Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29697 nr. 10 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29697 nr. 10 |
Vastgesteld 12 november 2004
De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 15 september 2004 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken over:
– de brief van 12 juli 2004 inzake de kabinetsnotitie «Pieken in de Delta; Gebiedsgerichte Economische Perspectieven», het eindrapport van het Interdepartementale Beleidsonderzoek (IBO) Regionaal Economisch Beleid (29 697, nr. 1);
– de evaluatie IPR 1998–2002 (29 200 XIII, nr. 55);
– de brief inzake financiële afspraken met het Noorden na 2006 (29 200-XIII, nr. 23).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Van Dijk (CDA) vindt dat het belangrijk dat er een goed beleid is om de economische ontwikkeling, werkgelegenheidsontwikkeling en daarmee ook welzijn en sociaal leven in een regio handen en voeten geven. Het beleid is de afgelopen jaren gebaseerd geweest op het wegwerken van achterstanden. Daar is de laatste tijd een kentering in gekomen. Nu vraagt het kabinet zich af of het niet beter is om naar de kansen te kijken en die kansen extra te ondersteunen. Alleen al het feit dat sommige programma's met een miniem bedrag worden ondersteund door een overheid, zorgt er echter al voor dat private investeerders er ook vertrouwen in hebben. Hij wil de provincies uitdagen om samen met Kamers van Koophandel, regionale ontwikkelingsmaatschappijen, gemeenten en bedrijfsleven met een programma te komen voor de periode 2007–2013 en dat in te dienen bij het ministerie van Economische Zaken. Op basis daarvan kan dan worden bekeken hoeveel geld er nodig is van de Rijksoverheid en hoeveel zij zelf inbrengen. Aan de hand daarvan kan een integraal programma worden opgesteld om het einddoel te realiseren.
In Pieken in de Delta geeft het kabinet aan over te willen gaan van een traditionele maakindustrie naar een kennisinnovatieve industrie. Daar is een begin mee gemaakt in het Kompas voor het Noorden, maar het is nog niet afgerond. De heer Van Dijk wil de drie noordelijke provincies vragen om voor de periode 2005–2006, waarin het Kompas voor het Noorden nog loopt, voor de gelden die nog niet uitgezet zijn, die omslag al te gaan maken. Voor de periode na 2007 zouden er extra financiële middelen moeten komen om die uitfasering handen en voeten te geven.
In de nota zijn zes gebieden onderscheiden. De heer Van Dijk wil graag van de staatssecretaris weten op basis van welke criteria de gebieden zijn uitgekozen. Voortstuwende werkgelegenheid was een belangrijk element, maar uit onderzoeken blijkt dat er ook regio's zijn, zoals de regio Apeldoorn/Deventer/Zutphen, waar dat een belangrijk element is, maar die toch niet zijn uitgekozen. Verder verbaast het hem, gezien de tekst van de nota, dat Nederland op de kaarten is ingekleurd, maar dat het gebied over de grens grijs is.
Mevrouw Smeets (PvdA) gaat bij het regionaal economisch beleid uit van twee principes: het doelmatigheids- en het rechtvaardigheidsprincipe. Uit de notitie spreekt een duidelijke voorkeur voor het doelmatigheidsprincipe. Zij is het met de staatssecretaris eens dat Nederland weer een concurrerende en sterke economie moet krijgen en dat er, om dit te bereiken, keuzes moeten worden gemaakt. Zij ondersteunt ook het idee om uit te gaan van de kracht van de regio's en in te zetten op een concentratie van economische activiteiten. Er is echter meer dan alleen het nationaal economisch rendement, dat als centraal criterium voor dit kabinetsbeleid moet gelden.
Het kabinet kiest voor zes regio's en dertien economische kerngebieden. Mevrouw Smeets wil graag weten waarom juist voor deze dertien gebieden is gekozen en waarom bijvoorbeeld de stedendriehoek Apeldoorn/Deventer/Zutphen niet is opgenomen. Wat is verder de waarde van die indeling? Wat kunnen deze regio's verwachten? Veel geld moet uit het GSB-potje economie komen. Dit geld gaat echter alleen naar de G30. Wat krijgen de niet-G30-steden in de economische kerngebieden? Geld is overigens niet het enige knelpunt. Het gaat ook om het aanpakken van regels en tegengaan van verkokering. Wat kan de staatssecretaris op dat punt aanbieden?
Mevrouw Smeets is, als het gaat om het rechtvaardigheidsprincipe, van mening dat een baan in een regio met veel werkloosheid maatschappelijk veel meer betekent dan een baan in een regio waar het al goed gaat. Zij is van mening dat daar waar maatschappelijke doelen als economische groei en evenwichtige regionale spreiding niet vanzelf worden gerealiseerd, er een taak ligt voor de overheid. Zij is ervan overtuigd dat iedere regio sterke projecten heeft. Als in zo'n buitenregio een mooi project tot stand kan komen, welke helpende hand steekt de staatssecretaris dan toe?
Het kabinet wil de steun aan het Noorden na 2006 stopzetten. Mevrouw Smeets vindt dat echt de wereld op zijn kop. Minister Dekker zegt in de nota Ruimte namelijk dat met Noord-Nederland overeenstemming bestaat over de noodzaak van een regionaal toegespitste aanpak om ten opzichte van overig Nederland het faseverschil in de ontwikkeling weg te werken. De Kamer heeft verder de ondubbelzinnige motie van de heer Slob over de Langman-afspraken aangenomen. Verder heeft minister Brinkhorst gezegd dat de inspanningen van dit kabinet erop gericht zijn om ook na 2006 de uitvoering van de Langman-afspraken in financiële zin mogelijk te maken. De extra hulp aan het Noorden om de overgang waarin deze provincies zitten te versnellen, sluit prima aan bij de uitgangspunten van Pieken in de Delta: regiospecifieke kansen benutten. Die kansen zijn er.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) merkt op dat in de nota Pieken in de Delta een nieuw gebiedsgericht economisch beleid is opgenomen. Dat beleid is gericht op zes economisch samenhangende gebieden in Nederland en heeft ten doel het benutten van kansen en mogelijkheden daar waar ze zich voordoen. Dat betekent dat zowel het Westen als de overige regio's hun potenties goed kunnen benutten en in positieve zin zullen worden afgerekend door de staatssecretaris. Het gaat nu om zes regio's. Hoe vast ligt de blauwdruk van de staatssecretaris? Is er nog ruimte voor nieuwe initiatieven uit andere regio's? Waarom is de stedendriehoek Apeldoorn/Deventer/Zutphen afgevallen?
Uitgangspunt bij het regionaal economisch beleid is: decentraal wat kan, centraal wat moet. Dat spreekt mevrouw Snijder aan. De staatssecretaris schrijft dat er een goede afstemming moet komen per regio. Gaat dat dan werken via een programma? Of gaat de staatssecretaris toch inzetten op afzonderlijke projecten? Zij vreest dat met afzonderlijke projecten veel uitvoeringskosten zijn gemoeid. Zij zou willen dat de regio's inzetten op langjarige programma's, zodat kan worden bekeken wat de rendementen zijn.
Met de keuze voor de kansen in elke regio, wordt het programma Kompas voor het Noorden abrupt gestopt en dat terwijl Noord-Nederland nu midden in een transitie zit. Mevrouw Snijder vraagt zich dan ook af of het wel terecht is om te stoppen. De staatssecretaris heeft steeds gezegd dat zij in gesprek is met Noord-Nederland over een vervolgtraject op de eerdere afspraken over het Kompas. Is de staatssecretaris bereid om op basis van die gesprekken en van een goed transitieplan Noord-Nederland in staat te stellen om die omslag en die doorsteek werkelijk te maken?
In het IBO-rapport staat dat het regionaal beleid niet veel heeft toegevoegd. Daar kan mevrouw Snijder zich niet mee verenigen. Zij vindt dat het regionaal beleid constructief is geweest en dat het uitstekend heeft gewerkt. Ook bij de IPR (Investeringspremieregeling) trekt de staatssecretaris de conclusie dat dat wel afgeschaft kan worden, omdat er toch niet zo veel mee is gedaan. 75% van de bedrijven geeft echter aan er profijt van te hebben gehad en investeringen te hebben gedaan die zij anders niet hadden gedaan. Zij vraagt de staatssecretaris dan ook voortzetting van de IPR te heroverwegen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks) merkt op dat in de nota Pieken in de Delta het economisch rendement als leidend wordt neergezet. In de nota staat echter ook dat naast economische aspecten ook sociale en ecologische doelstellingen meetellen. Dat wordt echter totaal niet uitgewerkt en concreet gemaakt. Dat geldt eigenlijk voor de hele nota. Hoe wordt gekozen voor bepaalde gebieden? Wat betekent het als je erbij bent en wat betekent het als je er niet bij bent? Hoe moet dat precies worden gezien?
De eenzijdigheid van pieken en diepe dalen spreekt mevrouw Van Gent niet aan. Zij is het er niet mee eens dat wordt gemikt op topregio's en niet op achterstandsgebieden. Er moet uiteraard geen geld worden gezaaid in dorre gebieden, maar het Noorden is geen dor gebied, maar een gebied met veel kansen en mogelijkheden. De congestie van het Westen kan daar opgelost worden. De focus ligt echter op grootschalige projecten en daar wordt in geïnvesteerd. Dat zou een goede uitstraling hebben naar de rest van het land. Dat is niet de keuze die zij wil maken. Zij wil het liever wat evenwichtiger aanpakken.
Mevrouw Van Gent merkt op dat er op hoog niveau een interpretatiestrijd aan de gang is over welke afspraken er precies zijn gemaakt met het Noorden. Zij krijgt de indruk dat het ministerie onder de afspraken uit probeert te komen door te zeggen dat de toenmalige staatssecretaris van Economische Zaken het niet goed had begrepen toen hij zei dat die projecten door zouden lopen tot 2010. De overgrote meerderheid van de Kamer was en is er echter van overtuigd dat de afspraken ten minste doorlopen tot 2010 en dat puur om procedurele redenen er een knip gemaakt is bij 2006. De Kamer heeft een motie aangenomen, waar alleen D66 tegen was, waarin wordt gevraagd om de financiële afspraken met het Noorden uit te voeren. Waarom voert de staatssecretaris die motie niet uit?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie) merkt op dat het beleid tot nu toe was: solidariteit tussen regio's, nationale cohesie, een zo eerlijke mogelijke verdeling van de welvaart in Nederland. De staatssecretaris laat dat uitgangspunt nu los en gaat zich eigenlijk als een soort belegger gedragen; zij wil alleen daar geld investeren waar het wat oplevert. Het geld dat zij belegt, is echter geen risicokapitaal, maar belastinggeld, opgebracht door het hele land. Met deze omslag zegt de staatssecretaris in feite het Langman-akkoord op. Dat akkoord had als doel het wegwerken van het faseverschil tussen het Noorden en de rest van het land. Er is met het Noorden afgesproken dat daar een looptijd van tien jaar voor zou zijn. Het kan toch niet zo zijn dat met een wisseling van de wacht in Den Haag afspraken opnieuw door regionale bestuurders bevochten moeten worden, omdat de staatssecretaris van dit moment nu even een andere instelling heeft? Die looptijd, het feit dat de Langman-akkoorden ook door zouden moeten lopen tot na 2006, is onomstreden. De vijf A4'tjes die de Kamer van EZ heeft gekregen om dat tegen te spreken, kunnen daar niets aan veranderen.
Er is een midterm review geweest. Die was positief voor het Kompas voor het Noorden. De staatssecretaris heeft die onderschreven en had geen kritiek op die evaluatie, maar nu heeft zij besloten dat zij een andere insteek wil en opeens komen er rapporten die wel heel kritisch zijn. Als de staatssecretaris een goed en betrouwbaar bestuurder wil zijn, moet zij zich inzetten om de financiële afspraken met het Noorden en het Langman-akkoord uit te voeren.
De heer Van der Vlies (SGP) kan de omslag van het achterstandenbeleid dat de afgelopen tijd is gevoerd, naar investeren in kracht en het ondersteunen van kansen, op zichzelf wel waarderen. Het gaat nu om de keuze van regio's en kerngebieden. De criteria zijn duidelijk: de aanwezigheid van stuwende werkgelegenheid, universiteiten, mainports, infrastructuur, netwerken. Het is verder een kwestie van ordenen en wegen. Hoe is dat gegaan bij bijvoorbeeld de stedendriehoek? Gezien de criteria kan ook bij die stedendriehoek worden uitgekomen.
Als het gaat om de afspraken met het Noorden, vindt ook de heer Van der Vlies dat de vraag aan de orde is hoe betrouwbaar de overheid eigenlijk is. Het maakt namelijk groot verschil of je plannen moet opstellen zonder de zekerheid van of het perspectief op de nodige middelen of dat het voorbehoud alleen is of er adequate plannen komen. De staatssecretaris heeft de motie-Slob/Van der Vlies op dit punt ontraden. Desondanks heeft de Kamer die motie aangenomen. Dat is een krachtig politiek signaal. Het perspectief voor 2010 moet er wat hem betreft blijven. Nederland verkeert in een situatie van financiële schaarste, maar het is een kwestie van prioriteitstelling. Er is gevochten voor het Langman-akkoord en daarom moet daar ook mee worden doorgegaan.
De heer Bakker (D66) deelt de omslag die het kabinet heeft ingezet in de nota van het wegwerken en dempen van achterstanden naar het versterken van kracht en kansen. Er is nogal veel kritiek op gekomen dat veel van de keuzes die het kabinet maakt, vooral hun uitwerking hebben in de Randstad. De keuzes rondom mainports en infrastructuur zijn volgens hem gebaseerd op de oude sterktes van de Nederlandse economie en hij vraagt zich af of men het daar wel van moet hebben. Het kabinet wil inzetten op kennis, maar kennis is niet aan locatie gebonden. Limburg is voor Den Haag een eind weg, maar zij zitten midden in de voor hen relevante regio Leuven/Aken/Eindhoven. Die Europese dimensie is wat onderbelicht in de keuzes die het kabinet maakt. Hij zou willen dat de staatssecretaris daar bij de verdere invulling van de plannen nog eens naar kijkt.
D66 heeft tegen de motie-Slob/Van der Vlies gestemd, omdat zij toen meende dat die motie volstrekt overbodig was. De heer Bakker geeft toe dat dat naïef was en dat de motie-Slob/Van der Vlies met algemene stemmen had moeten worden aangenomen. Hij vindt het ondenkbaar, gezien de geschiedenis van de totstandkoming van de Langman-akkoorden, de gemaakte afspraken en de noodzaak van een betrouwbare overheid, dat het kabinet niet tegemoet komt aan de afspraken die zijn gemaakt met het Noorden voor de jaren 2007–2010, ook in financiële zin. De hoogte van het bedrag moet uiteraard gebaseerd zijn op plannen, maar als die plannen goed zijn, moet het kunnen oplopen tot de oorspronkelijk gedachte bedragen.
De Kamer is akkoord gegaan met grote defensiebezuinigingen onder de voorwaarde dat het kabinet zou inzetten op nieuwe sociaal-economische impulsen in de desbetreffende gebieden. De heer Bakker constateert dat het kabinet dat echter gewoon als een probleem van Defensie heeft beschouwd.
Mevrouw Gerkens (SP) mist in de nota de belangen van de mensen in de regio's en vraagt zich af wat de staatssecretaris bedoelt met ruimte voor groei. Bedoelt de staatssecretaris dat de ruimte in Nederland benut moet worden voor de economie? Zij ziet in de nota niets terug als het gaat om andere belangen in dit land. Zij mist ook de durf om te investeren in duurzame ontwikkeling en duurzame energie in bijvoorbeeld Petten. Hoe zit het verder met de gebieden die buiten deze nota vallen? Zij verzoekt de staatssecretaris ook in te gaan op de kritiek dat er een zekere mate van discrepantie zit tussen deze nota en de nota Ruimte als het gaat om de ontwikkeling van bepaalde regio's.
Eind mei is er een confrontatie geweest tussen de Kamer en de staatssecretaris over de Langman-akkoorden. De staatssecretaris betoogde toentertijd dat zij pas in de loop van 2005, als de onderhandelingen met Brussel over de structuurfondsen zijn afgerond, meer duidelijkheid kan verschaffen over het al dan niet voortzetten van financiële steun aan het Noorden. De staatssecretaris geeft nu aan voortzetting van steun niet wenselijk te vinden. Dat verbaast mevrouw Gerkens zeer, niet in de laatste plaats omdat de staatssecretaris zelf in haar brief aan de Kamer van oktober 2003 schreef dat ondanks de grote bezuinigingen van het Rijk de Langman-afspraken goed uit de wind gehouden zijn en dat dit feit het belang bevestigt dat het kabinet hecht aan het inlopen van het economisch faseverschil van het Noorden. Uit diverse onderzoeken blijkt verder dat de steun wel degelijk werkt. Helaas blijft, ondanks de grote vooruitgangen die er zijn geboekt, het Noorden kampen met aanzienlijke achterstanden. Dat is een reden te meer om de steun na 2006 voort te zetten. Het stopzetten van de steun na 2006 zorgt namelijk niet alleen voor kapitaalvernietiging, maar ook voor het verdwijnen van het vertrouwen van ondernemers.
