29 697 Gebiedsgerichte economische perspectieven en Regionaal Economisch Beleid

Nr. 18 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 december 2014

In mijn brief van 20 oktober 20141 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de lijnen waarlangs het Rijk en de regio’s samenwerken aan economische structuurversterking. Ik heb aangegeven dat het Rijk met de regio’s in overleg is over de samenwerking bij de inzet van mkb innovatie-instrumenten en dienstverlening. Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van dit overleg en geef uitvoering aan twee moties2 van uw Kamer.

Als onderdeel van het regionaal economisch beleid hebben de provincies, naast het Rijk, de afgelopen jaren veel instrumenten (fondsen, subsidies, dienstverlening) ontwikkeld. Het gevolg hiervan is een dicht instrumentenlandschap met meer dan 100 regelingen. Een deel van deze instrumenten kent overeenkomsten met instrumenten van het Rijk.

Het mkb is er echter bij gebaat dat de innovatie-instrumenten en dienstverlening aan het mkb toegankelijk, transparant en efficiënt zijn georganiseerd over de (bestuurlijke) grenzen van regio’s en sectoren heen. Dit vereist een goed samenspel tussen het Rijk, de regio’s en het mkb: partnerschap met een gedeeld perspectief.

Vandaag teken ik samen met vertegenwoordigers van het provinciaal bestuur, MKB-Nederland en de mkb-leden van de Topteams de samenwerkingsagenda «Een gezamenlijke aanpak in MKB innovatieondersteuning». De agenda treft u bijgaand aan3. In de agenda zijn afspraken gemaakt over afstemming van instrumenten en het verbinden van het regionale ecosysteem aan het topsectorenbeleid. Deze afspraken zorgen ervoor dat het (innovatieve) mkb beter ondersteund wordt en kansrijke bedrijven en innovaties uit de regio kunnen doorgroeien naar een nationaal of internationaal niveau.

Naast algemene afspraken bevat de agenda ook regiospecifieke afspraken. Deze afspraken passen in de wens van de regio’s om rekening te houden met verschillen in regionale prioriteiten.

De belangrijkste afspraken uit de agenda zijn:

  • Voor het instrument MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) wordt in 2015 een gezamenlijke aanpak met de provincies ontwikkeld. Deze aanpak voorziet erin dat er meer uniformiteit en samenhang wordt aangebracht in de regelingen voor onder meer vouchers, haalbaarheidsstudies en R&D-samenwerkingsprojecten. De provincies en het Ministerie van Economische Zaken stellen hiervoor in beginsel gezamenlijk € 40 miljoen beschikbaar. Voor nationale prioriteiten binnen de MIT, die niet in de gezamenlijke aanpak door de provincies worden afgedekt, reserveert het Ministerie van Economische Zaken in beginsel € 15 miljoen. Het Ministerie van Economische Zaken en de provincies zullen de komende weken in overleg met de mkb-partners de afspraken uitwerken in concrete voorstellen en hierover voor 1 februari 2015 besluiten.

  • Voor 1 juli 2015 komt de informatie over provinciale regelingen ook beschikbaar via het digitale ondernemersplein. Daarnaast worden voor 1 juli 2015 afspraken gemaakt over de samenwerking tussen de landelijke, sectorale en regionale dienstverlenende organisaties.

  • Om de toegang tot financiering voor het mkb te verbeteren is in 2013 het Dutch Venture Initiative (DVI) door het Ministerie van Economische Zaken opgericht (samen met European Investment Fund (EIF) en PPM Oost). Diverse provincies hebben eveneens fondsen opgericht voor innovatie- en groeifinanciering. Met het oog op duidelijkheid en consistentie richting potentiële private investeerders wensen het ministerie en onder andere de provincies Gelderland, Overijssel en Brabant (inclusief hun fondsbeheerders) hun beleid en financieringspraktijk voor groeifinanciering op elkaar af te stemmen. Het Innovatiefonds Brabant, beheerd door de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM), heeft op 10 december jl. een overeenkomst getekend voor een investering van € 5 miljoen in DVI. In lijn met de afspraken bij de start van DVI zal EIF € 2,5 miljoen co-investeren. Naast deze € 5 miljoen heeft het Innovatiefonds Brabant € 35 miljoen beschikbaar voor co-investeringen in DVI-fondsen. Deze afspraken passen in de wens om tot afstemming van fondsen te komen. Met aantal andere provincies lopen hierover eveneens gesprekken.

  • Begin 2015 zal het Ministerie van Economische Zaken in overleg met de provincies en het mkb besluiten hoe het instrument Vroege fase financiering het beste kan worden afgestemd met gelijksoortige regelingen en uitvoeringspraktijk in de regio. Dit gebeurt mede aan de hand van een evaluatie van de huidige lopende regeling, de pilot in Noord-Nederland en de uitkomsten van een brede consultatieronde.

  • Voor 1 maart 2015 maken het Ministerie van Economische Zaken en de provincies afspraken over versterking van het Investor Development programma (ID) in de regio. In dit programma werken NFIA en diverse regionale partners samen in het aantrekken van buitenlandse investeringen. De inzet is om het ID-programma in 2015 verder uit te bouwen met nieuwe regionale partners en de mogelijkheden te bekijken van aanvullende cofinanciering uit de regio.

  • Recent is de Actieagenda Smart Industry gepresenteerd. Het Ministerie van Economische Zaken en de provincies spreken af om samen op te trekken in de uitvoering van deze Actieagenda. Voor met name het onderdeel fieldlabs liggen er mogelijkheden voor regionale cofinanciering (bijvoorbeeld vanuit EFRO en/of Interreg).

  • De Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) zijn een belangrijke partij in het verbinden van het regionaal economisch beleid en de topsectoren. In 2015 wordt het instrument ROM geëvalueerd. Mede op basis hiervan bekijkt het Ministerie van Economische Zaken begin 2016 (of zo mogelijk eerder) of de huidige EZ-subsidierelatie met de ROM’s na 2016 zal worden verlengd. Op verzoek van de provincies spreekt het ministerie in deze agenda een positieve grondhouding uit voor het eventueel verlengen van de subsidierelatie na 2016. Daarbij geldt echter dat hiervoor vooralsnog geen middelen op de EZ-begroting beschikbaar zijn en dat een eventuele EZ-bijdrage wordt bezien in samenhang met de bijdragen van andere subsidiënten (zoals provincies).

Het Ministerie van Economische Zaken, de provincies, MKB-Nederland en de Topteams zullen in gezamenlijkheid uitvoering geven aan de afspraken in de agenda. De agenda zal periodiek worden herijkt en zo mogelijk in 2015 ook verbreed naar andere partners (zoals gemeenten).

Ik zie de agenda als een goed middel om de ondersteuning aan het (innovatieve) mkb te versterken. Voor het zomerreces zal ik u informeren over de uitvoering van de agenda.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Kamerstuk 29 697, nr. 17

X Noot
2

Motie van de leden Slob en Samsom (Kamerstuk 27 406, nr. 214) en van het lid Agnes Mulder (Kamerstuk 33 930 XIII, nr.16).

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven