29 712
Aanpassing van de Wet op de rechtsbijstand aan richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen (Implementatie richtlijn rechtsbijstand)

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 16 juli 2004 en het nader rapport d.d. 28 juli 2004, aangeboden aan de Koningin door de minister van Justitie. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 21 juni 2004, no. 04.002440, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende aanpassing van de Wet op de rechtsbijstand aan richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen (Implementatie richtlijn rechtsbijstand), met memorie van toelichting.

Het voorliggende wetsvoorstel implementeert richtlijn 2003/8/EG tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen (de richtlijn).1 De richtlijn stelt minimumnormen vast voor de toepassing van rechtsbijstand in grensoverschrijdende geschillen ten behoeve van personen die niet over toereikende financiële middelen beschikken. Het wetsvoorstel voegt aan de Wet op de rechtsbijstand (de wet) een nieuw hoofdstuk toe, dat betrekking heeft op grensoverschrijdende geschillen.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar plaatst kanttekeningen bij de toepassing van de voorgestelde regeling op Denemarken, de dreigende overschrijding van de implementatietermijn en de financiële gevolgen van het wetsvoorstel.

Blijkens de mededeling van de plv. Directeur van Uw kabinet van 21 juni 2004, nr. 04.002440, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 16 juli 2004, nr. W03.04.0248/I, bied ik U hierbij aan.

1. Toepassing van de voorgestelde regeling op Denemarken

a. De richtlijn verstaat onder een grensoverschrijdend geschil, een geschil waarbij de partij die om rechtsbijstand verzoekt haar woonplaats of gewone verblijfplaats in een andere lidstaat heeft dan waar de zaak behandeld wordt of waar de beslissing ten uitvoer gelegd moet worden (artikel 2, eerste lid, van de richtlijn). Artikel 1, derde lid, van de richtlijn bepaalt dat de richtlijn niet van toepassing is op Denemarken.

De voorgestelde definitie van «lidstaat» in artikel 23a, onder b, van de wet sluit aan bij de richtlijn en bepaalt dat het nieuwe hoofdstuk IIIa niet van toepassing is op Denemarken.

De toelichting vermeldt echter dat mede naar aanleiding van het advies van de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht ervoor is gekozen om Denemarken niet uit te sluiten van de werking van hoofdstuk IIIa.1De Raad merkt op dat de toelichting niet aansluit op de voorgestelde wettelijke bepalingen en beveelt aan de wettekst en de toelichting met elkaar in overeenstemming te brengen.

b. Mocht de uitsluiting van Denemarken worden gehandhaafd, dan adviseert de Raad in de toelichting een passage op te nemen, waaruit blijkt dat reeds op grond van artikel 12 van de wet de mogelijkheid bestaat om aan Deense onderdanen rechtsbijstand te verlenen, mits het geschil aan de Nederlandse rechtssfeer raakt en hun financiële draagkracht de bedragen, genoemd in artikel 34 van de wet, niet overschrijdt.

2. Implementatietermijn van de richtlijn

Artikel 21, eerste lid, van de richtlijn bepaalt dat de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk op 30 november 2004 aan deze richtlijn te voldoen, met uitzondering van artikel 3, tweede lid, onder a. De richtlijn werd reeds op 27 januari 2003 vastgesteld.

De toelichting gaat niet in op de vraag waarom de richtlijn pas na bijna anderhalf jaar wordt geïmplementeerd. Voorzienbaar is dat het wetgevingsproces nog enige tijd in beslag zal nemen. De Raad wijst er op dat de implementatietermijn mogelijk niet gehaald zal worden. Indien voorzienbaar is dat dat het geval zal zijn, is het raadzaam in de memorie van toelichting in te gaan op de mogelijke gevolgen daarvan. De Raad adviseert de toelichting aldus aan te vullen.

3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad constateert dat in de wettekst wordt vermeld dat Denemarken niet onder de reikwijdte van het wetsvoorstel valt terwijl in de memorie van toelichting het tegendeel wordt gesteld.

De tekst in de memorie is afgestemd op de wettekst. Het is niet de bedoeling dat Denemarken conform de voorgestelde regeling gebruik kan maken van gesubsidieerde rechtsbijstand. Dit strookt met artikel 1, derde lid, van de richtlijn. Dit betekent niet dat een Deense rechtzoekende geen gebruik kan maken van het Nederlandse stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Nu al kan een ieder die een binnen de Nederlandse rechtssfeer liggend rechtsbelang heeft op grond van artikel 12 van de Wet op de rechtsbijstand een beroep doen op het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand ongeacht zijn woonplaats of nationaliteit. In de memorie van toelichting is op het hierboven vermelde ingegaan.

De Raad adviseert in te gaan op de gevolgen van een niet tijdige implementatie.

Op grond van artikel 21 van de richtlijn moet de richtlijn op 30 november 2004 zijn geïmplementeerd. Verwacht wordt dat deze termijn niet wordt gehaald. Reden daarvan is dat door capaciteitsproblemen begin 2003 de implementatie niet onmiddellijk ter hand is genomen. Vervolgens zijn concepten van de richtlijn afgestemd met de raden voor rechtsbijstand. Na 30 november a.s zullen buitenlandse aanvragen om rechtsbijstand worden behandeld overeenkomstig de voorgestelde implementatieregeling voorzover deze van toepassing is. De richtlijn heeft dan immers directe werking met als gevolg dat rechtzoekenden daarop een beroep kunnen doen. Het onderhavige wetsvoorstel is de uitwerking daarvan. Toepassing van dit wetsvoorstel op aanvragen om rechtsbijstand ligt dan in de rede.

De redactionele kanttekeningen zijn verwerkt.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

P. van Dijk

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Justitie a.i.,

M. C. F. Verdonk

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W03.04.0248/I met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

Transponeringstabel:

– In de tweede regel «hoofdstuk Va» vervangen door: hoofdstuk IIIa.

– In de zevende regel de verwijzing naar artikel 23h, tweede lid, schrappen.


XNoot
1

PbEG L 26.

XNoot
1

Memorie van toelichting, toelichting op artikel 23b.

Naar boven