29 702
Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht)

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 12 april 2006

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel I, onderdeel E, komt het opschrift van afdeling 4.4.1 als volgt te luiden:

AFDELING 4.4.1 VASTSTELLING EN INHOUD VAN DE VERPLICHTING TOT BETALING

B

In artikel I, onderdeel E, komt het derde lid van artikel 4.4.1.5 te luiden:

3. Betaling door bijschrijving op een bankrekening geschiedt op het tijdstip waarop de rekening van de schuldeiser wordt gecrediteerd.

C

In artikel I, onderdeel E, wordt artikel 4.4.1.9 gewijzigd als volgt:

1. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, een lid tussengevoegd, luidende:

2. Verrekening geschiedt onder vermelding van de vordering waarmee de geldschuld is verrekend alsmede de hoogte van het bedrag van de verrekening.

2. Toegevoegd wordt een vijfde lid, luidende:

5. Uitstel van betaling staat aan verrekening niet in de weg.

D

In artikel I, onderdeel H, komt artikel 5:21 te luiden:

Artikel 5:21

Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:

a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

E

In artikel I, onderdeel H, komt artikel 5:38 te luiden:

Artikel 5:38

1. Indien uit een beschikking tot intrekking of wijziging van de last onder dwangsom voortvloeit dat een reeds gegeven beschikking tot invordering van die dwangsom niet in stand kan blijven, vervalt die beschikking.

2. Het bestuursorgaan kan een nieuwe beschikking tot invordering geven die in overeenstemming is met de gewijzigde last onder dwangsom.

F

Artikel I, onderdeel L, komt te luiden:

L

In artikel 8:41, vierde lid, wordt «de desbetreffende rechtspersoon» telkens vervangen door: het bestuursorgaan.

Toelichting

Onderdeel A

De titel over bestuursrechtelijke geldschulden geeft geen inhoudelijke regels over de grondslag van de geldschuld – met andere woorden: hij regelt niet op grond waarvan een betalingsverplichting ontstaat –, maar geeft regels over hoe een bestuursrechtelijke betalingsverplichting moet worden vastgesteld en afgehandeld. De aanduiding van afdeling 4.4.1 is in dit opzicht verbeterd. Het woord «vaststellen» sluit in het bijzonder aan bij art. 4.4.1.2.

Onderdeel B

Het derde lid van artikel 4.4.1.5 heeft uitsluitend betrekking op girale betalingen. Met deze wijziging is dit beter tot uitdrukking gebracht.

Onderdeel C

1. Bij de voorbereiding van de invoeringswetgeving is gebleken dat in verschillende wetten, waarin de mogelijkheid tot verrekening is opgenomen, is bepaald dat het bestuursorgaan bij verrekening moet aangeven welke vordering wordt verrekend, en voor welk bedrag. Dit is een voor alle gevallen van verrekening wenselijke bepaling, reden waarom zij bij Nota van Wijziging als nieuw tweede lid aan artikel 4.4.1.9 is toegevoegd.

Verrekening zal vaak niet bij afzonderlijke beschikking gebeuren. Zo bepaalt artikel 15 Algemene wet inzake rijksbelastingen dat voorlopige aanslagen en fiscale voorheffingen worden verrekend met de aanslag. Dat geschiedt doorgaans bij de aanslag zelf, waarin dan vermeld moet worden tot welk bedragen en met welke voorlopige aanslagen en voorheffingen de verrekening plaats vindt, zoals thans ook al gebeurt.

Aan verrekening kan ook een afzonderlijke beschikking ten grondslag liggen. Artikel 50, derde lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit bepaalt bijvoorbeeld dat ten onrechte of te veel uitbetaalde eigenwoningbijdragen kunnen worden verrekenend met aanspraken op eigenwoningbijdragen van de eigenaar-bewoner. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer stelt de hoogte van het te verrekenen bedrag en de wijze van verrekening vast.

2. Zoals in de memorie van toelichting is opgemerkt, blijft de bevoegdheid tot verrekening bestaan – voorzover de bevoegdheid daartoe op voet van art. 4.4.1.9, eerste lid, aanwezig is – indien uitstel van betaling is verleend. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om dit in de wettekst te verduidelijken.

Onderdeel D

Mede naar aanleiding van opmerkingen in de literatuur is in artikel 5:21 geëxpliciteerd dat het bestuursorgaan bij een last onder dwangsom bevoegd is om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te brengen, indien de belanghebbende dat niet of niet tijdig doet.

Onderdeel E

Voor een toelichting op de wijziging van artikel 5:38 zij kortheidshalve verwezen naar het antwoord op vraag 88 in de nota naar aanleiding van het verslag.

Onderdeel F

Het wetsvoorstel voorzag in de vervanging van de woorden «prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie» door «consumentenprijsindex» in artikel 8:41, tweede lid. Deze wijziging is niet meer nodig, aangezien zij ook reeds is opgenomen in het wetsvoorstel Veegwet EZ 2005 (Kamerstukken I 2004/05, 30 027, A), dat naar verwachting eerder in werking zal treden dan het onderhavige wetsvoorstel.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven