Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 29736 nr. 46 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 29736 nr. 46 |
Vastgesteld 21 augustus 2007
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft op 20 juni 2007 overleg gevoerd met staatssecretaris Dijksma van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:
– de voortgangsrapportage invoering lumpsumbekostiging primair onderwijs (29 736, nr. 44).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Slob (ChristenUnie) is tevreden over de wijze waarop de lumpsumbekostiging in het primair onderwijs gestalte krijgt. De voorbereiding is goed geweest, maar het moet in de praktijk wel worden opgepakt. De schoolbesturen verdienen waardering voor de voortvarende manier waarop zij te werk zijn gegaan. Nog niet alles verloopt echter naar tevredenheid. De medezeggenschap functioneert nog onvoldoende. In de medezeggenschapsraden is niet altijd voldoende kennis aanwezig om de rol en functie waar te maken. De communicatie tussen bestuur en medezeggenschapsraden verloopt niet altijd goed. Er lijkt op dit punt weinig vooruitgang te worden geboekt. Ook in het kader van good governance is het van zeer groot belang dat de horizontale verantwoording goed verloopt.
De vastlegging van het gevoerde beleid in de jaarverslagen komt nog niet goed uit de verf. Heeft de staatssecretaris inzicht in de oorzaken hiervan? Heeft het ermee te maken dat men nog te weinig professionaliteit heeft ontwikkeld om het op een goede manier te doen? In dat geval zou het een structureel probleem kunnen worden. Hieraan moet aandacht worden besteed, omdat een goede verantwoording ook op dit terrein van groot belang is. De cijfers zijn nodig om te kunnen beoordelen wat er binnen de scholen gebeurt.
De lumpsumbekostiging moet niet alleen een financiële operatie worden. Het is van belang dat niet alleen wordt gefocust op de financiële kant van de zaak, maar ook op de koppeling van de financiën aan de te maken onderwijsinhoudelijke keuzes. De scholen moeten ook een onderwijsinhoudelijke visie ontwikkelen en op die manier gebruikmaken van de ruimte die ze krijgen om de financiële middelen optimaal te benutten. Wil de staatssecretaris hieraan aandacht blijven besteden? De kosten voor de BAPO (Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen) in de overgangsregeling moeten in de gaten worden gehouden. Bij een (beperkt) aantal scholen wordt dit als een probleem ervaren.
De materiële instandhouding is een punt van zorg geweest. De benadering van de staatssecretaris lijkt realistisch en verstandig: zij wacht af totdat zij beter zicht heeft op de vermogenspositie van schoolbesturen. Het is voor de heer Slob geen uitgemaakte zaak dat de automatische prijsaanpassing doorgang vindt. De bestuursorganisaties zijn er niet allemaal even enthousiast over, omdat zij bang zijn dat de staatssecretaris op basis van een momentopname belangrijke conclusies trekt zonder dat bekend is welke normen daarbij worden gehanteerd. De bestuursorganisaties vragen ook om bij de monitoring van de toereikendheid van het budget van materiële instandhouding rekening te houden met de extra huisvestingsruimte als gevolg van de onderwijskundige vernieuwingen. Die hogere lasten zouden worden verwerkt in de programma’s van eisen bij de vijfjaarlijkse evaluatie. Dat is nog niet gebeurd.
Mevrouw Kraneveldt-van der Veen (PvdA) merkt op dat veel mensen in het onderwijsveld hard hebben gewerkt aan de lumpsumbekostiging in het primair onderwijs, zowel de managementorganisatie en de schoolbesturen als de ouders en de docenten. Dat is een compliment waard, ook omdat veel van de angsten die van tevoren leefden, geen bewaarheid zijn geworden. Ook de Kamer heeft door de grondige voorbereiding eraan bijgedragen dat er nu weinig invoeringsproblemen zijn, onder meer op het vlak van medezeggenschap. De Wet medezeggenschap op scholen (WMS) mag echter geen papieren tijger zijn: medezeggenschap moet op de scholen goed kunnen worden ingevuld door ouders en personeel. De medezeggenschapsraden functioneren echter niet altijd optimaal. Zij hebben een informatieachterstand en zijn te weinig betrokken bij de beslissingen rondom de lumpsum. Een advies in het rapport Slotmonitor invoering lumpsum po is dan ook dat de rol van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad moet worden versterkt en dat deze rol beter zou kunnen worden verankerd in het beleidsproces. Biedt de WMS voldoende handvatten om dit te kunnen realiseren of moeten ouders en docenten beter worden ondersteund? De projectorganisatie biedt in dit eerste jaar van implementatie van de lumpsumbekostiging scholing en ondersteuning op locatie. Wat gebeurt er na dat jaar? Kan de staatssecretaris op een rijtje zetten wat er wordt gedaan om de medezeggenschapsraden in het onderwijs te ondersteunen?
Voor de financiële jaarverslagen is een uitstel van vier weken gegeven. Dat is coulant, maar die periode moet niet worden verlengd, omdat het goed is om op dit vlak wat druk op de ketel te houden. Wat de herverdelingseffecten betreft, stemt het tot blijdschap dat er zo weinig bezwaarschriften zijn ingediend. De vraag is wel waarom er slechts acht schoolbesturen zijn die helemaal geen financieel effect hebben gehad. Om wat voor schoolbesturen gaat het hier? Hoe staat het met de gevolgen voor de eenpitters? Het wetsvoorstel inzake de jaarlijkse verplichte prijsbijstellingen ligt er nog. Wat gaat daarmee gebeuren?
De staatssecretaris spreekt in de stukken van een vangnet voor schoolbesturen die door de vermindering van de compensatie die de overgangsregeling biedt, toch in de problemen komen. Kan zij daarover wat meer vertellen? Heeft het projectbureau dat zich bezighoudt met de lumpsumbekostiging daarmee nog iets van doen?
De heer Jan Jacob van Dijk (CDA) memoreert dat zijn partij altijd een groot voorstander is geweest van de invoering van de lumpsumbekostiging. De autonomie van de scholen kan hiermee handen en voeten krijgen. De invoering ervan is de laatste tijd misschien niet helemaal vlekkeloos verlopen, maar door de bank genomen is het echt goed gegaan. De mate van autonomie en ruimte voor de scholen zal de komende jaren naar verwachting nog toenemen. Dat is een positieve ontwikkeling.
De BAPO-regeling hangt samen met het opbouwen van een reserve ten behoeve van een oudere verlofregeling in het onderwijs. Nog niet iedere school heeft dat op een goede manier kunnen doen. Hoe wil de staatssecretaris dit probleem oplossen?
Uit het onderzoek van ECORYS naar de invoering van de lumpsumbekostiging blijkt dat veel medezeggenschapsraden het gevoel hebben dat zij niet optimaal betrokken zijn bij deze invoering. Waar zit hem dat in? Worden de medezeggenschapsraden er door de besturen niet voldoende bij betrokken, beschikken zij over te weinig bagage om op een goede manier tegenspel te bieden of is er onvoldoende tijd geweest? De bevoegdheden van de medezeggenschapsraden zijn goed geregeld, maar hoe kan ervoor worden gezorgd dat deze op een adequate manier worden ingevuld? Zijn er binnen de lumpsumfinanciering genoeg mogelijkheden voor scholing op dit vlak, zowel voor ouders als voor leerkrachten?
Het is goed dat de staatssecretaris clementie toont met betrekking tot de jaarverslagen. De uitstelperiode van vier weken zou genoeg moeten zijn. De functie van het jaarverslag mag in de toekomst wat breder zijn dan puur financieel. Het zou meer kwalitatieve gegevens moeten bevatten over het beleid van de school, bijvoorbeeld ten aanzien van de rugzakjes en de doorstroming van leerlingen. Hoe denkt de staatssecretaris hierover?
De Dittrich-gelden zijn ooit bedoeld om jonge leerkrachten bovenformatief aan te stellen in het kader van de toekomstige vergrijzing. In combinatie met de lumpsumbekostiging lijkt dit ertoe te kunnen leiden dat scholen aan het einde van de rit juist minder geld krijgen en hiervoor dus worden gestraft. Wil de staatssecretaris hierop ingaan, eventueel schriftelijk?
De materiële bekostiging zou niet moeten worden gerelateerd aan de stand van zaken in het financieel jaarverslag. De scholen moeten hun voorzieningen op een goede manier in stand houden; dat heeft niets te maken met de reserves waarover zij beschikken. Als scholen op een zorgvuldige wijze geld hebben gespaard voor onvoorziene omstandigheden, mogen zij daar niet voor boeten. Dit betekent uiteraard niet dat geld zo maar mag worden opgepot terwijl de voorzieningen binnen een school slecht zijn. Ouders hebben hier ook een rol in te spelen.
Mevrouw Verdonk (VVD) merkt op dat de invoering van de lumpsumbekostiging een rijdende trein is, waarover zij op dit moment weinig op te merken heeft. Het is een goed begeleid traject, waarvan de effecten in de toekomst duidelijk zullen worden.
Schoolbesturen die erop achteruitgaan als gevolg van de lumpsumbekostiging en de nieuwe gewichtenregeling, krijgen voor beide effecten een compensatie. Wat gebeurt er als een school overhoudt in het kader van de lumpsum en tekort komt in het kader van de gewichtenregeling? Klopt het dat dit los van elkaar wordt gezien?
Mevrouw Verdonk wijst op het belang van zorgvuldige brieven aan de Kamer. In de brief staat dat bij 294 besturen sprake is van elkaar gedeeltelijk compenserende herverdeeleffecten, terwijl daarnaast wordt teruggegrepen op 177 en 125 besturen, wat samen 302 is. In dezelfde alinea staat dat in een bijlage bij de brief op de herverdeeleffecten wordt ingegaan; gezien de omvang van bedoelde bijlage had dit wel wat specifieker gekund.
De heer Dibi (GroenLinks) stelt vast dat de nieuwe WMS voor de scholen een aantal belangrijke verbeteringen met zich mee heeft gebracht, zoals de versterking van de positie van de medezeggenschapsraad ten opzichte van het schoolbestuur en de ondersteuning die wordt geboden om de kwaliteit te verbeteren. Hij deelt de zorgen van de heer Slob over de kwaliteit en gaat er net zoals mevrouw Kraneveldt van uit dat de ondersteuning wordt verlengd. Het staat buiten kijf dat de inhoud van medezeggenschap in handen ligt van alle betrokkenen op school, maar minstens zo belangrijk is dat de medezeggenschapsraad daadwerkelijk wat te zeggen heeft. Op dit moment is het niet veel meer dan een advies- en informatierecht. Wat vindt de staatssecretaris van het idee om de medezeggenschapsraad ook een instemmingsrecht te geven, zodat de mensen die het onderwijs handen en voeten moeten geven ook daadwerkelijk invloed kunnen uitoefenen?
De staatssecretaris heeft op 11 juni jl. een onderzoek in ontvangst genomen naar de samenstelling van schoolbesturen en raden van toezicht naar sekse, leeftijd en etniciteit, van primair onderwijs tot en met universiteiten. Voor de heer Dibi waren de uitkomsten schrikbarend: de schoolbesturen en raden van toezicht blijken voornamelijk homogene, witte mannelijke gezelschappen te zijn. In dit kader merkt de heer Dibi op dat het jaarverslag van de scholen breder moet zijn dan alleen de financiële invalshoek. De invoering van de lumpsumbekostiging heeft een grote mate van vrijheid toegekend aan scholen. Ook het diversiteitsbeleid zou in het jaarverslag moeten worden verantwoord. Wat vindt de staatssecretaris hiervan? Hoe wil zij diversiteit stimuleren?
