Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 29736 nr. 49 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 29736 nr. 49 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2009
Hierbij sturen wij u de tweede evaluatiestudieMedezeggenschap: met de wind in de zeilen (hierna: evaluatiestudie) en het Eindrapport van het project Wet Medezeggenschap op Scholen (hierna: eindrapport) opgesteld door de Projectgroep WMS.1 De evaluatiestudie is uitgevoerd door ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen in opdracht van de Projectgroep Wet medezeggenschap op scholen (WMS). Het eindrapport is opgesteld door deze Projectgroep WMS. Beide rapporten zijn ons op 14 mei 2009 aangeboden. In deze brief geven wij onze beleidsreactie.
Het eindrapport van de Projectgroep WMS markeert de afsluiting van landelijke ondersteuningsactiviteiten bij de invoering van de nieuwe regelgeving over de medezeggenschap. Deze ondersteuning is verleend gedurende de periode oktober 2006–mei 2009 met financiële steun van OCW. Dit als tijdelijke aanvulling op het reguliere ondersteuningsaanbod van landelijke ouderorganisaties, het LAKS, vakorganisaties en profielorganisaties gericht op de verschillende partijen die gezamenlijk inhoud geven aan de medezeggenschap binnen scholen en op het niveau van schoolbesturen.
In haar eindrapport doet de Projectgroep WMS op basis van de conclusies en de gevalstudies uit de evaluatiestudie van het ITS, maar ook op basis van ervaringen van scholen, aanbevelingen voor het functioneren van de WMS in de toekomst. De evaluatiestudie en het eindrapport geven tussentijds een goed beeld van het functioneren van de per 1 januari 2007 ingevoerde WMS. Tussentijds omdat bij de invoering in artikel 46 van de WMS is vastgelegd dat binnen vijf jaar na invoering van de wet, dat wil zeggen vóór 1 januari 2012 aan de Eerste en Tweede Kamer een eindevaluatie wordt uitgebracht in de vorm van een verslag over de doeltreffendheid en effecten van deze wet in de praktijk.
In paragraaf 2 van deze beleidsreactie wordt het proces rondom de invoering van de WMS kort toegelicht. Vervolgens komt in paragraaf 3 de opzet van de tweede evaluatiestudie aan bod. In paragraaf 4 gaan we in op de belangrijkste en de meest in het oog springende conclusies en bevindingen uit beide rapporten en onze reactie daarop.
2. Voorgeschiedenis: proces invoering WMS
Ten behoeve van een goede invoering van de WMS is op ons verzoek door de gezamenlijke onderwijsorganisaties1, eind 2006 het project invoering Wet medezeggenschap op scholen gestart. Aanvankelijk met een looptijd van één jaar. Naar aanleiding van de resultaten van de eerste evaluatie naar de invoering van de WMS eind 2007, hebben wij in januari 2008 het project invoering WMS met één jaar verlengd.
De onderwijsorganisaties maakten daarbij gezamenlijk deel uit van de landelijke Stuurgroep WMS. Onder de vlag van de Stuurgroep functioneerde de landelijke Projectgroep WMS, van waaruit de feitelijke ondersteuningsactiviteiten vorm werden gegeven en gecoördineerd. Naast een onafhankelijke projectleider en projectsecretaris, bestond de Projectgroep WMS uit een lid namens respectievelijk de ouderorganisaties, het LAKS, de onderwijsvakorganisaties en de besturenorganisaties. De activiteiten van de Projectgroep WMS zijn een aanvulling geweest op reguliere activiteiten van deze organisaties voor hun achterbannen in het kader van de medezeggenschap.
De Projectgroep WMS had tot taak de invoering van de WMS te bevorderen door het geven van voorlichting en hulp bij de invoering van de WMS en heeft bij alle geledingen nut en noodzaak van de medezeggenschap onder de aandacht gebracht. De wijze van ondersteuning van de Projectgroep WMS heeft een prominente en waardevolle bijdrage geleverd aan de invoering van de WMS. Dit heeft de Projectgroep WMS onder andere gedaan door:
• Het opstellen van de handreikingen medezeggenschapsstatuut en -reglementen, waarvan blijkens de evaluatiestudie door medezeggenschapsraden en schoolbesturen veel gebruik is gemaakt;
• Het uitgeven van het Zakboek medezeggenschap in oplage van 55 000 (herdrukt) en het boekje Medezeggenschp van klasse (oplage 30 000);
• Het opzetten en onderhouden van de website www.infowms.nl;
• Per kwartaal een nieuwsbrief WMS;
• Het organiseren van een landelijk najaarscongres in 2007 en 2008;
• De instelling van landelijke MR-prijzen voor de beste MR in PO en VO, met een eigen prijs voor de beste leerlinggeleding in het VO
• Het uitgeven van vijf brochures «Ik in de MR?!», om ouders en leerkrachten in het PO en ouders, docenten en leerlingen in het VO te stimuleren en informeren over deelname aan de MR.
Al deze activiteiten hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de hoofdconclusie uit de evaluatiestudie dat de WMS in de praktijk goed blijkt te werken. Wij zijn de Stuurgroep en de Projectgroep WMS dan ook erkentelijk voor het goede werk dat zij hebben geleverd. In samenspraak met de partijen is geconstateerd dat dit ook het goede moment is om het ondersteuningstraject af te sluiten. Dit betekent niet het einde van het ondersteuningsaanbod voor medezeggenschapsorganen. Dit is een regulier onderdeel van de activiteiten van het LAKS, de landelijke ouderorganisaties en de vakorganisaties. Daarnaast is een voorziening getroffen om de tijdens het project opgebouwde expertise te behouden. Hier komen we verderop in onze reactie terug.
3. Opzet tweede evaluatiestudie invoering WMS
Ter afsluiting van het tweede projectjaar is een tweede evaluatie gedaan van de invoering van de WMS. Hiervan bieden wij u nu het rapport aan. Deze vervolgevaluatie behelst de periode september 2008 tot maart 2009 en gaat ook in op meer kwalitatieve aspecten van het functioneren van de (G)MR en van de invoering van de WMS. Deze aandachtspunten komen voort uit de eerste evaluatiestudie die in 2007 door het ITS in opdracht van de Projectgroep is uitgevoerd1. Op 29 januari 2008 hebben wij deze evaluatie voorzien van onze reactie daarop aan u toegestuurd2. Daarin zijn de volgende aandachtspunten aangegeven, die terugkomen in de nu voorliggende tweede evaluatie:
• het scherper in beeld brengen van de groep scholen die nog geen medezeggenschapsstatuut enreglement had ingediend en het ondernemen van gerichte actie om daarin alsnog te voorzien;
• de betrokkenheid van ouders bij de medezeggenschap in het speciaal en voortgezet onderwijs in samenspraak met de landelijke ouderorganisaties;
• de positie van de leerlingen in de medezeggenschap in het voortgezet onderwijs in samenspraak met het LAKS.
Om te komen tot deze tweede evaluatie heeft ITS websurveys uitgevoerd onder (G)MR-leden en bestuurders, gebruik gemaakt van schriftelijk materiaal als medezeggenschapsstatuten enreglementen en interviews gehouden met betrokkenen. 13% van de schoolleiders/bestuurders en 27% van de (G)MR-leden heeft deelgenomen aan het websurvey. De respons is daarmee groot genoeg om representatieve uitspraken te kunnen doen. Belangrijke input is ook verkregen via gevalsstudies van twaalf scholen. De bevindingen uit deze laatste informatiebron zijn volgens de onderzoekers niet representatief maar wel illustratief voor de praktijk van de medezeggenschap op scholen.
4. Conclusies/aanbevelingen en reactie
De evaluatiestudie bevat veertien conclusies. De conclusies gelden voor alle schooltypen die onder de reikwijdte van de WMS vallen (basisonderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs). Er zijn geen significante verschillen tussen de schooltypen waargenomen. Hierna gaan wij in op de belangrijkste en het meest in het oog springende conclusies uit de evaluatie en onze reactie daarop. Ditzelfde doen wij bij de aanbevelingen uit het eindrapport van de Projectgroep WMS. Hierbij baseert de projectgroep zich niet alleen op de conclusies van het ITS maar ook op haar opgebouwde expertise en opgedane ervaringen tijdens de ondersteuning van de invoering van de WMS in de periode 2007–medio 2009.
4.1. Hoofdconclusie: de WMS werkt goed in de praktijk
De invoering van de WMS heeft volgens de onderzoekers geleid tot (zeer) duidelijke verbetering van de positionering van de (G)MR binnen de schoolorganisatie en het besluitvormingsproces over het beleid van de school. In vergelijking met de situatie voorafgaand aan de invoering van de WMS kunnen (G)MR-en een grotere rol spelen bij de veranderingen in het onderwijs. Dit is niet alleen te danken aan meer bevoegdheden, maar ook aan meer scholing in medezeggenschap om slagvaardig te kunnen participeren in de besluitvorming. Door de invoering van de WMS is ook de positie van de (G)MR duidelijker neergezet, waardoor dit orgaan een grotere rol kan spelen bij strategische beslissingen van het schoolbestuur. De medezeggenschapsstructuur is wat betreft de statuten en reglementen op de overgrote meerderheid van de scholen formeel op orde.
Wij zijn verheugd over deze conclusie. Het geeft aan dat de ambities die de wetgever destijds bij de behandeling van de WMS voor ogen stonden, in de praktijk haalbaar zijn gebleken. Het is echter nog te vroeg hier verdergaande beleidsconclusies aan te verbinden omdat bij dit alles in acht moet worden genomen dat het nog steeds gaat om de eerste ervaringen met de mogelijkheden die de WMS biedt. Wettelijke eindevaluatie over de werking en effectiviteit van de WMS, die in 2011 zal worden uitgevoerd, moet uitwijzen of deze positieve ervaring ook op langere termijn stand houdt.
4.2 Toename van gebruik instrumenten WMS
In vergelijking met het beeld uit de eerste evaluatie is op instrumenteel vlak de situatie verbeterd. Ruim 90% van de schoolbesturen had tijdens de peiling van september 2008 een reglement/statuut voorgelegd aan de (G)MR. Een toename van 30% ten opzicht van september 2007 waarbij ruim 60% van de schoolbesturen een statuut en/ of reglement had voorgelegd aan de (G)MR.
Volgens de onderzoekers zijn de voornaamste redenen voor vertraging bij de resterende 10% van de scholen en schoolbesturen die nog geen reglement hebben voorgelegd aan de (G)MR:
– Men heeft meer tijd nodig dan gepland om de voorstellen te maken (63%);
– Er zijn verschillen van inzicht tussen bestuur en (G)MR over de inhoud van het statuut en reglement(en) (26%);
– Het is lastig de medezeggenschapsstructuur te laten aansluiten bij de organisatie in het voorgezet onderwijs (22%).
De algemene waarneming van de Projectgroep WMS is dat de afwezigheid van een functionerende medezeggenschap, vaak een indicator is dat meer zaken binnen de organisatie niet goed lopen. Het verbeteren van de communicatie is daarbij vaak essentieel.
Wij constateren dat op dit punt goede vooruitgang is geboekt. Het uiteindelijke doel is uiteraard dat alle scholen en schoolbesturen -in overleg met de medezeggenschapsorganen- voldoen aan de formele vereisten van de WMS.
