nr. 4
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN
TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD
VOORSTEL VAN WET
Artikel 1, eerste lid, onderdeel f, luidde:
f. bulkschip: een schip als bedoeld in voorschrift IX/1 van het SOLAS-verdrag
en resolutie 6 van de SOLAS-Conferentie van 1997, waaronder wordt begrepen:
1°. een schip geconstrueerd met enkel dek, top-zijtanks en hopper-zijtanks
in de laadruimen, dat voornamelijk bestemd is voor het vervoer van vaste lading
in bulk;
2°. een ertsschip: een zeeschip met enkel dek, met twee langsschotten
en een dubbele bodem in het gehele ladinggedeelte, dat bestemd is om uitsluitend
in de middenruimten ertsladingen te vervoeren; of
3°. een «combination carrier» als bedoeld in voorschrift
II-2/3 van het SOLAS-verdrag;
In artikel 8, eerste lid, onderdeel c, ontbrak de zinsnede: «alvorens
vaste bulklading wordt geladen».
Artikel 27 luidde:
Artikel 27
1. In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten wordt
in alfabetische rangschikking inge- voegd: de Wet laden en lossen bulk- schepen,
artikel 19, tweede tot en met vijfde lid.
2. In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt
in alfabetische rangschikking ingevoegd: de Wet laden en lossen bulkschepen,
de artikelen 7, eerste en tweede lid, 8, eerste lid, onderdelen b en c, en
tweede lid, 9, derde lid, 10, 11, eerste lid, 12, 13, 14, eerste en tweede
lid, en 19, eerste lid, 24, zevende lid, en – voorzover aangeduid als
strafbare feiten – artikel 24, eerste tot en met derde lid.
In artikel 28 ontbrak de zin «In dat besluit wordt zo nodig toepassing
gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.»
MEMORIE VAN TOELICHTING
ALGEMEEN
2. De richtlijn
2.1 Aanleiding en doel
In de tweede alinea luidde de eerste zin:
De teloorgang van schepen die vaste bulklading vervoeren kan vaak teruggeleid
worden op het verkeerd laden en lossen van de vaste bulklading waarbij de
constructie van het schip overbelast wordt of waardoor delen van de constructie
in de laadruimten worden beschadigd.
4. Het wetsvoorstel
4.2 Relatie met de Schepenwet
De tekst van deze paragraaf luidde:
Voor de bepalingen van dit wetsvoorstel die zich (mede) richten tot kapiteins
van Nederlandse schepen, is de relatie met de Schepenwet en het daarop gebaseerde
ontwerp-Schepenbesluit 2004 relevant, waarin het SOLAS-verdrag voor Nederland
wordt uitgevoerd. Op grond van het nieuwe Schepenbesluit 2004 zal ter uitvoering
van voorschrift VI/7 van het SOLAS-verdrag (zie paragraaf 3.1 van deze
memorie van toelichting) voor kapiteins van Nederlandse schepen al de verplichting
gelden om een laad- of losplan op te stellen bij het laden of lossen van vaste
bulklading. Dat wat dit wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn aan
het SOLAS-verdrag toevoegt (onderdelen van de BLU-Code en enkele aanvullende
bepalingen, zie paragraaf 3.1), vormt een aanvulling daarop voorzover
het laden en lossen bulkschepen betreft. Voor het laden of lossen van vaste
bulklading in andere schepen dan bulkschepen en voor de situaties die buiten
de reikwijdte van dit wetsvoorstel vallen (zie artikel 2 van het wetsvoorstel),
zullen dus alleen de bepalingen over het opstellen van een laad- of losplan
in het nieuwe Schepenbesluit 2004 van toepassing zijn.
9. Uitvoerings- en handhavingsaspecten en bestuurlijke
lasten
9.1 Uitvoering
In de eerste alinea luidde de tweede zin:
De daarmee gepaard gaande werkzaamheden bij de divisie Scheepvaart van
de Inspectie Verkeer en Waterstaat (hierna: IVW), die deze bevoegdheid in
mandaat zal uitvoeren, is beperkt.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1
In de derde alinea luidde de laatste zin:
Het betreffen onderwerpen die reeds voorkomen in richtlijn.
Artikel 2
De tweede alinea luidde:
Uit artikel 2, tweede lid, volgt dat de bepalingen van dit wetsvoorstel
niet van toepassing zijn op die uitzonderlijke situaties waarbij een bulkschip
wordt geladen of gelost door terminals die niet zijn uitgerust voor het laden
en lossen van vaste bulklading. Een uitzonderlijke situatie betekent bijvoorbeeld
een situatie waarbij op een zo kort mogelijke termijn de lading uit een bulkschip
dient te worden verwijderd voordat het betreffende schip bij de terminal van
oorspronkelijke bestemming is aangekomen. Uitzonderlijke situaties komen logischerwijs
niet frequent voor. Het niet frequent laden en lossen van vaste bulklading
door een terminal betekent evenwel niet dat er sprake is van een uitzonderlijke
situatie als bedoeld in dit wetsvoorstel. Terminals ingericht voor het laden
en lossen van vaste bulklading die slechts een enkele maal worden ingezet
voor het daadwerkelijk laden en lossen van een bulkschip, vallen hiermee wel
degelijk onder de bepalingen van dit wetsvoorstel. De bepalingen uit dit wetsvoorstel
zijn eveneens niet van toepassing op die laad- en losactiviteiten waarbij
uitsluitend gebruik wordt gemaakt van de voorzieningen van het bulkschip.
De derde alinea ontbrak.
Artikel 14
In de eerste alinea luidde de eerste zin:
Op grond van het eerste lid van artikel 14 moet iedere schade die tijdens
het laden of lossen ontstaat door de terminalvertegenwoordiger aan de kapitein
worden gemeld en zo nodig (laten worden) gerepareerd.
Artikel 28
De eerste alinea luidde:
In verband met de nog op te stellen ministeriële regeling, wordt
voorgesteld om de inwerkingtreding bij koninklijk besluit te bepalen. Uiteraard
wordt in verband met de reeds verstreken implementatietermijn wel gestreefd
naar zo spoedig mogelijk inwerkingtreding.
In de tweede alinea luidde de derde zin:
Door middel van de Bekendmaking aan de scheepvaart nr. 320/1998 (Veilig
laden en lossen van gestorte ladingen, anders dan graan) van 18 september
1998 van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie (Stcrt. 1998, 197) is de naleving
van de BLU-Code, waar zoals gezegd de richtlijn grotendeels op is gebaseerd,
wel al jaren aanbevolen.