Vindt de staatssecretaris dat er een relatie is tussen het oppotten van geld in het primair onderwijs en de invoering van de lumpsumbekostiging? Is zij nog steeds van plan, de materiële bekostiging te koppelen aan de vermogenspositie van scholen?
Op dit moment vindt onderzoek plaats naar een ramingsmethodiek voor de BAPO-regeling. Wanneer kunnen de uitkomsten hiervan worden verwacht?
De heer Jasper van Dijk (SP) memoreert dat zijn fractie altijd zeer terughoudend is geweest over de invoering van de lumpsumbekostiging en er daarom ook tegen heeft gestemd. De belangrijkste voordelen van deze vorm van bekostiging zijn dat er meer maatwerk kan worden geboden en dat scholen optimale vrijheid hebben op dit terrein. Daartegenover staan de ontschotting van het personele en materiële budget, wat ten nadele van het personeel kan uitpakken, de mogelijke problemen inzake de medezeggenschap, het risico van het oppotten van geld, meer bureaucratie en overhead en (bestuurlijke) schaalvergroting. Hoe staat de staatssecretaris tegenover het fenomeen van de schooldirecteur die als onderwijsmens is begonnen maar nu een soort financieel directeur is geworden? Welke middelen krijgen de scholen om de lumpsumbekostiging goed te laten verlopen? De Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) benadrukt dat de financiën tekortschieten en dat meer ondersteuning nodig is voor het functioneren van schoolleiders.
Hoe wil de staatssecretaris het oppotten van geld door schoolbesturen in beeld brengen? De heer Van Dijk is in dit kader voorstander van een «oppotnorm». Staatssecretaris Van Bijsterveld heeft in het blad Over Onderwijs gezegd dat het goed is om te kijken of het lumpsumgeld terechtkomt in de klas of dat het verdwijnt naar het management en de bureaucratie. Is de staatssecretaris dat met haar eens en zo ja, gaat zij dat dan ook doen in het primair onderwijs?
Zeventien schoolbesturen gaan er meer dan 5% op achteruit als gevolg van de invoering van de lumpsumbekostiging. Om hoeveel scholen gaat dit hier en wat voor scholen zijn het?
Over de medezeggenschap bestaan grote zorgen. De staatssecretaris schrijft enigszins berustend dat zij hier een projectgroep op heeft gezet, die eind 2007 met resultaten komt. Als het nu fout gaat, wil de heer Van Dijk daar echter nu al een beeld van hebben. Hoe kan de medezeggenschap worden versterkt? Moeten de bevoegdheden eventueel worden uitgebreid?
De heer Van Dijk sluit zich aan bij de gestelde vragen over de BAPO-regeling.
Antwoord van de staatssecretaris
De staatssecretaris beaamt de uitspraak van mevrouw Verdonk dat de invoering van de lumpsumbekostiging in het primair onderwijs een rijdende trein is die goed op koers is. Dit is vooral te danken aan de inzet van de scholen.
De problemen met de medezeggenschap moeten worden bezien met de wetenschap dat de nieuwe WMS pas per 1 januari 2007 is ingevoerd. Omdat het onderwijs net met deze wet is geconfronteerd en er eigenlijk nog mee moet gaan werken, is het geen goed idee om nu al extra instrumenten toe te voegen of om bijvoorbeeld instemmingsrecht in te voeren. Bovendien zijn deze onderwerpen al in de Kamer bediscussieerd bij de behandeling van deze wet. Het zou niet goed zijn om nu via een omweg de toen getrokken conclusies weer onderuit te halen. Het is wel van belang dat er bewustwording op gang komt, omdat het nodig is dat er voluit wordt gewerkt met de medezeggenschapsraden. Het kabinet doet daar van alles aan. Het projectbureau dat zich bezighoudt met de invoering brengt in kaart waar op dit moment problemen optreden. Ook is scholing beschikbaar voor leden van medezeggenschapsraden. Zo wordt met vereende krachten geprobeerd om de medezeggenschap tot bloei te laten komen.