Uit de evaluatiestudie kan niet worden opgemaakt welke scholen en/of schoolbesturen het betreft die geen reglement/statuut hebben voorgelegd aan de (G)MR. Dit overstijgt ook de aard en de opzet van de studie. Hiervoor zou de stand van zaken op alle circa 8000 scholen in het PO en VO in kaart moeten worden gebracht. Wel heeft de inspectie opdracht om in het kader van het nalevingstoezicht alert te zijn op signalen die wijzen op een gebrekkig functionerende medezeggenschap binnen een school of schoolbestuur. Daarbij wordt in navolging van de Projectgroep WMS onderkend dat een dergelijk signaal vaak onderdeel is van een bredere problematiek binnen een school, zoals stroeve verhoudingen tussen personeel en management/bestuur, ouders die zich onvoldoende gehoord weten en/of risico’s ten aanzien van de kwaliteit.
De basis voor dit toezicht wordt in het binnenkort bij u in te dienen wetsvoorstel Herziening van de Wet op onderwijs toezicht (WOT), versterkt. In dit voorstel wordt namelijk de naleving van de WMS expliciet vastgelegd als onderwerp waarop de Inspectie van het Onderwijs toezicht uitoefent. Daartoe behoort ook de uitwerking van een sanctie-instrumentarium om indien nodig de naleving te bekrachtigen. Dit maakt deel uit van het risicogericht toezicht waardoor de Inspectie gericht actie kan nemen. Bij de wettelijke evaluatie van de WMS in 2011 zal bezien worden of dit instrumentarium naar behoren functioneert.
4.3 Belang van blijvende ondersteuning en informatievoorziening
1. In het eindrapport van de Projectgroep WMS wordt aangegeven dat het belangrijk is dat de resterende 10% van de scholen die nog geen reglement heeft voorgelegd aan de (G)MR, ook ondersteuning vindt om dit wél voor elkaar te krijgen. De Projectgroep WMS adviseert ten aanzien van die achterblijvers die niet met hun (G)MR-en tot overeenstemming komen, een laagdrempelige bemiddelingsinstantie in te richten die partijen kan adviseren. Verder wordt de aanbeveling gedaan om de kennis, voorlichting en advisering over de WMS blijvend te bundelen. Niet alleen voor de genoemde groep van achterblijvers, maar als algemene ondersteuning en informatiepunt voor alle medezeggenschapsorganen en besturen in het funderend onderwijs. De projectgroep stelt voor de onafhankelijk ondersteuning vorm te geven onder aansturing van de gezamenlijke onderwijsorganisaties die deel uitmaken van de Beleidsadviesraad van de Stichting Onderwijsgeschillen1.
Wij onderstrepen het belang van bemiddeling als een goed voorportaal voor formele geschillenbeslechting bij de Landelijke Commissie voor Geschillen. Hiervoor bestaan al mogelijkheden. Zo biedt de WMS hiertoe ook al een laagdrempelige mogelijkheid. De Landelijke Commissie voor Geschillen kan namelijk – al dan niet op voorstel van een bestuur of (G)MR – bemiddeling voorstellen alvorens een geschil op te schalen naar formele beslechting.
Wij vinden dat deze optie waar mogelijk moet worden benut en zijn er niet voor hiervoor een aparte voorziening in de WMS op te nemen. Daarbij moet ook worden overwogen dat de wetgever juist heeft gekozen voor «één loket» voor de geschillenbeslechting uit oogpunt van het opbouwen van expertise. Deze expertise kan ook voluit worden ingezet in de bemiddelingsfase. Dit alles laat onverlet dat de WMS ruimte biedt voor een gezamenlijke keuze van (G)MR-en en het bevoegd gezag om bemiddeling als optie voor geschillenbeslechting zelf op te nemen in het reglement.
Wij wijzen er op dat sinds de invoering van de WMS geen forse toename is geweest van het aantal geschillen bij de Landelijke Commissie voor Geschillen. Er zijn in het jaar 2008 dertig verzoeken voor geschillenbeslechting ingediend, waarvan zes verzoeken zijn teruggetrokken tijdens zitting.2 In 2011 kan tijdens de wettelijke evaluatie WMS bekeken worden of alsnog sprake is van een toename van het aantal geschillen. De aard van de geschillen kan eventueel aanleiding geven tot wijzigingen van de wet.
