29 692
Politiek en media

nr. 17
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 mei 2007

Vorig jaar stuurde premier Balkenende u de kabinetsreactie op het WRR-rapport Focus op Functies1. Mede vanwege de kabinetswisseling kon die kabinetsreactie toen niet met de kamer besproken worden. Op 30 maart 2007 heb ik u beloofd de stand van zaken te melden2. Deze toezegging los ik in met dit schrijven.

Eind 2004 stuurde de WRR de regering een advies over de toekomst van het mediabeleid, Focus op Functies. Dit kabinet onderschrijft de analyse van de WRR, de uitdagingen voor het mediabeleid die daaruit daar op de lange termijn uit voortvloeien, en de vaste waarden die het mediabeleid schragen. Het huidige kabinet heeft inmiddels afstand genomen van de plannen van het vorige kabinet voor de reorganisatie van de landelijke publieke omroep. Deze zijn ingetrokken, zoals bekend3. Enkele zijdelingse verwijzingen naar deze reorganisatie uit de kabinetsreactie (in paragraaf 4.1, 4.3 en 4.5) zijn dan ook niet meer aan de orde. Op 20 april heb ik u geïnformeerd over de planning van de wetgeving voor de publieke en commerciële omroep door dit kabinet4.

Een lange termijn-visie op het mediabeleid

Het past om hier nog kort de ambities van het huidige kabinet voor het mediabeleid op lange termijn te herhalen. In de kern deelt het kabinet de hoofdlijnen van de analyse van de WRR. Digitalisering, commercialisering en internationalisering stellen nieuwe eisen aan het mediabeleid. Voortaan staan maatschappelijke functies en waarden centraal, in plaats van de afzonderlijke media en distributienetwerken. Het beleid zal zich niet beperken tot publieke spelers, maar zich uitstrekken over de volle breedte van het medialandschap. En er zal meer rekening worden gehouden met ontwikkelingen op Europees niveau. Dat laat onverlet dat het nog steeds de maatschappelijke effecten van media zijn die het mediabeleid legitimeren. De belangrijke waarden die de overheid daarbij borgt zijn: onafhankelijke en toegankelijke media, van hoge kwaliteit, met een grote mate van verscheidenheid, die bijdragen aan sociale samenhang. Tenslotte is het van belang de privacy van burgers te beschermen.

Het kabinet stelt vast dat het toekomstige mediabeleid in ieder geval de volgende elementen moet bevatten. Het gaat in een enkel geval om een accentverschuiving, soms om een geheel vernieuwde blik op het beleid en de beleidsinstrumenten:

Inhoud blijft voorop staan, met een grotere focus op de maatschappelijke functies van media.

Distributie blijft van groot belang voor een effectief en efficiënt mediabeleid, in het bijzonder de toegankelijkheid van netwerken.

Mediagebruikers staan centraal bij het bewaken van de toegankelijkheid van de media, zowel in de zin van de prijsstelling van media, de feitelijke beschikbaarheid ervan, als de competenties van burgers om media kritisch te gebruiken.

• Mediabeleid wordt gezien in samenhang met het bredere thema creatieve industrie. Zo is er meer aandacht voor de bijdrage van commerciële media aan publieke doelen. De publieke omroep wordt gereed gemaakt voor de digitale toekomst.

• Bij Europees mediabeleid blijft subsidiariteit het uitgangspunt.

De ambitie het mediabeleid te verbreden, zoals beschreven in deel één van de kabinetsreactie, staat dan ook recht overeind.

Actuele kwesties

De kabinetsreactie behandelt enkele concrete adviezen van de WRR en een aantal actuele kwesties die in het verlengde van het advies liggen. Ik beschrijf de voortgang op deze onderwerpen, waar dat relevant is.

Reclameregels in de Europese richtlijn Televisie zonder Grenzen1. Naar aanleiding van een motie van de kamer heeft het kabinet aangegeven te bekijken welke dereguleringsmaatregelen genomen kunnen worden om een gelijk speelveld voor commerciële omroepen te creëren. In de kabinetsreactie wordt een onderzoek van het Commissariaat voor de Media aangehaald. Op basis van dit onderzoek is geconstateerd dat een aantal dereguleringsmaatregelen mogelijk en gewenst is. Deze maatregelen hebben betrekking op:

• een versoepeling van de bepaling inzake de reclameonderbrekingen in films

• een verruiming van de minimumduur van reclameblokken

• de mogelijkheid van split screen

• een verruiming van het sponsorregime

Een aantal van deze maatregelen was opgenomen in het wetsvoorstel over de organisatie en uitvoering van de publieke mediaopdracht. Nu dit wetsvoorstel is ingetrokken zal een deel van de dereguleringsmaatregelen meegenomen worden in het eerstvolgende voorstel voor wijziging van de mediawet. Het andere deel van de maatregelen zal zijn beslag krijgen in de beleidslijnen van het Commissariaat voor de Media. Zo neemt het Commissariaat voor de Media zich voor de Beleidsregels Sportprogramma’s in te trekken.

De aanpassing van de beleidslijnen en de wet vinden plaats binnen de grenzen die de huidige Europese richtlijn Televisie zonder Grenzen stelt. Deze richtlijn wordt momenteel herzien. In december 2005 is de Europese Commissie met een tekstvoorstel gekomen. Een belangrijk onderdeel daarvan is een liberalisering van het reclame- en sponsorregime en het opnemen van een bepaling over productplaatsing. Tijdens de Onderwijs-, Jeugd- en Cultuurraad van november 2006 is een gemeenschappelijke benadering bereikt. In een plenaire stemming in december 2006 heeft het Europees Parlement amendementen op het commissievoorstel aangenomen. Momenteel wordt informeel tussen de Raad(-svoorzitter) en het Europees Parlement onderhandeld. Inzet is snel een politiek akkoord te bereiken na een korte tweede lezing. De Raad wil daarvoor, tijdens de OJC-Raad van 24–25 mei 2007, een gemeenschappelijk standpunt bepalen.

Een nieuwe regeling voormediaconcentratie met meer ruimte voor cross ownership. De uitwerking van het kabinetsvoornemen voor een aangepaste regeling voor mediaconcentraties is vormgegeven in het wetsvoorstel voor een Tijdelijke Wet Mediaconcentraties1. In dit wetsvoorstel worden decrossownership bepalingen uit de Mediawet geschrapt en vervangen door een tijdelijke regeling. Het wetsvoorstel is inmiddels door uw kamer aangenomen. Ik verwacht dat het deze week door de Eerste Kamer behandeld wordt.

Publiek-private samenwerking tussen uitgevers en omroep. In de brief van 6 oktober 2006 heeft het kabinet de kamer meegedeeld dat het Commissariaat voor de Media meewerkt aan de verruiming van de publiek-private samenwerking. De eerdergenoemde voorgenomen aanpassing van de beleidslijnen van het Commissariaat voor de Media betreft daarom niet alleen de versoepeling van reclame- en sponsormogelijkheden voor de commerciële omroepen, maar ook een verruiming van de mogelijkheden voor publiek-private samenwerking. De voorgenomen aanpassingen van de betreffende beleidslijnen zijn onlangs door het Commissariaat voor consultatie gezonden aan de betrokken partijen. Ik ben momenteel in afwachting van de uitkomsten van deze consultatie. Zoals toegezegd bij de behandeling van de tijdelijke wet mediaconcentraties informeer ik u hierover nader in mijn brief over de organisatie van de landelijke publieke omroep.

Alternatieve inkomsten van de landelijke publieke omroep. Door een verruiming van de publiek-private samenwerkingsmogelijkheden krijgt de landelijke publieke omroep meer ruimte om alternatieve inkomsten te verwerven. Ook de ontwikkeling van digitale diensten in de multimediale sector leidt hiertoe. De convergentie en de digitalisering van het aanbod waarbij dezelfde content op TV, internet en mobiele telefoon wordt aangeboden, maakt het mogelijk om programma’s op meer manieren aan het publiek te presenteren. Met het Commissariaat voor de Media is in het kader van de alternatieve inkomsten overlegd over mogelijke liberalisering van de sponsor- en reclameregels voor de landelijke Publieke Omroep. Het Commissariaat voor de Media is voornemens de geldende beleidsregels te onderzoeken en voorstellen bij mij in te dienen. Ik zal bij de voorstellen bezien of die ruimere vorm van publiek-private samenwerking voor de landelijke publieke omroep past binnen de publieke taak.