Uit onderzoek van de hoogleraar regionale en vervoerseconomie aan de Rijksuniversiteit Groningen blijkt daarnaast dat een investering van 1 mln euro in het Noorden veel meer effect heeft dan zo'n investering in de Randstad. Tevens blijkt uit het onderzoek dat de voordelen van Schiphol en Rotterdam voor een groot deel naar het buitenland weglekken, terwijl de kosten voor rekening van de belastingbetaler komen. Bovendien wordt betoogd dat het rendement van de geïnvesteerde euro's afhankelijk is van de verwevenheid van de sector waarin wordt geïnvesteerd met de rest van de economie. Die is in het Noorden veel groter dan bij de mainports.
De nota ligt er nu, maar hoe gaat het nu verder? Komt er een plan van aanpak? Waar kunnen de regio's daadwerkelijk op rekenen? Dat is allemaal nog wat vaag. Mevrouw Gerkens ondersteunt het uitgangspunt, investeren in kansen, maar dat betekent niet dat er niet moet worden geïnvesteerd in achterstandsgebieden. Daar moeten juist de kansen worden gezocht, in plaats van die gebieden af te schrijven.
Antwoord van de staatssecretaris
De staatssecretaris hecht veel belang aan de regio's en heeft daarom een nieuw regionaal beleid geformuleerd. Het herstel van de economie van Nederland moet bovendien van de regio's komen. Daarom moet worden ingezet op kansen en sterktes in alle zes de regio's die in Pieken in de Delta worden genoemd. Regionaal beleid kan op twee manieren worden gevoerd. Het kan gericht zijn op het wegwerken van achterstanden en het op orde krijgen van de basiskwaliteit en op het inspelen op sterktes en kansen. Het kabinet is van mening dat de basiskwaliteit op orde is in alle regio's en zet daarom in op de sterktes.
Er moet gekozen worden voor kansrijke projecten die de economie versterken. Kiezen is belangrijk, maar soms ook moeilijk, want als je kiest moet je ook een aantal dingen even opzij zetten. Er is echter geen keuze gemaakt voor de Randstad of tegen het Noorden. Er is voor gekozen in elke regio daarvoor te gaan waar die regio sterk in is. Daarover heen ligt het vestigingsklimaat, het generieke beleid om met maatregelen op het punt van de administratieve lasten en infrastructuur en fiscale maatregelen ervoor te zorgen dat bedrijven zich ergens willen vestigen en er willen blijven.
Het uitgangspunt in het nieuwe beleid is: decentraal wat kan, centraal wat moet. Dat betekent dat zoveel mogelijk ruimte wordt gegeven aan regionale bestuurders, want zij kennen de kansen in hun eigen gebied het beste. De regio moet ook keuzes maken en liever een aantal dingen goed doen, dan veel dingen half. Een aantal dingen kan de regio heel goed zelf en daar is geen nationale extra steun in de rug voor nodig. Het steuntje in de rug van de overheid is echter wel vaak een soort vliegwiel voor andere investeringen. Daar moet dan ook zorgvuldig mee worden omgegaan.
Zowel het rechtvaardigheids- als het doelmatigheidsprincipe is belangrijk. Het rechtvaardigheidsprincipe betreft de basiskwaliteit van de delta en het doelmatigheidsprincipe de pieken in de delta. Het is een illusie om te denken dat een volkomen egale inkomensverdeling in Nederland kan worden nagestreefd. Er zijn nu eenmaal inkomensverschillen tussen bevolkingsgroepen, tussen generaties, tussen hoger en lager opgeleiden, tussen mensen die bij de overheid of het bedrijfsleven werken. Dat zal altijd zo zijn. Verschillende regio's hebben ook verschillende economische potenties, gebaseerd op waar zij goed in zijn. Het gaat echter om de vraag of de basiskwaliteit op orde is en, als dat zo is, wat de economische kansen zijn.