Wij onderschrijven de aanbeveling van de Projectgroep WMS om de kennis, voorlichting en advisering met betrekking tot de WMS blijvend te bundelen. Daartoe stellen wij een jaarlijkse subsidie beschikbaar van circa € 7 500,00 om de website www.infowms.nl in stand te laten houden en te onderhouden. Deze taak wordt ondergebracht bij de Stichting Onderwijsgeschillen, opgericht op 1 januari 2008. De verzamelde kennis en informatie van de afgelopen jaren blijft op deze wijze geborgd en beschikbaar voor alle partijen. Wij vinden het daarbij een goede zaak dat de gezamenlijke organisaties via de hiervoor genoemde Beleidsadviesraad direct betrokken blijven bij de wijze waarop dit vanuit het gemeenschappelijke belang voor alle partijen, wordt uitgevoerd. Hierbij wordt erop toegezien dat het onderscheid in de rollen van de Stichting Onderwijsgeschillen bij geschillen en informatievoorziening aanwezig is. Dit is ook een voorwaarde zijn voor de beschikbaarstelling van de genoemde subsidie.
Om de aandacht voor een goede medezeggenschap en het belang daarvan te onderstrepen ondersteunen wij de voortzetting van de Jaarlijkse Medezeggenschapsconferentie. Tot en met 2011 (tot aan de algehele evaluatie van de WMS) stellen wij jaarlijks € 35 000,00 beschikbaar voor de organisatie van de conferentie. Deze taak wordt eveneens uitgevoerd onder de vlag van de Stichting Onderwijsgeschillen. Ook hierbij is voorzien in aansturing en ondersteuning van de gezamenlijke onderwijsorganisaties via de Beleidsadviesraad. Onderdeel van deze subsidie vormt ook het voortzetten van de bij de inwerkingtreding van de WMS gestarte goede traditie voor de uitreiking van de jaarlijkse prijs voor best practices op het gebied van medezeggenschap in het PO en VO en een speciale prijs voor het betrekken van leerlingen bij de medezeggenschap in het VO.
4.4 Verschillend kennisniveau leden (G)MR
In de evaluatiestudie wordt geconstateerd dat personeelsleden, die zitting hebben in de (G)MR, een kennisvoorsprong hebben op de overige leden als leerlingen en ouders. Deze kennisvoorsprong wordt door (G)MR-leden, managers en bestuurders als een probleem ervaren.
De Projectgroep WMS tekent daarbij in haar Eindrapport aan dat deze kennisvoorsprong op zichzelf geen probleem hoeft te zijn. Informatie van belang voor de medezeggenschap dient op een dusdanige wijze beschikbaar te komen dat zowel ouders als leerlingen ermee uit de voeten kunnen. Daarbij dient bij het vaststellen van de faciliteiten voor de ouders en leerlingen ruimte voor scholing een belangrijk aandachtspunt te zijn.
Wij onderschrijven dat de kennisvoorsprong van het personeel in de (G)MR, maar ook van het bestuur, geen probleem hoeft te zijn. Deze kennisvoorsprong is inherent aan het gegeven dat professionals samen met de «gebruikers» inhoud en vorm geven aan de medezeggenschap. Van ouders en leerlingen kan en mag ook niet worden verlangd dat zij over deze kennis beschikken. Wel is van cruciaal belang dat de ouders en leerlingen door het bestuur actief en gericht worden geïnformeerd. Gebrek aan toegankelijke informatie mag er nooit de reden van zijn dat ouders en leerlingen hun rol in de (G)MR niet kunnen waarmaken. Dit is ook de reden geweest om de informatierechten van de (G)MR in de WMS te verstevigen. Naast een goede informatievoorziening is communicatie zowel binnen de geledingen, tussen de geledingen als met de achterban, en tussen bestuur en medezeggenschap één van de pijlers. Voorlichting aan en scholingsmogelijkheden voor ouders en leerlingen zijn daarvoor belangrijke instrumenten. Ten aanzien van de voorlichting verwijzen wij naar wat hierover onder het vorige punt door ons is aangevoerd. Ten aanzien van de scholing constateren wij dat dankzij vooral de landelijke ouderorganisaties, het LAKS en de vakorganisaties voorzien is in een geschakeerd cursorisch scholingsaanbod. Wij gaan er ook vanuit dat schoolbesturen de ouder- en leerlinggeledingen ruimhartig in de gelegenheid stellen om gebruik te maken van dit aanbod. Niet alleen omdat in de WMS is voorgeschreven dat het schoolbestuur -in overleg met de (G)MR- op dit punt dient te voorzien in een toereikende faciliteitenregeling, maar ook omdat alle partijen in en rond de school gebaat zijn met een goed functionerende medezeggenschap. In de eindevaluatie van de WMS wordt meegenomen of dit het geval is.
4.5 Bevorderen participatie van leerlingen
De evaluatiestudie geeft aan dat hoofdzakelijk leerlingen met een havo en vwo opleiding ervaring opdoen met formele medezeggenschap in het onderwijs. De participatiebereidheid onder deze groep leerlingen is ruim aanwezig. Terwijl op vmbo-scholen, in het voortgezet speciaal onderwijs en bij expertisecentra so/vso weinig tot geen leerlingen zitting hebben in de MR.
In dit kader doet de Projectgroep WMS de aanbeveling om de participatie onder leerlingen te bevorderen door hen een passende beloning te bieden. Bijvoorbeeld door leerlingen compensatie aan te bieden en tijd om cursussen te volgen.
Betrokkenheid van de leerlingen bij de school en het schoolbeleid vinden wij zeer belangrijk. Wij subsidiëren daarom het LAKS om de leerlingen hierin te stimuleren en te ondersteunen. Zo heeft het LAKS in opdracht van de Projectgroep WMS een handleiding geschreven voor met name VMBO-leerlingen getiteld «Rule your school». Tevens zijn de inzet en houding van de directie en het personeel van scholen essentieel voor het bevorderen van actieve betrokkenheid van leerlingen. Een illustratie daarvan zijn de praktijkvoorbeelden die de Projectgroep WMS in samenwerking met het LAKS heeft opgespoord. Een aansprekend voorbeeld daarvan is de werkwijze waarbij leerlingen een mentor/coach krijgen toegewezen voor hun voorbereiding op MR-vergaderingen.
Op 27 maart 2009 is de Beleidsreactie op de aanbevelingen van de Commissie Onderwijstijd aan de Tweede Kamer gezonden. De voorstellen daarin zullen worden uitgewerkt in wet- en regelgeving; dit zal medio 2010 aan de Kamer gezonden worden. De wettelijke norm voor onderwijstijd zal worden vastgesteld op 1000 klokuur per schooljaar (met uitzondering van het examenjaar, waar de norm 700 klokuren is). Binnen deze 1000 respectievelijk 700 uur kan een school maximaal 40 uur bestemmen voor maatwerkactiviteiten die niet voor alle leerlingen verplicht, maar in beginsel wel voor alle leerlingen toegankelijk zijn. Hiermee kan maatwerk worden geleverd, naar gelang de behoefte van de leerlingen. Scholen kunnen in deze 40 uur, voor leerlingen die daar interesse voor hebben, bijvoorbeeld lessen geven over de medezeggenschapsraad, de rol van de leerling hierin en het versterken van vaardigheden van leerlingen (vergadertechniek, ordenen informatie, voorbereiden standpunten, argumenteren etc). Dergelijke vaardigheden kunnen overigens ook in andere (wel voor alle leerlingen verplichte) delen van het onderwijsprogramma worden aangeboden.
Daarnaast is deelname in de MR een erkende vorm van Maatschappelijke Stage. Deelname aan de MR door leerlingen binnen de eigen school is een vorm van vrijwilligerswerk en draagt bij aan de betrokkenheid bij de directe omgeving van de leerling, namelijk de school. Dit biedt praktische mogelijkheden voor de school (leiding) om de participatiebereidheid van de leerling te bevorderen.
4.6 Voorstellen tot verduidelijking WMS
In het eindrapport van de projectgroep worden aanbevelingen gedaan voor wijzigingen van de WMS teneinde de werking van de wet op een aantal punten te verduidelijken. Het gaat hierbij onder andere om een verduidelijking van de wijze van verkiezing van de leden van de (G)MR, het expliciet opnemen van recht tot instemming of advies bij begrotingen en de toedeling van bevoegdheden tussen de MR en GMR. Deze en andere elementen moeten volgens de projectgroep in ieder geval worden betrokken bij de voorziene evaluatie van de wet in 2011. De Projectgroep WMS heeft ons aangegeven dat deze punten de werking van de WMS verduidelijken, maar tevens opgemerkt dat dit alles niet op stel en sprong hoeft te worden gerealiseerd.
Voor veel van de kanttekeningen geldt dat de praktijk – waar nodig in combinatie met de werking van de geschillenregeling – uitkomst zal bieden. Wij vinden het nog te vroeg om naar aanleiding hiervan en vooruitlopend op de algehele evaluatie van de WMS in 2011, de WMS nu voor deze punten te wijzigen. De Projectgroep WMS vraagt daar ook niet om. Daarmee voorkomen wij ook dat de regelgeving hierover, die tenslotte slechts twee jaar geleden ingrijpend is herzien, onderwerp wordt van een reeks van wijzigingen die elkaar binnen te korte tijd opvolgen. De uitkomst van de evaluatiestudie geeft daartoe ook onvoldoende reden en een dergelijke aanpak doet de acceptatiegraad van de WMS in de praktijk vermoedelijk ook geen goed.
De evaluatie geeft een overwegend positief beeld van de eerste twee volle jaren functioneren van de WMS. Wij zijn tevreden met de uitkomsten van de evaluatie en de vooruitgang die is geboekt. Er is blijvend aandacht voor de medezeggenschap op de school en de 10% die nog geen reglement/statuut hebben voorgelegd aan de (G)MR. Om de aandacht voor een goede medezeggenschap en het belang daarvan blijvend te onderstrepen zullen wij onder andere:
– In het voorgenomen wetsvoorstel herziening WOT het toezicht op naleving van de WMS opnemen.
– De Jaarlijkse medezeggenschapsconferentie voorzetten en financieel ondersteunen tot de algehele evaluatie van de WMS (2011).
– Dat tijdens de Jaarlijkse medezeggenschapsconferentie de uitreiking van de prijs voor «best practices» op het gebied van medezeggenschap.
– De algemene informatie en voorlichting over de WMS blijven bundelen op één punt.
– De website www.infowms.nl in de lucht, ten behoeve van de informatie en voorlichting.
In 2011 volgt een algehele evaluatie van de WMS. Het eindrapport van de Werkgroep WMS en de eindevaluatie van ITS leveren een belangrijke bijdrage daaraan.
Wij spreken onze waardering uit voor de Projectgroep WMS die met veel inzet en betrokkenheid heeft bijgedragen aan de invoering van de WMS en daarmee de medezeggenschap meer vorm heeft gegeven. De bevindingen herbevestigen het belang van de medezeggenschap, de WMS en de grote betekenis hiervan voor de gemeenschap van de school.
Dit betreft: Organisaties voor bestuur en management: AVS, Besturenraad, bond KBO, bond KBVO, ISBO, VBS, VOS/ABB, LVGS, VGS, PO-raad (vanaf maart 2008), VO-raad, onderwijsvakorganisaties: Algemene Onderwijsbond, CNV Onderwijs, CMHF, ouderorganisaties: LOBO, NKO, Ouders&COO., VOO, Leerlingorganisatie: LAKS.
Evaluatierapport Van een Kabbelend beekje naar een bruisende waterval?, november 2007, ITS-Radboud Universiteit Nijmegen.
De Beleidsadviesraad is ingesteld om het bestuur van de Stichting Onderwijsgeschillen te adviseren ten behoeve van onder andere de WMS.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29736-49.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.