Omdat het niet alle scholen lukte om het jaarverslag precies op tijd klaar te hebben, is er besloten tot een uitstelperiode van vier weken. Verder zijn de staatssecretaris weinig problemen op dit vlak ter ore gekomen. Scholen moeten nu voor het eerst een jaarverslag maken, terwijl zij in 2006 ook voor de laatste keer konden declareren. Er komt dus veel op de scholen af. Een van de administratiekantoren die de scholen helpen bij het jaarverslag, heeft in een brief aan de Kamer geschreven dat 2% van hun klanten de datum van 1 juli niet haalt, maar dat de kans groot is dat deze jaarverslagen kort na 1 juli wel binnen zijn. De staatssecretaris houdt een en ander goed in de gaten.
De jaarverslagen zijn niet puur financieel-technisch; er wordt ook ingegaan op het beleid. De scholen moeten inzicht geven in de kernactiviteit van de onderwijsorganisatie, de gang van zaken gedurende het verslagjaar en de toekomstige ontwikkelingen. Ook in de schoolgids vindt verantwoording van het resultaat plaats. Er moet geen situatie ontstaan met een veelvoud van verschillende documenten naast elkaar waarin steeds hetzelfde staat, maar net op een andere manier. De verantwoording is heel belangrijk, maar de lasten die dat met zich meebrengt moeten beheersbaar blijven. Het jaarverslag en de schoolgids hebben een verschillend karakter: de een is verantwoordend, de ander vooruitkijkend; de een op bestuursniveau, de ander op schoolniveau. Beide documenten kunnen dus niet worden samengevoegd. Inmiddels hebben 40 besturen een elektronisch jaarverslag ingediend en vier besturen een papieren jaarverslag. De ervaring leert dat dit soort zaken pas in de laatste week van juli worden aangeleverd.
Er komt een prognosemodel om scholen te helpen om met de BAPO te werken, dat wordt ontwikkeld door CentERdata van de Universiteit van Tilburg. Scholen hebben er behoefte aan om de kostenontwikkeling te kunnen inschatten. Deze zomer komt het model beschikbaar. De manier waarop de declaratiebekostiging nu is vertaald in de lumpsumbekostiging, lijkt nauwelijks problemen te op te leveren. De BAPO-regeling is het enige punt dat door verschillende besturen naar voren is gebracht. Landelijk gezien lijkt de vergoeding echter toereikend te zijn. Dat is voorafgaand onderzocht en recentelijk is dit herhaald. De kosten van de besturen variëren door de tijd heen. Besturen moeten goed kunnen prognosticeren; het ministerie gaat daarbij helpen.
Over de materiële bekostiging en het oppotten van geld is nu eigenlijk nog niets bekend, omdat de jaarverslagen nog niet binnen zijn. Het is belangrijk om eerst te kijken wat er uit de jaarverslagen blijkt alvorens te handelen. Erkend zal moeten worden dat scholen een bepaalde financiële reserve nodig hebben om onverwachte kosten te kunnen opvangen. Dat hoort bij een verstandig financieel beheer. Als echter uit de jaarverslagen zou blijken dat het veel verder gaat dan dat, ontstaat een nieuwe situatie en zal de staatssecretaris daarover met de Kamer en de scholen in gesprek treden. Zij wil daar nu niet op vooruitlopen, omdat zij niet kan oordelen op basis van gegevens die zij niet heeft. Een en ander zal in kaart worden gebracht aan de hand van de jaarverslagen en daarna geanalyseerd, omdat er verschillende redenen zijn kunnen waarom scholen over reserves beschikken. Pas daarna kan, indien nodig, worden gehandeld. Het is onverstandig om op voorhand conclusies te trekken.
