29 719
Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met invoering prestatiebeurs in een deel van de beroepsopleidende leerweg en meeneembaarheid studiefinanciering voor deze leerweg in het buitenland

nr. 17
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 december 2004

Tijdens de plenaire behandeling, dinsdag 7 december jl., van het wetsvoorstel «Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met invoering prestatiebeurs in een deel van de beroepsopleidende leerweg en meeneembaarheid studiefinanciering voor deze leerweg in het buitenland» heb ik het amendement van de heer Van Dam op stuk nr. 9 inzake de meeneembaarheid van studiefinanciering voor de beroepsopleidende leerweg (BOL) naar het buitenland ontraden. Ik zou daar graag nog enige toelichting op geven. Mijn belangrijkste bezwaren richten zich op twee punten. Er is geen dekking voor de te verwachten kosten en er treden ongewenste effecten op die mede leiden tot onbeheersbaarheid van de kosten.

Geen dekking voor de verwachte kosten

Dit amendement heeft tot gevolg dat deelnemers hun studiefinanciering naar elke opleiding in het buitenland kunnen meenemen, als die opleiding aan bepaalde kwaliteitscriteria voldoet. Dit impliceert dat de meeneembaarheid in de BOL wordt uitgebreid tot de hele wereld. Dit leidt tot extra uitgaven voor de OCW begroting. Een inschatting hiervan kan slechts ruw zijn. Er zijn geen ervaringsgegevens over het aantal studenten in het MBO dat in het buitenland studeert. Deze ruwe berekening kan worden gemaakt analoog aan de berekening die ten grondslag ligt aan het voorliggende wetsvoorstel en rekening houdend met vergelijkbare ontwikkelingen in het hoger onderwijs. De extra uitgaven komen uit op ca. 10 miljoen euro per jaar. Hiervoor is geen dekking beschikbaar. In deze extra uitgaven is nog geen rekening gehouden met de ongewenste en onbeheersbare effecten en de daaruit voortvloeiende uitgaven zoals die hierna worden beschreven.

Ongewenste effecten en onbeheersbare risico's op de uitgaven

Een andere reden is dat er ongewenste effecten optreden en er een onbeheersbaar risico op de uitgaven ontstaat. Dat heeft te maken met ontwikkelingen in het Europees recht. Er zitten nogal wat juridische haken en ogen aan meeneembaarheid van studiefinanciering. Deze komen tot uitdrukking in uitspraken van het Europees Hof van Justitie. Het Hof neigt in zijn uitspraken namelijk steeds meer naar het «host country principle». Dit betekent dat studenten aanspraak op studiefinanciering kunnen maken in het gastland, dus het land waar zij studeren. In het voorjaar van 2005 zal het Hof uitspraak doen in de zaak Bidar. Gelet op het advies van de Advocaat Generaal aan het Hof is het niet denkbeeldig dat met deze uitspraak de aanspraak op studiefinanciering in het gastland wordt uitgebreid tot studenten die geen enkele economische band hebben met dat gastland. Dit gastlandprincipe staat tegenover het tot nu toe door de meeste Europese landen nagestreefde «home country principle». Dit principe gaat ervan uit dat het zendende land verantwoordelijk is voor de student. Bij dit laatste principe past het voornemen studiefinanciering meeneembaar te maken.

Doordat nu in toenemende mate elementen van het host country principle in het Europees recht komen, leidt meeneembare studiefinanciering tot dubbele aanspraken, risico's van onbedoeld gebruik en onbeheersbaarheid van de uitgaven. Ik licht dit nader toe. De aanspraak op studiefinanciering moet aan in Nederland verblijvende EU-burgers en hun gezinsleden worden gegund als sociaal voordeel wanneer zij gebruik maken van de vrijheid van personenverkeer en de vrijheid van vestiging als zelfstandige. Wanneer die studiefinanciering meeneembaar is, heeft dit bijvoorbeeld tot gevolg dat gezinsleden van (voormalig) in Nederland werkzame EU-burgers aanspraak op Nederlandse studiefinanciering hebben in hun eigen land, zelfs als zij niet in Nederland verblijven, sterker nog, daar misschien nog nooit geweest zijn. Het behoeft geen betoog dat dit een ongewenst effect is.

Door BOL-opleidingen in het (hele) buitenland in aanmerking te laten komen voor meeneembare studiefinanciering leidt het onderhavige amendement tot een onbegrensde uitbreiding van deze ongewenste situaties. De onbeheersbaarheid neemt daarnaast toe omdat het amendement de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wettelijk verplicht studiefinanciering toe te kennen voor elke opleiding in het buitenland als deze aan kwaliteitscriteria voldoet.

De in het amendement voorgestelde wettelijke verplichting betekent dat, wanneer het verwachte gebruik wordt overschreden en de kosten explosief stijgen door een toeloop van bijvoorbeeld Europese burgers, er alleen kan worden ingegrepen door het beëindigen van de meeneembaarheid in zijn geheel dan wel het wijzigen van de wet. Ik acht dit, zeker in combinatie met het uitbreiden van de reikwijdte, een onverantwoord risico.

Daarbij speelt ook nog de precedentwerking die een uitgebreide meeneembaarheid van studiefinanciering in de beroepsopleidende leerweg heeft voor het hoger onderwijs, waar de uitgaven en onbeheersbaarheidrisico's nog behoorlijk hoger liggen. Meeneembare studiefinanciering wordt daarom ook in het hoger onderwijs nog niet op grotere schaal ingevoerd en daar is geregeld dat de minister de opleidingen in het buitenland kan aanwijzen waarvoor de studiefinanciering meeneembaar is.

Op initiatief van Nederland is het onderwerp meeneembare studiefinanciering besproken op de EU conferentie «designing policies for mobile students» afgelopen oktober (zie bijlage)1. Het onderwerp is daardoor nu geagendeerd binnen Europa. Ik acht het wenselijk te komen tot afspraken binnen Europa voordat we de meeneembaarheid van de studiefinanciering nog verder uitbreiden.

Daarom wil ik u het amendement van Dam sterk ontraden.

Voor de goede orde wil ik nog aangeven dat bij de in het wetsvoorstel gekozen vorm van meeneembare studiefinanciering voor de bol de risico's voldoende beheersbaar zijn. In het hoger onderwijs is al ervaring opgedaan met meeneembare studiefinanciering op beperkte schaal, zoals deze nu ook in de bol zal plaatsvinden. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de meeneembaarheid tussentijds te beëindigen als blijkt dat de primaire doelgroep, deelnemers die anders in Nederland een opleiding zouden volgen, onvoldoende wordt bereikt. Introductie van meeneembare studiefinanciering op deze schaal binnen de bol is daarom wel verantwoord.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Rutte


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven