden kunnen daar dan een beroep op doen. In het bedrijfsleven wordt dit goed gedaan, voor het onderwijs zouden we dat ook in een cao-afspraak vast kunnen leggen.

Mevrouw Smits (SP): De heer Van Dijk zegt dat scholen niet in aanmerking komen voor het basisarrangement van de onderwijsinspectie wanneer zij niet beschikken over een vorm van medezeggenschap. Bedoelt hij dan dat zij onder verscherpt toezicht moeten komen te staan?

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Het betekent dat de onderwijsinspectie daar bovenop moet gaan zitten, want het is vaak een signaal dat er meer aan de hand is. Op lerarenopleidingen wordt blijkbaar weinig kennis overgedragen over medezeggenschap. Kan de staatssecretaris daar verder naar kijken? De betrokkenheid van allochtonen in medezeggenschapsorganen valt ons ook tegen. De staatssecretaris heeft de bijdrage voor de LCG WMS eenzijdig verhoogd tot € 0,22 per leerling. Kan dat wel? Kan de staatssecretaris eenzijdig een deel van de lumpsumbekostiging per leerling afhalen en dat gebruiken voor een landelijke geschillencommissie? Wij denken dat dit op een onzorgvuldige wijze gebeurd is.

Mevrouw Kraneveldt-van der Veen (PvdA): Voorzitter. De Kamer spreekt vaak over de verticale verantwoording. Scholen moeten zich verantwoorden aan de samenleving en de onderwijsinspectie controleert hun doen en laten. Minstens zo belangrijk is de horizontale verantwoording en de zeggenschap van diegenen die betrokken zijn bij het onderwijs. Het gaat dan om de ouders, de leerlingen en het onderwijzend personeel. Ze zijn partners in het verbeteren van de onderwijskwaliteit. Ze zijn geen tegenstanders van het bestuur. Besturen die zo naar medezeggenschap kijken, zijn heel fout bezig. Medezeggenschap is juist heel waardevol en bestuurders moeten het daarom goed regelen. Extra aandacht is nodig voor de positie van leerlingen van het voortgezet onderwijs bij de medezeggenschap. Vooral vmbo-leerlingen doen vaak niet mee in de medezeggenschapsraad. We moeten hen daarin meer stimuleren.

De PvdA wil ouders en docenten zo veel mogelijk zeggenschap geven, zowel over de begroting als over het pedagogische beleid. Zij hebben het grootste belang bij goed onderwijs en zij moeten dan ook een vinger in de pap hebben. We moeten de WMS de tijd geven in de praktijk te werken. Daarna moeten we de wet evalueren en kijken waar aanpassingen gedaan moeten worden. We begrijpen dat we de wet niet nu al gaan wijzigen, maar we willen een voorschot nemen op de evaluatie van 2011. De PvdA heeft een aantal wensen, dat niet per se binnen een half jaar in een wetswijziging meegenomen hoeft te worden. De inspectie beperkt zich op dit moment vooral tot documentcontrole. Kan de inspectie intensiever gaan controleren op de manier waarop medezeggenschap op scholen daadwerkelijk is geregeld, en of het bevoegd gezag zijn verplichtingen op het gebied van informatieverstrekking richting de MR’s en GMR’s nakomt? Kan dat pas na de aangekondigde wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht (WOT) of kunnen we nu al het een en ander doen? Wat gebeurt er als een school de medezeggenschap niet op orde heeft? Ik vind dat de inspectie dan zou moeten onderzoeken wat er aan de hand is. Zouden we in de WMS een bepaling kunnen opnemen dat het bestuur iedere aanvraag voor inhuur van deskundigen of deskundigheidsbevordering van de leden moet toekennen zolang een deugdelijke faciliteitenregeling, statuut en reglementenregeling ontbreken op die school? Als deze ontbreken op een school, dan kan de medezeggenschap nergens aanspraak op maken. Dat vinden wij een slechte zaak. We horen van ouders, en in mindere mate ook van docenten, dat ze een informatie- en faciliteitenachterstand hebben. Ze kunnen hun rol niet goed invullen omdat ze onvoldoende geëquipeerd zijn. Wellicht kunnen we daar meer in investeren.

We willen de WMS uitbreiden met een scholingsparagraaf. Medezeggenschapsscholing zou een vast onderdeel moeten zijn van het jaarlijkse scholingsplan. De communicatie schiet te kort. De omzetting van een informatierecht van de MR in een informatieplicht van het bestuur heeft niet geleid tot substantiële verbeteringen van de informatiestromen. Herkent de staatssecretaris dat en welke lering trekt ze daaruit? Heeft ze een idee hoe we dat kunnen verbeteren?

MR- en GMR-leden zijn vaak onvoldoende op de hoogte van de regels rond medezeggenschap. Dat is ook een verbeterpunt. We ontvangen vaak signalen dat MR’s en GMR’s tegen elkaar worden uitgespeeld. Er worden te veel zaken op het niveau van de GMR belegd, waardoor een MR op zo’n school niet zoveel meer te zeggen heeft. Zijn dit incidenten of zien we hier een trend?

Bij de wetsbehandeling hebben we gesproken over de ontheffingsmogelijkheden van scholen die vanwege hun aard afzien van medezeggenschap. Hoe heeft dat zich ontwikkeld? Is er een overzicht van de laatste stand van zaken?

Wij hebben destijds de Wet op de ondernemingsraden (WOR) onder de aandacht gebracht. Wij zouden het toejuichen als scholen, bij wijze van experiment, de medezeggenschap zouden organiseren door het instellen van een ondernemingsraad. Het is dan wel nodig daarnaast een versterkte ouder- en leerlingenraad in te stellen. Wij zijn daar voorstander van, omdat in de WOR de rechtspositie en arbeidsrechtelijke verhoudingen beter geregeld zijn dan in de WMS. Wij vragen de staatssecretaris om voor de evaluatie in 2011 met een beleidsstuk te komen over wat het zou betekenen om de WOR in het primair en voortgezet onderwijs toe te passen.

Mevrouw Smits (SP): Mevrouw Kraneveldt ziet graag zo veel mogelijk invloed van ouders en leerkrachten op school, ook als het gaat over de financiën. Wil zij dat een medezeggenschapsraad instemmingsrecht heeft ten aanzien van de begroting?

Mevrouw Kraneveldt-van der Veen (PvdA): Ja, dat klopt.

Mevrouw Smits (SP): Voorzitter. De SP is altijd een warm pleitbezorger geweest van inspraak voor leraren, ouders en leerlingen. In januari 2007 werd de WMS van kracht en de SP was bij de invoering heel kritisch. Met de invoering van de lumpsumfinanciering kwamen scholen op afstand te staan van de overheid. Scholen kregen meer verantwoordelijkheden die heel vaak niet over het onderwijs zelf gingen, maar meer over de randvoorwaarden. De macht van de schoolbesturen groeide daarmee, ten koste van de macht van de democratisch gekozen volksvertegenwoordigers. Het kon niet anders dan dat daar tegenover een goede medezeggenschap werd georganiseerd. Iemand moest immers de schoolbesturen controleren. Voor de SP draait de WMS om één ding: hoe kunnen we ervoor zorgen dat ouders, leerlingen en leraren zo veel mogelijk invloed hebben op de school? Daar zijn twee dingen voor nodig. Allereerst moeten de rechten van de medezeggenschapsraad goed worden geregeld en vastgelegd in de wet. De stuurgroep WMS constateerde dat hier nog veel onduidelijkheid over is. De medezeggenschapsraad mag alleen maar advies geven over de begroting. Dat is curieus, omdat we met de lumpsumfinanciering verregaande verantwoordelijkheden hebben gegeven aan de schoolbesturen. Daarmee is de democratische controle op publieke middelen voor een deel verloren gegaan. De SP wil dat medezeggenschapsraden instemmingsrecht krijgen met betrekking tot de begroting. Daar zou ik graag een reactie op krijgen van de staatssecretaris.

Medezeggenschapsraden moeten nu per school hun positie bevechten, want faciliteiten worden per school vastgelegd. De Algemene Onderwijsbond (AOb) stelt in zijn brief aan de Kamer dat veel enthousiasme verloren is gegaan door gesteggel over faciliteiten en voorzieningen. De vakbond pleit daarom voor het wettelijk vastleggen van deze faciliteiten en de SP kan zich hier goed in vinden. De leden van de medezeggenschapsraad hebben al een lastige positie, omdat ze daar vaak maar enkele uren aan kunnen besteden, terwijl het schoolbestuur vaak uit professionals bestaat die niets anders doen dan besturen. Is de staatssecretaris bereid nog eens goed te kijken naar die voorzieningen? Wat vindt de staatssecretaris van de suggestie van de AOb om meer faciliteiten wettelijk vast te leggen?

De staatssecretaris kondigt in haar brief aan de Kamer aan dat ze bij het inspectietoezicht ook de medezeggenschap wil controleren. Dat juichen we toe, maar we hebben praktische vragen. Worden dan de statuten en reglementen gecontroleerd, of wordt gekeken hoe en of de medezeggenschap werkt in de praktijk? De kans bestaat dat er een nieuwe papieren werkelijkheid bij komt en daar schieten scholen niets mee op. Uit het Nationaal Schoolonderzoek blijkt dat 69% van de ouders zich niet vertegenwoordigd voelt door de medezeggenschapsraad. Graag een reactie van de staatssecretaris. Welke sancties heeft de staatssecretaris voor ogen voor scholen die de medezeggenschap niet goed geregeld hebben?

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Wat is dan volgens mevrouw Smits de oplossing voor ouders die zich niet vertegenwoordigd voelen?

Mevrouw Smits (SP): Ik heb daar geen pasklaar antwoord op. De SP is heel kritisch over allerlei ontwikkelingen die zich het laatste jaar in het onderwijs hebben voorgedaan. We kunnen ons voorstellen dat ouders zich minder betrokken voelen. We hebben het dan over schaalvergroting en verdere professionalisering van het onderwijs. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe ze daar over denkt.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Begrijp ik goed uit uw antwoord dat u in ieder geval niet denkt aan aanpassing van de WMS?

Mevrouw Smits (SP): Dat willen we voorlopig niet, maar misschien heeft de staatssecretaris zulke fantastische suggesties, dat wij die over zullen nemen. Er is vaak onduidelijkheid over de verhouding tussen de medezeggenschapsraad en de gezamenlijke medezeggenschapsraad. Ik hoorde van een school dat de leden van hun medezeggenschapsraad bij toerbeurt deel mogen nemen aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, omdat er te veel scholen zijn om gezamenlijk te overleggen. Mijns inziens doet dat afbreuk aan de betrokkenheid van de leden. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Ik las in een weblog van Joris Sartorius, de voormalige penningmeester van het LAKS, dat er vaak problemen zijn met de medezeggenschap van scholieren. De schoolleiding stelt regelingen vaak niet in de MR aan de orde, terwijl dat volgens de wet wel moet. Zo lappen scholen de leerlingparticipatie aan hun laars. Daarnaast zijn er scholen die in het reglement van de MR opgenomen hebben dat er nul leerlingen betrokken zijn. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Op een montessorischool in Weert zijn leden van de medezeggenschapsraad door de directeur onder druk gezet om uit de medezeggenschapsraad te stappen. De staatssecretaris heeft deze casus niet voorhanden, maar ik wil haar vragen een keer met een reactie te komen. Dit is namelijk exemplarisch voor dingen die mis kunnen gaan.

Een school is geen bedrijf en raden van toezicht, raden van bestuur en geforceerde medezeggenschap over de bedrijfsvoering zijn onwenselijk. Scholen horen platte organisaties te zijn, waar de leraren zich bezig kunnen houden met de inhoud van hun vak. In het huidige systeem, waar de overheid steeds minder verantwoordelijkheid wil nemen voor het onderwijs en schoolbesturen oppermachtig zijn, is sterke medezeggenschap hard nodig.

De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. De SGP-fractie heeft een school voor ogen waar alle geledingen optimaal samenwerken in een sfeer van openheid en verantwoording. Het gaat vooral om de cultuur en minder om de structuur, alhoewel er altijd enige structuur dient te zijn. Het gaat om de mentaliteit, de openheid en de manier waarop je met elkaar omgaat. Ieder zichzelf respecterend schoolbestuur zal al het mogelijke doen zich te verstaan met alle geledingen. Als er een advies uit deze geledingen komt, dan moet daar ook gewicht aan toegekend worden.

Wie de voortgangsrapportages over de WMS in het onderwijs leest, zou bijna zeggen dat alle natuurkrachten zich samenballen voor het succes van medezeggenschap. Het rapport uit 2007 spreekt van «het overgaan van een kabbelend beekje in een bruisende waterval». Het meest recente rapport rept van «wind in de zeilen». De implementatie van de wet verloopt kennelijk boven verwachting en dat is een opsteker. De bezetting van de medezeggenschapsraden blijkt echter veel te vaak een probleem. Ouders en leerlingen zijn niet voorhanden, voornamelijk wegens tijdgebrek. Wat doen we daaraan zonder mensen te verplichten, want daar houdt mijn fractie niet van. Als je medezeggenschap moet afdwingen speel je een verloren wedstrijd. Het is echter wel een probleem voor veel scholen. Zou de inspectie daar iets aan kunnen en moeten doen? Ik ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris. We willen niet dat er steeds meer rechten worden toegekend aan de verschillende geledingen. Het wetsvoorstel inzake goed onderwijs en goed bestuur, dat in de Eerste Kamer op aanzienlijke weerstand stuit, regelt de bindende voordracht voor de raad van toezicht. Meer rechten zijn niet per definitie een verbetering. Het is ook niet wenselijk dat een juridisering ontstaat, omdat de verschillende geledingen hun toegekende rechten kunnen opeisen. Ik vind dat een ongewenste ontwikkeling.

De samenstelling van de medezeggenschapsraden is soms wat eenzijdig, de vmbo-populatie ontbreekt niet zelden en er is een oververtegenwoordiging van havo- en vwo-scholieren. Dat is een ongewenste situatie, want er moet een evenwichtige afspiegeling zijn. Graag hoor ik van de staatssecretaris welke mogelijkheid zij ziet om daar bevorderend te werken.

Ik fronste mijn wenkbrauwen toen ik hoorde dat de deelname aan de medezeggenschap een erkende vorm van maatschappelijke stage is. Het doel van de maatschappelijke stage is dat leerlingen zich onbaatzuchtig inzetten voor de maatschappij. Het is niet bedoeld om het eigenbelang te dienen. Ik vind dat we die kant niet op moeten. Ik sluit mij verder aan bij de kritische opmerking van de heer Jan Jacob van Dijk over de bekostiging van de landelijke geschillenregeling.

De betrokkenheid van ouders moet worden vergroot, dat is een onontkoombare conclusie. Ik denk dat het bij heel veel scholen goed gaat. Er is echter een bepaalde categorie scholen waar dat tekortschiet. Dat is een probleem. Hoe gaat het kabinet het tij keren? Hoe wordt voorkomen dat een school met het probleem van ouders wordt opgescheept? Het begrip «ouders» is trouwens multi-interpretabel en wordt bij de verkiezingen van de medezeggenschapsraad niet zelden als problematisch ervaren. Ouders, biologische ouders, voogd, coach, wie mag er een stem uitbrengen? Sommige scholen kiezen daarom voor het principe «één kind, één stem».

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Voorzitter. Voice en choice zijn voor het onderwijs en voor de VVD erg belangrijk. De choice betreft de keuzevrijheid van de ouders. De voice gaat over de medezeggenschap die goed geregeld moet zijn.

In de brief van de staatssecretaris over de klachtenregelingen wordt gesproken over een proeve voor kwaliteitskenmerken en gedragsregels voor de klachtencommissies. Is dat voldoende? De procedures bevatten namelijk veel fouten en op zittingen weet men vaak niet om te gaan met de emoties die spelen bij ouders. Het is niet gemakkelijk voor de commissie om een objectieve beoordeling van feiten te maken, temeer omdat de commissie zelf geen onderzoek doet. Scholen houden dossiers bij, maar ouders vaak niet en dat maakt het lastig. Aan de werkwijze van een commissie moeten hogere eisen worden gesteld, bijvoorbeeld door een auditcommissie. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Op lerarenopleidingen krijgen de studenten vaak geen referentiekader aangeboden ten aanzien van de communicatie tussen ouders en school. Op dit moment loopt er een initiatief om studenten in hun stage ouders te laten ondersteunen bij de problemen die zij met school hebben. Dit zou de deskundigheid op lerarenopleidingen kunnen vergroten. Ik vind dat een interessante gedachte. Heeft de staatssecretaris hier een reactie op?

Het lijkt me heel goed als er meer transparantie in de jaarverslagen komt. De kwaliteit van de procedures moet dan wel worden opgeschroefd. Een klachtenprocedure is geen geschillenprocedure. Ouders klagen veelal in de hoop een oplossing voor een geschil te krijgen. Dan komen ze er bedrogen uit. Ouders leggen zaken veelal niet op de juiste wijze voor. Dat kan ik me voorstellen, want ouders zijn vaak niet juridisch onderlegd en dan is het moeilijk om hun klacht goed en scherp te verwoorden. Ouders blijken vaak moegestreden na het oplossen van een geschil. Het ontbreekt hen dan aan de energie om dan nog een klachtenprocedure in gang te zetten. Tijdens een geschillenprocedure doen ouders veel kennis en ervaring op. Als hun kind vervolgens de school verlaat, gaat er veel kennis verloren. Ik pleit daarom voor een expertisecentrum, binnen het ministerie of bij de inspectie, waar de ouders een beroep op kunnen doen. Bij de meeste klachtenprocedures is sprake van ongelijkwaardige partijen. Ouders zijn vaak niet opgewassen tegen professionele bestuurders die zelf vaak een advocaat inhuren. Ouders blijken daarentegen geen rechtsbijstand in te kunnen huren. De Raad voor Rechtsbijstand verleent geen gefinancierde rechtshulp en rechtsbijstandverzekeringen stellen dat het primaire belang niet bij de ouders maar bij de school ligt. Andere advocaten zijn vaak onbetaalbaar en goede onderwijsjuristen zijn schaars. De commissies houden met die ongelijkwaardigheid veelal geen rekening. Ouders zijn vaak niet in staat hun klacht goed te formuleren en zijn vaak ook emotioneel betrokken. Ondanks al hun inspanningen krijgen ze vaak onvoldoende antwoord op hun vragen. Veel commissies komen ouders daarin niet tegemoet. De commissies zouden zich, met name bij de ongelijkwaardigheid van partijen, veel actiever moeten opstellen en vooraf onafhankelijk onderzoek moeten doen. Ouders maken flink wat mee als er iets is met hun kind en ze moeten daarin geholpen worden.