Aan de eenpitters wordt veel aandacht besteed. Zij zijn nadrukkelijk opgenomen in de pilot en ook in de bekostiging is rekening met ze gehouden. Er is een platform opgericht voor eenpitters en er zijn alternatieve vormen van samenwerking aangedragen. Het voorlopige resultaat is dat men goed uit de voeten kan met de lumpsumbekostiging. Fusieprikkels of schaalvergroting zijn hierbij niet aan de orde.
Het probleem van de Dittrich-gelden dat de heer Jan Jacob van Dijk signaleerde, kan zich inderdaad voordoen. Het gaat dan om kleine scholen met relatief oude leerkrachten. Een aantal scholen heeft zich met dit probleem gemeld. In de wet is een artikel opgenomen om tegemoet te komen aan onbedoelde invoeringseffecten. Samen met de bestuursorganisatie zal naar een oplossing van dit probleem worden gezocht. Dat zal waarschijnlijk gebeuren in de vorm van een individuele compensatie.
De vangnetregeling loopt na 1 augustus 2007 gewoon door. Er is een apart bureau dat de «commissie-vangnet» ondersteunt. De Centrale Financiën instellingen (Cfi) helpt als er aanvragen zijn. Het projectbureau lumpsum po stopt, maar de invoeringsgroep neemt het werk over.
Naar aanleiding van de vraag van mevrouw Verdonk zegt de staatssecretaris dat de lumpsumregeling en de gewichtenregeling allebei een apart traject hebben. Er zijn hierbij allerlei combinaties mogelijk. Dit geldt alleen tijdens de overgangsperiode van vier jaar.
De bijlagen bij de brieven zullen in het vervolg zo toegankelijk mogelijk zijn. Rekenfouten mogen niet worden gemaakt.
Dat acht van de bijna 7000 scholen helemaal geen financieel effect hebben gehad, berust puur op toeval. Bij de zeventien schoolbesturen die er meer dan 5% op achteruitgaan als gevolg van de invoering van de lumpsumbekostiging, gaat het om tal van typen scholen. Er is geen sprake van een gemeenschappelijke noemer.
De heer Slob (ChristenUnie) vraagt de staatssecretaris om de vinger aan de pols te houden ten aanzien van de jaarverslagen en de medezeggenschap. Er komen geen monitors meer, maar hopelijk wordt de Kamer wel op een andere manier op de hoogte gehouden.
Het is begrijpelijk dat de staatssecretaris een volledig beeld wil hebben voordat zij conclusies trekt over de materiële instandhouding. Op een later moment kan hierop worden ingegaan.
De scholen moeten zich ervan bewust zijn dat zij met de ruimte die zij nu hebben door de lumpsumbekostiging, keuzes moeten maken op basis van onderwijskundige gronden.
Mevrouw Kraneveldt-van der Veen (PvdA) vraagt zich af wat het ministerie structureel doet om medezeggenschapsraden in het primair onderwijs te ondersteunen.
Het financieel jaarverslag is een administratieve, boekhoudkundige verantwoording van de besteding van het geld dat door de overheid ter beschikking is gesteld. Dat moet niet worden verzwaard. Wel zou het goed zijn als de scholen de informatie uit het financieel jaarverslag gebruiken om in bijvoorbeeld de schoolgids het gevoerde beleid helderder te maken.
De heer Jan Jacob van Dijk (CDA) lijkt het goed als op een later tijdstip wordt teruggekomen op de verslaglegging, ook in het kader van governance. Onderwijsinstellingen moeten niet allerlei verschillende verplichtingen opgelegd krijgen ten aanzien van rapportage. Een single audit zou beter zijn.
De heer Van Dijk wacht de discussie over de materiële bekostiging met belangstelling af.