De staatssecretaris vindt het belangrijk om de uitvoering snel op te pakken. Een aantal dingen is al in gang gezet. Er worden afspraken gemaakt met de G30 over de economische agenda in die steden. Verder moeten de nota Ruimte en de nog uit te komen nota Mobiliteit worden gerealiseerd. Ten slotte is er de regionale innovatie. Dat laatste betekent samenwerking tussen het bedrijfsleven en de kennisinstellingen en tussen Rijk en regio's om die kennis te versterken. Dan zijn de regio's aan de beurt. De economie houdt zich daarbij niet aan grenzen van landen. Daarom is de driehoek Eindhoven/Leuven/Aken zo inspirerend. Daar zie je namelijk duidelijk zowel samenwerking tussen universiteiten en bedrijfsleven, als grensoverschrijdende samenwerking. Dat grijze gebied op de kaartjes had dus inderdaad moeten worden ingekleurd. Voor grensoverschrijdende samenwerking moet echter wel een aantal dingen worden opgelost, zoals de fiscaliteit die in de verschillende grensregio's verschillend is. Daar is men mee bezig.
Vanaf 2007 komt er één gebiedsgericht budget om de ambities van Pieken in de Delta te ondersteunen. Er is ook een rol voor de Europese structuurfondsen. De staatssecretaris weet nog niet wat er precies uit de discussie in Brussel over die structuurfondsen gaat komen. De uitkomst van de onderhandelingen heeft gevolgen voor de discussie in Nederland. De inzet van het beleid hangt echter niet af van de structuurfondsen, maar het is wel van belang te weten hoeveel geld er voor welke ambities kan worden ingezet.
De staatssecretaris is het met de Kamer eens dat in samenwerking met de regio's een programma moet worden uitgewerkt als het gaat om de inzet van de nu beschikbare 60 mln. Een paar dingen staan daarbij centraal: het moet om concrete projecten gaan en er moet een samenwerking zijn met bedrijfsleven, universiteiten en lokale bestuurders. Verder wil zij geen bureaucratie optuigen. Zij zal de Kamer volgend voorjaar laten weten op welke manier zij daar invulling aan zal geven. Zij moet daarvoor eerst met de regio's om tafel, want zij moeten met een plan komen.
De staatssecretaris komt de afspraken die met het Noorden zijn gemaakt na. Er is een financiële afspraak tot 2006 over de inzet van regionaal economisch beleid. Over het ICES-investeringspakket voor de infrastructuur is een afspraak gemaakt tot 2010. Verder is er een reservering voor een snelle OV-verbinding. Dat zijn de afspraken die het kabinet nakomt. Zij heeft alle vertrouwen in de sterktes en de potenties van het Noorden. Er zijn kansen in Noorden die de regionale economie een impuls kunnen geven. Wat dat betreft draait het Noorden dus volop mee in deze Pieken in de Delta. De maakindustrie heeft een kans, maar er moet nog een bepaalde innovatie bereikt worden. Dat geldt overigens ook voor delen van het Oosten en het Zuiden. Zij is het ermee eens dat er een bijzondere opgave voor het Noorden ligt. Zij wil in lijn met de tussentijdse evaluatie, met het Noorden praten over hoe de resterende Kompas-middelen tot en met 2006 in kunnen worden gezet om scherper op die uitdaging in te spelen. Er moet worden gefocust op die omslag van de traditionele arbeidsintensieve maakindustrie, naar een maakindustrie die past in een kenniseconomie en daar moeten financiële middelen voor worden gezocht.
De staatssecretaris heeft in Pieken in de Delta aangegeven dat zij de IPR tot 2006 wil handhaven. Dat heeft zij ook afgesproken met het Noorden. Zij is nu aan het kijken of er tot 2006 beleidsmatige aanpassingen nodig zijn in de IPR en zij moet zich nog beraden wat zij na 2006 met de IPR gaat doen. In 2005 komt de Commissie met concrete voorstellen voor Nederland en voor de staatssteunkaart voor heel Europa. Dan weet zij waar zij aan toe is. De IPR werkt nu vooral in grensgebieden om te kunnen concurreren met Belgische en Duitse grensgebieden. Dat werkt goed, maar het zou beter zijn als de steun ook in de Duitse en Belgische gebieden wordt afgeschaft. Een onderneming moet namelijk uiteindelijk zijn besluit omtrent de vestigingsplaats nemen op bedrijfseconomische overwegingen en niet waar het de hoogste vestigingssubsidie krijgt.
De staatssecretaris vindt Twente een goed voorbeeld van de wijze waarop kan worden ingezet op de krachten van de regio. Het sluit ook goed aan bij de plannen die in Pieken in de Delta staan. Bij het gesprek met Twente over de wijze waarop invulling gaat worden gegeven aan de plannen, zijn ook de ministers van OCW en VROM betrokken. Er is dus echt sprake van een kabinetsbrede aanpak om de sluiting van het militaire vliegveld in Twente te begeleiden. Het mag uiteraard niet bij mooie woorden blijven, maar er moet boter bij de vis worden gegeven. Dat hangt echter ook af van de uitkomst van deze discussie. De euro kan namelijk niet twee keer worden uitgegeven.
Op het moment dat een regio aangewezen wordt als economisch kerngebied, maakt zij meer kans op een investering in het gebied. Het is in zoverre geen blauwdruk dat de regio eigen regionale plannen kan maken, maar de dingen waar het kabinet over praat met de regio, zijn de dingen die in Pieken in de Delta staan. Die zijn uiteraard gebaseerd op allerlei consultaties met de regio's. De dertien gebieden zijn aangewezen op basis van een aantal criteria: economisch kerngebied, universiteit, mainport en stuwende werkgelegenheid. De stedendriehoek Apeldoorn/Deventer/Zutphen is geen economisch kerngebied, omdat de steden geen mainport zijn en geen universiteit hebben.
Als een stad onderdeel is van de G30 doet die mee in het G30-programma. Als ze daar geen onderdeel van is, maar bijvoorbeeld wel in een stedelijk netwerk ligt of op een andere manier bij zo'n kans in de regio hoort, kan ze in het kader van Pieken in de Delta meedoen. Als een stad een mooi bedrijventerrein heeft, kan ze meedoen aan het programma bedrijfsterreinen. Die steden kunnen dus nog aan allerlei andere dingen meedoen. Er zijn namelijk veel dingen die buiten de G30 gebeuren.
De heer Van Dijk (CDA) vindt dat de Noordelijke provincies een programma moeten opstellen voor de overgang van het Noorden van een traditionele arbeidsintensieve maakindustrie naar een kenniseconomie en dat het kabinet daar additionele financiële middelen voor beschikbaar moet stellen. Hij vindt dat passen binnen de uitspraken die zijn gedaan over een financiële committering voor uitvoering van het Langman-programma.
Mevrouw Smeets (PvdA) wil graag weten waar de Kamer de staatssecretaris als het gaat om Pieken in de Delta, op af kan rekenen. Het moet uiteraard vanuit de regio's zelf komen en vanuit het bedrijfsleven, maar zij zou het op prijs stellen als de Kamer in 2007 zou kunnen constateren of het al dan niet goed is gegaan. Verder vindt zij dat de staatssecretaris Twente meer moet bieden dan alleen het economisch kerngebied.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) vraagt of er, als er duidelijkheid komt over de structuurfondsen, ruimte is voor cofinanciering, mocht dat nodig zijn. Verder gaat zij ervan uit dat de staatssecretaris, als de steunkaart vanuit Brussel blijft bestaan, blijft inzetten op IPR. Ten slotte vraagt zij of het kabinet bereid is om Noord-Nederland de omslag te laten maken.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks) vond het antwoord van de staatssecretaris niet sterk. Het klinkt wel aardig, maar uiteindelijk komt het erop neer dat er geen geld is. Straks heeft niemand wat en komt er nergens wat van terecht. Gemaakte afspraken worden niet nagekomen. De staatssecretaris heeft daarvan gezegd dat er nog eens moet worden gepraat en dat zij dan wel zal zien wat ervan terecht komt. Als het Noorden met plannen komt om die omslag te maken, kan het dan zijn dat de steun die naar het Noorden gaat op gaat lopen tot 60 mln? Voelt de staatssecretaris zich gecommitteerd aan het Noorden?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie) merkt op dat in de Kamerbreed ondersteunde motie staat dat het kabinet zich voor tien jaar heeft gecommitteerd aan uitvoering van de Langman-afspraken en dat het kabinet wordt opgeroepen om te zorgen dat er financiële kaders zijn voor het vervolg na 2006. De staatssecretaris zegt nu dat er geen geld is. Een betrouwbare overheid kan niet op deze manier met mensen omgaan. De staatssecretaris moet dan ook op zoek gaan naar geld.
De heer Van der Vlies (SGP) is het op hoofdlijnen eens met de filosofie van de staatssecretaris. Hij vraagt wel of als die regio's goede plannen indienen zij elkaar binnen het volume van die 60 mln moeten beconcurreren of dat er dan extra geld komt. Voor het Noorden zijn al afspraken gemaakt en die moeten worden nagekomen. Voor de andere regio's is er sprake van een iets andere beginsituatie.
De heer Bakker (D66) merkt op dat de keuze die de staatssecretaris heeft gemaakt voor de omslag in het beleid van achterstand naar kansen, algemeen wordt gedeeld. Als het gaat om het Noorden, is er vooral sprake van een financieel probleem. De staatssecretaris zoekt nu naar wegen om het commitment te relativeren. Hij zou willen dat de staatssecretaris zich een vertegenwoordiger weet van een betrouwbare overheid, ook op langere termijn.
Mevrouw Gerkens (SP) staat voor steun tot 2010. Zij vindt het flauw om zo krampachtig vast te houden aan woorden als «kansen» in plaats van «achterstanden». Het lijkt er een beetje op alsof de problemen die er wel zijn, niet mogen bestaan. Ze bestaan echter wel en ze moeten worden opgelost. Uiteraard worden problemen opgelost door kansen te grijpen en niet door mislukkingen te stimuleren. Het is daarom beter om die discussie te stoppen en het verhaal om te draaien: het Noorden wordt tot 2010 financieel gesteund en er wordt gezocht naar geld voor de andere regio's.
De staatssecretaris is blij met de steun die de Kamer uitspreekt voor een omslag in het regionaal beleid van achterstanden naar kansen. Er is echter een financieel probleem. Zij heeft 60 mln voor regionaal beleid. Als het Noorden met plannen komt die tot 60 mln oplopen, is het moeilijk om daar op in te gaan, aangezien er nog andere regio's zijn in Nederland. Het kan echter niet zo zijn dat kansen in het Noorden niet benut worden, omdat knelpunten die kansen tegenhouden. Zij zal met het Noorden om tafel gaan zitten om te kijken op welke manier die kansen in het Noorden kunnen worden benut en welke knelpunten die kansen in de weg staan. Daarmee toont zij zich een vertegenwoordiger van een betrouwbare overheid.
Het Kompas voor het Noorden wordt niet beëindigd, want de infrastructuur gaat door en de reservering voor een snelle OV-verbinding staat er ook nog steeds. Uiteraard wordt ook niet de stop getrokken uit lopende projecten. Er is volgens de staatssecretaris dan ook geen sprake van kapitaalvernietiging. Zij meent dat er de afgelopen jaren heel wat is opgebouwd, waar nu op voort kan worden gebouwd. Juist aan de dingen waar het Noorden goed in is, moet extra aandacht worden besteed.
De staatssecretaris gaat de komende tijd het gesprek aan met de regio's over de uitvoering van de voorstellen, zowel inhoudelijk als praktisch. In het gesprek zal dan duidelijk worden of dit is wat men voor ogen had. De beelden komen waarschijnlijk wel overeen, maar dat wordt pas duidelijk als ze concreet worden ingevuld. De volgende stap is dat wordt opgeschreven wat het kabinet wil bereiken. Dat zal in voorjaar 2005 gebeuren.
Er is een relatie tussen de structuurfondsen en regionaal beleid. Structuurfondsen zijn echter niet alleen afhankelijk van regionaal beleid en regionaal beleid is niet alleen afhankelijk van structuurfondsen. Wat het kabinet voorstelt, kan ook worden uitgevoerd, zonder de Brusselse structuurfondsen. Er is geen geld gereserveerd voor structuurfondsen. De meerderheid van de Kamer heeft een aantal jaren geleden namelijk gezegd dat zij ervan uitgaat dat de rijke lidstaten geen geld meer krijgen. Dat staat dus niet op de begroting. De staatssecretaris moet dus eerst zien wat er uit Brussel komt en wat de Nederlandse inzet is. Zij heeft onder andere IPO en VNG uitgenodigd om met haar mee te denken over de inzet van Nederland in Brussel.
Als het gaat om de steunkaart is ook nog niet duidelijk wat er in 2005 uit gaat komen. Er moet te zijner tijd dan ook verder over worden gesproken hoe het level playing field vorm wordt gegeven. Zij deelt de zorgen van de Kamer over de ontwikkelingen ten aanzien van de IPR.
De voorzitter merkt op dat de staatssecretaris heeft toegezegd in het voorjaar van 2005 een nadere uitwerking te zullen geven van dit nieuwe stelsel.
Samenstelling:
Leden: Crone (PvdA), Hofstra (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Van Egerschot (VVD), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Bakker (D66), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD).
Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Weekers (VVD), Joldersma (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Ruiter (SP), Van As (LPF), De Haan (CDA), Van Dijk (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Dittrich (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29697-10.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.