De nieuwe rol van de onderwijsinspectie bij actief toezicht, zoals in de brief van de staatssecretaris te lezen is, is wat mij betreft een beetje te vaag, temeer omdat in het wetsvoorstel voor de WOT de rol van de inspectie wordt verminderd en in sommige gevallen zelfs een papieren toezicht wordt. Graag een reactie van de staatssecretaris. Wat mij betreft moet er ook toezicht komen op de klachtencommissie.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. De medezeggenschap is een belangrijk onderwerp. Ik ben ooit ook zo mijn politieke carrière begonnen. Verschillende leden van de Kamer hebben terecht bepleit dat, nu we meer verantwoordelijkheden bij het schoolbestuur neergelegd hebben, er ook countervailing power, een tegenmacht, moet zijn. Niet alleen horizontaal, en daar hebben we het vandaag over, maar vanzelfsprekend ook verticaal, en daar hebben we het eerder met elkaar over gehad. Dat moeten we doen op een effectieve wijze. Wat betreft het verticale toezicht zijn we meer gaan kijken naar de echte risico’s. Voor de medezeggenschap moeten we ervoor zorgen dat partijen hun verantwoordelijkheid kunnen nemen. Dat betekent niet dat we dat af kunnen dwingen. We hebben wettelijk geregeld dat ouders en leraren inspraak hebben. We kunnen echter niet regelen dat iedereen daar altijd gebruik van maakt. Ik vind dat de maakbaarheid van de samenleving op dit punt wel heel groot geacht wordt. Alsof wij maatregelen zouden kunnen bedenken, waardoor leraren hun deelname aan de MR niet als corvee zouden beschouwen. Daarvoor moet een mentaliteitsomslag gemaakt worden. We proberen daar alles aan te doen. Als het niet voldoende is, hoor ik graag suggesties. Het blijft een drukke samenleving waar veel op de mensen afkomt. Het is moeilijk mensen te doordringen van het besef dat ook medezeggenschap belangrijk is.

We kunnen zien dat de invoering van de WMS geleid heeft tot een veel betere positie van de MR in de schoolorganisatie en tot een helderder besluitvormingsproces. De projectgroep WMS heeft dat in zijn eindrapport ook geconcludeerd. Het gaat de goede kant op. Het overgrote deel van de scholen heeft een MR, maar 10% van de scholen voldoet niet aan de verplichtingen. We ondersteunen de scholen die nog geen MR hebben met een aantal activiteiten. We stellen de kennis van de projectgroep WMS beschikbaar en we hebben de website die actief blijft. We subsidiëren ouderorganisaties en het LAKS en we hopen dat zij druk op die scholen uitoefenen, om te zorgen dat zij aan de wet voldoen. Door de wijziging van de WOT kan de onderwijsinspectie beter toezicht houden op de naleving van de wet. Het is mogelijk een bekostigingssanctie naar een school toe uit te vaardigen wanneer die school de wet niet naleeft. Dat geldt ook voor het niet inleveren van een jaarverslag. We zullen in toenemende mate dit soort sancties treffen. Met de wetswijziging die nu voorligt, heeft de inspectie de mogelijkheid een sanctie voor te stellen. Dat geldt zeker wanneer het evident is dat de wet niet nageleefd wordt, bijvoorbeeld bij het ontbreken van een jaarverslag of het niet aanwezig zijn van een MR. Als een MR ontbreekt, is dat vaak een signaal dat er meer aan de hand is op zo’n school. Het kan betekenen dat een school niet goed georganiseerd is, maar soms zijn er ook problemen met de kwaliteit van het onderwijs. De inspectie kijkt bij het opsporen van zwakke scholen in toenemende mate naar de aanwezigheid van een MR. Uiteindelijk zou dit ertoe kunnen leiden dat zo’n school niet onder het basisarrangement van de onderwijsinspectie zal vallen.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Wat mij betreft kan een school die geen medezeggenschapsorgaan heeft geen basisarrangement hebben. Als een school geen MR heeft, moet hij onder verscherpt toezicht komen te staan. Er kan een uitzondering gemaakt worden wanneer er een tijdelijk probleem is. Het gaat om 10% van de scholen. Ik vind dat heel erg veel: 700 basisscholen en een aanzienlijke hoeveelheid scholen voor voortgezet onderwijs.

Staatssecretaris Dijksma: Ik ben het met de heer Jan Jacob van Dijk eens dat dat aantal moet slinken. We vinden dat alle scholen een MR moeten hebben. Dat is een wettelijke verplichting en scholen worden daar letterlijk op afgerekend. Ik ben het met de heer Jan Jacob van Dijk eens dat de inspectie daarop moet toezien. De inspectie gebruikt dat ook om te beoordelen wat voor toezicht nodig is. Als een school zich snel herstelt en er worden geen andere problemen geconstateerd, dan blijft zo’n school niet onder verscherpt toezicht. Als er geen MR is en er zijn ook nog andere problemen en dat herstelt zich niet, dan heeft dat uiteraard consequenties voor het risicogerichte toezicht. Dan zal zo’n school niet in het basisarrangement blijven. Het hangt echter van de context af.

De heer Van der Vlies (SGP): Als een school geen medezeggenschapsraad heeft, is er hoogstwaarschijnlijk meer aan de hand. Maar dat hoeft niet per se. Stel dat een school geen MR heeft en de inspectie gaat kijken wat er aan de hand is. Vervolgens blijkt het een kwalitatief hoog scorende school te zijn, die een goed verhaal heeft waarom er geen MR is. Ik vind dat we het wel moeten blijven wegen, nog los van het feit hoe we met wettelijke verplichtingen omgaan.

Staatssecretaris Dijksma: Dat is een hypothetische situatie. De kans dat er meer aan de hand is, is reëler dan de kans dat alles verder goed geregeld is. Een school die geen MR heeft, voldoet niet aan wet. Dit betekent automatisch dat de inspectie de plicht heeft daarop toe te zien en een bekostigingssanctie te treffen wanneer een school niet bereid is dit te verhelpen.

De heer Van der Vlies (SGP): Dus als blijkt dat zo’n school onverwacht goed presteert, kan het dan gebeuren dat de staatssecretaris een bekostigingssanctie treft omdat er geen MR is? Ik geloof er niets van.

Staatssecretaris Dijksma: Dat is de wet, dat doen we ook wanneer een school geen jaarverslag aanlevert. Afspraak is afspraak. We hebben in de wet vastgelegd dat iedere school een medezeggenschapsraad moet hebben. Als een school niet aan de wet voldoet, heeft de inspectie de mogelijkheid, gezien het nieuwe risicogestuurde toezicht, daar een sanctie aan te verbinden. Die sanctie zal wel altijd proportioneel zijn. De WMS kent geen ontheffingen meer. Iedere school moet een medezeggenschapsraad hebben. Het oude ontheffingenartikel uit de Wmo is ook geschrapt. De verleende ontheffingen onder het oude artikel liepen tot 1 augustus van dit jaar: op die datum moesten ook de scholen die daar gebruik van maakten een MR hebben. Een aantal scholen heeft gevraagd hen ook in de toekomst te ontheffen. Mijn antwoord daarop was nee.

Ik wil het adviesrecht voor financiële zaken niet veranderen naar een instemmingsrecht. Bij de invoering van de WMS is de rol van de MR bij financiële aangelegenheden versterkt. De MR heeft nu dus adviesrecht. Dat betekent dat er gekeken mag worden of procedures zorgvuldig zijn gevolgd. Dat kan ook door de landelijke geschillencommissie gecontroleerd worden. Als een school en de MR in onderling overleg tot de conclusie komen dat zij instemmingsrecht willen, dan kan dat. Door het instemmingsrecht kan echter een impasse ontstaan, waardoor de continuïteit van het leiding geven kan stagneren. Ik ben het niet eens met instemmingsrecht, maar ik vind wel dat schoolbesturen moeten zorgen voor een financiële verantwoording in de vorm van een toegankelijke begroting en een leesbaar jaarverslag. We moeten bij de eindevaluatie goed opletten of de MR zijn adviesrecht laat gelden. Kennis is macht en dat betekent dat er gedeelde kennis moet zijn, een level playing field.

Mevrouw Smits (SP): De staatssecretaris zegt dat het adviesrecht kan worden omgezet in een instemmingsrecht als alle partijen het daarmee eens zijn. MR’s krijgen waarschijnlijk meer behoefte aan instemming, als scholen keuzes maken op de begroting waar ze zich niet in kunnen vinden. Op zo’n moment zal het schoolbestuur er niet mee instemmen als de medezeggenschapsraad instemmingsrecht voorstelt.

Staatssecretaris Dijksma: Dat is zo, daar staat wat spanning op. Je kunt die spanning wegnemen door het organiseren van instemmingsrecht. Bij tegenstrijdige belangen kun je dan echter in een impasse geraken. Dat lijkt me een ongewenste situatie. Het adviesrecht moet iets voorstellen. Het bevoegd gezag moet zich iets aantrekken van de adviezen van de MR, anders heb je geen MR nodig. Instemmingsrecht gaat mij een stap te ver. Het bevoegd gezag moet alle belanghebbenden advies laten geven, maar moet uiteindelijk wel een besluit nemen. We hebben nu eenmaal iemand die de baas is en er is geen arbeiderszelfbestuur.

Mevrouw Smits (SP): We zijn nog wel heel ver weg van het arbeiderszelfbestuur en daar zullen we vandaag dan ook niet op koersen. De staatssecretaris zegt dat er, als ouders, leerlingen en leraren lijnrecht tegenover het bestuur staan, een impasse kan ontstaan. Dat zou pas echt slecht zijn voor het onderwijs. Dat lijkt me een beetje raar. Juist de medezeggenschapsraad moet kunnen zeggen dat het beleid van de school de verkeerde kant opgaat. Met wat de staatssecretaris nu zegt, slaat de macht wel erg door naar de kant van het schoolbestuur.

Staatssecretaris Dijksma: Ik vind het heel belangrijk dat er sprake is van macht en tegenmacht. Nu we veel verantwoordelijkheden naar schoolbesturen verplaatsen, moeten we ook organiseren dat mensen daar iets over kunnen zeggen. Het moet echter wel werkbaar blijven.

Hoe zorg je dat mensen stevig worden in hun adviserende rol? Andere sectoren hebben daar instituten voor. Die instituten worden gefinancierd door een deel van de loonsom. In de decentrale cao’s voor primair en voortgezet onderwijs zijn wel afspraken gemaakt over de tijd die personeel mag besteden aan de MR. Men is ook vrij daar meer verregaande afspraken vast te leggen. De bonden zouden daar een rol in kunnen spelen. Scholen kunnen daarnaast regelen dat leraren geschoold worden om berekend te zijn op hun rol binnen de MR.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Ik vind dat bonden een zware verantwoordelijkheid hebben richting hun leden. Ze moeten het belang van medezeggenschap onder de aandacht brengen en kwaliteitsverbetering stimuleren. Als leraren aangeven dat ze een paar dagen scholing willen volgen, dan levert dat vaak problemen op. In het bedrijfsleven hebben ze een goede oplossing gevonden voor de kosten van scholing van MR-leden. Bedrijven betalen een vast bedrag aan het GBIO, daarna hebben ze de mogelijkheid cursussen af te nemen. Naar dat soort oplossingen ben ik op zoek.

Staatssecretaris Dijksma: De heer Jan Jacob van Dijk noemde terecht de cao. Ik ben het met hem eens dat daar waarschijnlijk de oplossing te vinden is. Voor een deel zijn al goede afspraken gemaakt binnen de cao’s, maar er kan nog meer gedaan worden. De partners zullen dit echter zelf moeten regelen. Wij zullen dat dan niet blokkeren.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Wellicht zou het goed zijn dat u dat onder de aandacht brengt van de PO-Raad, de VO-raad en de bonden.

Staatssecretaris Dijksma: Dat zal ik doen. Er werd voorgesteld om in de WMS een bepaling op te nemen die stelt dat het bestuur iedere aanvraag voor inhuur van deskundigheid moet honoreren zolang een deugdelijke faciliteitenregeling ontbreekt. Die faciliteitenregeling is een zorgplicht van het bestuur; de MR moet hier vervolgens mee instemmen. Personeel en ouders kunnen hun wensen voor die regeling op tafel leggen. De kernvraag is: hoe kunnen we ervoor zorgen dat die faciliteitenregeling er is? Het gaat om het beschikbaar stellen van voorzieningen die de MR nodig heeft voor zijn taken. Als partijen daar niet uitkomen of men is ontevreden, dan kan men zich wenden tot de LCG WMS of een geschil uitlokken. Uit het ITS-rapport over de evaluatie WMS blijkt dat 92% van de MR-leden en bestuursleden tevreden zijn over voorzieningen voor specifieke scholing. 83% is tevreden over de voorzieningen die in algemene zin worden geboden. Als er helemaal geen faciliteitenregeling is omdat het bestuur onwillig is, dan wordt de wet niet nageleefd. Dit kan voor de onderwijsinspectie een signaal zijn dat een school de wet niet naleeft. We kunnen wel dingen aan de wet toevoegen, maar ik ben meer voor handhaving.

Ik ben tegen het invoeren van een scholingsplicht. Als er een scholingsplicht komt, dan weten we helemaal zeker dat ouders niet meer mee willen doen. Het is nu al lastig genoeg ouders te motiveren om deel te nemen aan de MR.

Mevrouw Kraneveldt-van der Veen (PvdA): Ik wil niet iedereen verplicht op WMS-scholing sturen. Een school maakt een scholingsplan en wij vinden dat ook de medezeggenschapsraad daarin een plek zou moeten hebben. Als iedereen goed geschoold is en er geen wensen zijn, dan hoef je niets te doen. Zou medezeggenschapsscholing onderdeel uit kunnen maken van het jaarlijkse scholingsplan?

Staatssecretaris Dijksma: Volgens mij staat niets in de weg om dat te doen.

Mevrouw Dezentjé vroeg zich af of wij iets moeten doen aan de juridische ondersteuning van ouders. Rechtsbijstand moet via de ouderorganisaties lopen. Wij financieren de ouderorganisaties om belangenbehartiger te zijn.

De heer Jan Jacob van Dijk stelde een vraag over de financiering van de LCG WMS. De Stichting Onderwijsgeschillen heeft haar verzoek om een rechtstreekse financiering ingetrokken.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Er bestaat een LCG WMS met een verplichte deelname. De staatssecretaris heeft eenzijdig de bijdrage verhoogd die vanuit de lumpsum betaald moet worden. Waarom is dat bedrag verhoogd? Volgens ons kan het niet eenzijdig.

Staatssecretaris Dijksma: De veronderstelling dat we de verhoging via de lumpsum zouden binnenhalen is onjuist. We betalen het zelf. Het gaat om € 500 000.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): De staatssecretaris betaalt het bedrag volledig zelf. Hoe kan het zijn dat scholen een brief hebben gekregen waarin staat dat ze vanaf nu een bedrag van € 0,22 per leerling moeten gaan betalen aan de LCG WMS?

Staatssecretaris Dijksma: Ik kom daar straks op terug, want dit is een ingewikkeld verhaal.

Zowel mevrouw Kraneveldt als de heer Van der Vlies sprak zorgen uit over de deelname van vmbo-leerlingen aan medezeggenschapsraden. Ze hebben gelijk. Leerlingen uit dit onderwijs moeten meer en beter betrokken worden. Het project «see my skills» houdt zich bezig met het ondersteunen van vmbo-leerlingen bij deelname aan de medezeggenschapsraad. Staatssecretaris Van Bijsterveldt gaat met het LAKS het gesprek aan over dit project, dat nu al succesvol lijkt. In de afgelopen jaren is het aantal vmbo-leerlingen in medezeggenschapsraden vervijfvoudigd. Het waren geen grote aantallen, maar we zien een stijgende lijn. We zien het, we vinden het belangrijk en we doen er iets mee.

Het kan niet dat er bij het voortgezet onderwijs geen leerlingen in de medezeggenschapsraad zitten en dat dat ook niet in het reglement verankerd is. Leerlingen mogen niet op voorhand uitgesloten worden.

Mevrouw Smits (SP): Ik ben blij met dat antwoord. Het LAKS krijgt hier echter wel meldingen over, dus het gebeurt in de praktijk dus wel.

Staatssecretaris Dijksma: Dat is dan een signaal voor de onderwijsinspectie. Uit het tijdschrift J/M blijkt dat 69% van de ouders vindt dat de oudergeleding van de MR niet goed zichtbaar is voor de achterban. Men voelt zich niet vertegenwoordigd. Dat is lastig. Het gaat hier namelijk om de relatie tussen de vertegenwoordigers van de ouders en hun eigen achterban. Het is aan de vertegenwoordigers in de MR, om ervoor te zorgen dat zij ook voor andere ouders spreken en niet alleen namens henzelf. Daar kunnen wij niets aan doen. Wij steunen wel het project «de transparante oudergeleding MR». We kijken bij dat project naar communicatiemethoden. Hoe kunnen vertegenwoordigers meer ouders meenemen in de besluitvorming en hoe kunnen ze meer ouders betrekken? We proberen dus wel het een en ander te doen, maar het blijft toch iets wat de ouders zelf moeten doen. Als je een vertegenwoordiger bent, dan moet je je ervan vergewissen dat je namens de meerderheid van de achterban spreekt.

Bij de totstandkoming van de WMS hebben we uitgebreid gediscussieerd over de toepassing van de WOR in het primair en voortgezet onderwijs. De WMS scoort echter helemaal niet slecht ten opzichte van de WOR. Ik ben bereid de verschillen te bekijken, maar ik ben daar niet op voorhand enthousiast over.

Mevrouw Kraneveldt-van der Veen (PvdA): Voor ons is het ook nog geen uitgemaakte zaak. Past het bij het onderwijs? Zou je scholen de keuze moeten laten? We zouden bij de evaluatie graag van gedachten wisselen over deze vragen.

Staatssecretaris Dijksma: Dat moet lukken.

De heer Van der Vlies (SGP): Is dat geen herhaling van zetten? Ik herinner mij die discussie nog goed, en er is bewust gekozen voor de medezeggenschapsstructuur van deze wet en niet voor het WOR-model. Naar de toekomst toe moeten we niet blind zijn voor ontwikkelingen om ons heen, maar een commercieel bedrijf is echt iets heel anders dan een leerorganisatie.

Staatssecretaris Dijksma: Dat ben ik met de heer Van der Vlies eens. Een school is geen bedrijf. Er zijn wel meer herhalingen van zetten die wij hier met elkaar meemaken. Dat is iets anders dan dat ik er meteen enthousiast over ben.

Mevrouw Smits vroeg hoe het zit met de onduidelijkheid tussen MR en GMR. De wet is daar heel duidelijk over. Iedereen die in de MR zit, is ook vertegenwoordigd in de GMR. Er is wel vrijheid in hoe dit georganiseerd wordt; dit wordt vervolgens in het statuut vastgelegd. Er kan dus niet gemakkelijk in gevarieerd worden.

In een ander AO heeft de Kamer met staatssecretaris Van Bijsterveldt gesproken over de vraag of je het lidmaatschap van de medezeggenschapsraad mag meetellen als maatschappelijke stage. Deelname aan de MR is niet alleen iets doen voor jezelf, maar vooral ook iets doen voor de ander. Je vertegenwoordigt een grotere achterban en we hebben net vastgesteld dat het niet goed is als mensen daar alleen voor zichzelf zitten. Het zou dus een heel onbaatzuchtige daad kunnen zijn om lid te zijn van de medezeggenschapsraad.

De klachtenprocedure is niet als een formele rechtsgang bedoeld. De uitspraak van de klachtencommissie is namelijk geen besluit maar een advies. Alleen tegen een besluit kun je bezwaar en beroep indienen. De klachtenregeling is bedoeld als laagdrempelig, met een snelle doorlooptijd en weinig kosten. Daarnaast is de klachtencommissie meer gericht op het vinden van een oplossing, dan dat zij iemand in het gelijk wil stellen.

Er is onder de oude Wmo € 500 000 uit de lumpsum gehaald om scholen in het primair en voortgezet onderwijs aan te sluiten bij de geschillencommissie. Het is dus geen verhoging, dat geld was daar al voor bedoeld. Met dat geld wordt nu de LCG WMS in stand gehouden. Deze commissie hoeft dan niet de rekening bij de individuele scholen neer te leggen. Dat scheelt een hoop bureaucratie en rondpompen van geld. Deze oplossing is met instemming van de vakbonden, de VO-raad, de PO-Raad en de ouderorganisaties getroffen en vervolgens afgewikkeld via een ministeriële regeling. Deze regeling is vervolgens aan de Kamer voorgelegd.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Voorzitter. Hoe zorgen we ervoor dat allochtone ouders meer betrokken raken bij de medezeggenschap? Ik begrijp de terughoudendheid wanneer het gaat over de cao en over de scholing, maar gelukkig gaan de staatssecretarissen dit onder de aandacht brengen. Ik heb andere informatie gekregen over de € 0,22 uit de lumpsum, namelijk dat er al een bijdrage was. Er was al een verplichte aansluiting en daar moest ook al voor betaald worden. De staatssecretaris heeft die bijdrage de afgelopen periode verhoogd. Daar is discussie over ontstaan, want dat heeft zij eenzijdig gedaan. Het bedrag was voor vijf jaar vastgesteld en kan dus tussentijds niet wijzigen. De staatssecretaris geeft een aantal redenen om de bijdrage te wijzigen. Dat kan wanneer er sprake is van knellende overheidsfinanciën, maar € 250 000 zou gemakkelijk te vinden moeten zijn. Het kan ook wanneer er sprake is van een conjuncturele index, en dat is hier niet het geval. Ik heb het gevoel dat het verstandig is hier verder naar te kijken.

Mevrouw Kraneveldt-van der Veen (PvdA): Voorzitter. Vandaag zijn veel wensen en veel mogelijke opties besproken. Bij de evaluatie in 2011 moeten we daar verder over discussiëren. We hebben geen aanleiding om nu tegen de staatssecretaris te zeggen dat er een wetswijziging moet komen. Medezeggenschap hebben we op papier goed geregeld en bij een groot aantal scholen gaat het ook goed. We hebben echter nog wel een wensenlijstje als het gaat over de faciliteiten, want daar valt nog veel te verbeteren. Ik ben blij dat gekeken zal worden naar de WOR, zodat we dan kunnen besluiten of dat een kansrijke route is voor het onderwijs.

Mevrouw Smits (SP): Voorzitter. Ik hoor graag wat de staatssecretaris vindt van de montessorischool in Weert, waar veel misgegaan is op het punt van de medezeggenschap. Ik hoop dat er bij het inspectietoezicht straks meer mogelijk is dan alleen maar kijken of medezeggenschap op papier goed geregeld is. Want dat is niet altijd wat er ook in de praktijk geregeld is. Het instemmingsrecht op de begroting blijft voor de SP een belangrijk punt. We hebben het hier over de vertegenwoordigers van de mensen die het meest met het onderwijs bezig zijn, namelijk ouders, leraren en leerlingen. Ik vind dat zij instemmingsrecht verdienen met betrekking tot de begroting. We komen daar vandaag niet uit en ik stel voor dat we dat verder bediscussiëren bij de evaluatie in 2011.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Volgens mij hebt u net aangegeven dat de eindverantwoordelijkheid voor de begroting bij het bestuur moet blijven liggen. Wat dat betreft hinkt u op twee gedachten.