De onbedoelde gevolgen die sommige beleidsmaatregelen met zich mee brengen, mogen voor kleine scholen niet leiden tot zaken zoals fusies of grotere schoolbesturen. Als de scholen dat willen is dat prima, maar het moet hun eigen keuze zijn.
De heer Dibi (GroenLinks) merkt in het kader van de vermogenspositie van scholen ter verduidelijking op dat er niets mis is met geld op de bank zetten. Pas wanneer in het jaarverslag onregelmatigheden worden geconstateerd, moet actie worden ondernomen.
Hij sluit zich aan bij de vraag van mevrouw Kraneveldt over de ondersteuning van de medezeggenschapsraden.
De heer Dibi zal de staatssecretaris in een procedurevergadering om een reactie vragen op het onderzoek over de diversiteit binnen schoolbesturen.
De heer Jasper van Dijk (SP) wil graag duidelijkheid over de momenten waarop de Kamer met de staatssecretaris kan spreken over eventuele problemen bij de invoering van de lumpsumbekostiging. Ook vraagt hij zich af of en hoe de Kamer wordt gerapporteerd over het project Invoering WMS.
Wil de staatssecretaris reageren op de eerder genoemde uitspraak van haar collega Van Bijsterveldt?
Verdere schaalvergroting in het onderwijs is zeer ongewenst; Kamer en kabinet zouden juist actief moeten inzetten op schaalverkleining.
De staatssecretaris zegt toe dat de Kamer aan het einde van het jaar een evaluatie krijgt van de ondersteuning van de invoering van de WMS sinds 1 januari. Ook zal de Kamer aan het einde van het jaar op de hoogte worden gesteld van de analyse van de financiële positie van scholen. Zij is het met haar collega Van Bijsterveldt eens dat het geld vooral in de klas terecht moet komen.
Het jaarverslag is niet puur bedoeld om financiële verantwoording af te leggen. Het is belangrijk dat ook duidelijk wordt wat scholen op onderwijsinhoudelijk vlak beogen. Deze discussie kan inderdaad worden gevoerd in het kader van governance en de single audit. Er moet een goede balans worden gevonden tussen verantwoording en verslaglegging enerzijds en de wijze waarop de scholen deze lasten kunnen dragen anderzijds.
De projectorganisatie inzake de invoering van de WMS loopt tot 1 januari 2008. Onderdeel van die organisatie is ondersteuning ter plaatse. ITS Nijmegen monitort nu de vorderingen. Bij de evaluatie aan het einde van het jaar kan worden besloten of een verlenging noodzakelijk is. Structureel wordt ondersteuning geleverd in de vorm van cursussen en voorlichting. Hiervoor is subsidie beschikbaar; dit loopt via ouderorganisaties en vakbonden.
De staatssecretaris zal op het onderzoek naar de diversiteit binnen schoolbesturen reageren nadat zij de vragen van de heer Dibi daarover heeft ontvangen.
De voorzitter stelt vast dat de volgende toezeggingen zijn gedaan:
– de Kamer ontvangt aan het einde van 2007 een eerste evaluatie van de manier waarop de ondersteuning van de invoering van de WMS verloopt;
– de Kamer ontvangt aan het einde van 2007 een analyse van de financiële positie van de scholen voor primair onderwijs, mede gemaakt naar aanleiding van de jaarverslagen.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Slob (ChristenUnie), Remkes (VVD), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Aptroot (VVD), Leerdam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Abel (SP), Van Leeuwen (SP), Verdonk (VVD), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Jasper van Dijk (SP), Besselink (PvdA), De Rooij (SP), Ouwehand (PvdD) en Dibi (GroenLinks).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Gill’ard (PvdA), Anker (ChristenUnie), Weekers (VVD), Atsma (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Ten Broeke (VVD), Van Dijken (PvdA), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van Bommel (SP), Langkamp (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Azough (GroenLinks).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29736-46.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.