Mevrouw Smits (SP): Als een schoolbestuur het goed doet zal de medezeggenschap geen probleem maken van de begroting. Het gaat juist om scholen waar het niet goed gaat. De staatssecretaris heeft gelijk dat daardoor een impasse kan ontstaan. Deze impasse kan ervoor zorgen dat de school geen foute stappen zet. Vandaar dat we het belangrijk vinden dat de medezeggenschapsraad invloed heeft op de begroting.

De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Ik sprak over de mogelijkheid om goed functionerende scholen die geen MR hebben, geen sanctie op te leggen. Ik wilde hiermee niet zeggen dat een bepaling in een wet zonder meer terzijde mag worden gelegd. Ik bedoelde wel te zeggen dat het om veel meer gaat dan alleen het afdwingen van het naleven van verplichtingen in een organisatie die daar geen trek in heeft. Hierdoor zou de kwaliteit weleens achteruit kunnen gaan in plaats van vooruit. Ik doel dan op de mentaliteit, gedeelde verantwoordelijkheid, loyaliteit en een stukje verantwoordelijkheid. Ik wil pleiten voor bevorderen en optimaliseren, in plaats van afdwingen door aanscherping van de wet.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Voorzitter. Ik vind de houding van dit kabinet ten opzichte van de klachten van ouders helaas onbevredigend. Ouders hebben veel minder toegang tot wetgeving en andere informatie dan schoolbesturen. In dat kader wil ik ook het ongewenst thuiszitten van kinderen noemen. Als een kind van school gestuurd is, is de school verplicht een nieuwe school te zoeken. De praktijk is echter weerbarstiger.

Kinderen zitten vaak lang thuis. Ouders weten vaak niet wat ze moeten met het kind. Ze leuren met het kind langs scholen en verliezen makkelijk een schooljaar. Dat vind ik ernstig. Ik wil voor deze ouders een oplossing vinden en die zie ik in een juridische context. Mijn laatste punt gaat over de klachten. Schoolbesturen krijgen een advies van de LCG WMS. We hebben ervoor gekozen dat vrijblijvend te laten zijn. Waarom hebben we er niet voor gekozen het bindend te laten zijn?

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Landelijke ouderorganisaties moeten een rol spelen in de participatie van allochtone ouders. Daarnaast is er het Platform Allochtone Ouders en Onderwijs. Dat platform hebben we de afgelopen jaren gefinancierd. We gaan daar ook mee door, zij het in een andere vorm. Er lopen ook projecten om meer allochtone schoolbestuurders te krijgen. Ik erken de noodzaak en we doen ook het een en ander om dit te verbeteren. Uiteindelijk zullen de ouders het echter toch zelf moeten doen. Het opnemen van scholing in de cao vind ik een goed idee en ik zal staatssecretaris Van Bijsterveldt vragen of ze het onder de aandacht wil brengen van de partners in het voortgezet onderwijs.

De bijdrage aan de klachtencommissie is niet verhoogd. De vergoedingscomponent was er al en is aan de lumpsum onttrokken. Dat is een normatieve vergoeding voor scholen geweest. Ik stel voor dat ik dat verder ga uitzoeken en daar dan op terugkom. We komen er vandaag toch niet uit, want het gaat heel erg de techniek in. De heer Jan Jacob van Dijk zei heel gemakkelijk dat we wel € 250 000 kunnen vinden, maar dat is niet zo. Ik zal de Kamer voor het kerstreces een brief sturen over dit onderwerp.

Ik ken de casus van de montessorischool in Weert niet, dus ik hoop die informatie van mevrouw Smits te krijgen.

Bij de eindevaluatie in 2011 kunnen we verder discussiëren over de vergelijking met de WOR, maar ik ben zelf vooral voor verfijning van de huidige wetgeving.

De heer Van der Vlies zegt dat we de balans moeten vinden tussen het naleven van de wet en proportionaliteit. Dat ben ik met hem eens, maar de wet moet wel worden nageleefd. De onderwijsinspectie zal strenger gaan handhaven, ook op punten waar we vroeger niet met een bekostigingsmaatregel zouden komen. We willen voorspelbaar zijn. Als een schoolbestuur niet voldoet aan de wet, dan moet het weten dat het een financieel risico loopt. We spreken daar met de Kamer verder over bij de behandeling van de WOT.

De thuiszittende kinderen zijn mij ook een doorn in het oog. Het zijn er 3000 en dat zijn er 3000 te veel. In de discussie over Passend Onderwijs zullen we moeten opletten dat de rechten van kinderen gewaarborgd zijn. We moeten daar een sluitend systeem voor maken. Er komt een geschillenregeling, zodat ouders op die manier kunnen spreken over passend onderwijs voor hun kind. Juridische stappen bieden geen oplossing voor dit probleem. Laten we dit debat verder met elkaar voeren in het kader van Passend Onderwijs.

De klachtencommissie doet geen bindende uitspraak. Dat hangt samen met de aard van het klachtrecht: het is een advies en geen besluit. Tegen een advies kun je niet in beroep.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Je kunt een bindend advies geven. Ik dacht eerder dat de staatssecretaris zei dat, wanneer er een probleem is met een schoolbestuur of met een kind, de ouder dan maar naar een ouderorganisatie moet gaan. Ik ben blij dat de staatssecretaris haar uitspraak nu nuanceert.

Staatssecretaris Dijksma: Dat heb ik in ieder geval niet bedoeld te zeggen. Ik hoop dat schoolbesturen zelf hun verantwoordelijkheid nemen. Er zijn ook andere wegen voor ouders, maar uiteindelijk zal er een oplossing moeten komen.

Toezeggingen

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beantwoordt schriftelijk de vraag over de onttrekking van € 0,22 per leerling uit de lumpsum. Dat zal zij doen voor het kerstreces.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Depla (PvdA), Remkes (VVD), Van Bochove (CDA), voorzitter, Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Leerdam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Jasper van Dijk (SP), Besselink (PvdA), Ouwehand (PvdD), Dibi (GroenLinks), Anker (ChristenUnie) en Smits (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gill’ard (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Ferrier (CDA), Uitslag (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Jacobi (PvdA), Elias (VVD), Timmer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Ten Broeke (VVD), Van Bommel (SP), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Thieme (PvdD), Peters (GroenLinks), Ortega-Martijn (ChristenUnie) en Gerkens (SP).

Naar boven