Initiatief wetsvoorstel financiering lokale omroep, De Raad van State heeft inmiddels een advies uitgebracht over het initiatief wetsvoorstel financiering lokale omroep. De Tweede Kamer is nu aan zet.

Doorgifte lokale omroep in het digitale basispakket. De kabelsector signaleert technische en budgettaire problemen bij de doorgifte van lokale omroep in het digitale basispakket van de kabelexploitanten. Over deze kwestie zijn op 2 april kamervragen gesteld2. Kabelbedrijf UPC voert momenteel een pilot uit om de haalbaarheid van digitale doorgifte van lokale omroep in kaart te brengen. De resultaten van deze pilot worden medio 2007 verwacht. Daarnaast heb ik TNO gevraagd onderzoek te doen naar het gebruik van analoge kabeltelevisie door digitale kabelabonnees. Ik verwacht begin mei 2007 de resultaten van dit onderzoek te kennen en zal uw kamer bij de beantwoording van de kamervragen hierover berichten.

Invloed burgers op samenstelling van het kabelpakket. Het overleg over het co-reguleringsmodel met de kabelsector en de overige betrokken partijen is in volle gang1. Mijn verwachting is dat het overleg over dit co-reguleringmodel voor de zomer kan worden afgerond. Daaropvolgend kan een wijziging van de Mediawet worden voorbereid.

Doorgifte en vindbaarheid van publieke zenders. In het coalitieakkoord is opgenomen dat de huidige concessie voor de publieke omroep met drie tv-zenders en vijf radiozenders in stand zal blijven. Aanvullende voorschriften met betrekking tot de doorgifte en vindbaarheid van de publieke omroep zullen zo nodig worden opgenomen in de wijziging van de Mediawet die dit najaar bij uw kamer zal worden ingediend («Multimedia- en reclamewet»).

Tot besluit

Kort geleden heb ik u geïnformeerd over de voorgenomen wijzigingen van de wetgeving voor publieke en commerciële omroep2. Uit die voornemens blijkt dat het WRR-advies nog steeds relevant is. Immers, de WRR stelde dat het mediabeleid zich niet meer kan beperken tot een enkele publieke voorziening en de twintigste eeuwse distributiewijzen radio en televisie. Deze brede visie vormt de basis van de concrete verbeteringen van de regelgeving rond de multimediale taak van de publieke omroep en ruimere reclameregels voor commerciële omroep. Daarbij houdt het kabinet niet alleen de kansen die digitalisering biedt voor themakanalen en nieuwe digitale diensten in ogenschouw, maar ook het veranderende mediagebruik.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk


XNoot
1

Kamerstuk 29 692, nr. 14.

XNoot
2

Mijn brief van 30 maart 2007: OCW 0700193.

XNoot
3

Het wetsvoorstel over de organisatie en uitvoering van de publieke mediaopdracht, neergelegd in de nota Met het oog op morgen.

XNoot
4

De multimedia- en reclamewet en de organisatiewet, Kamerstuk 30 800 VIII, nr. 121.

XNoot
1

Richtlijn 89/552/EG betreffende coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuurlijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten, als gewijzigd in 1997 (97/36/EG).

XNoot
1

Kamerstukken II, 2006/07, 30 921, nrs. 1–3 d.d. 28 december 2006.

XNoot
2

Kamervragen van de leden Atsma, Van Dam, Slob en Van Dijk aan de minister van OCW en de staatssecretaris van EZ over toegang van voor lokale omroepen tot digitale basispakketten (zie Aanhangsel der Handelingen, vergaderjaar 2006–2007, nr. 1396.

XNoot
1

Zie ook de beantwoording van Kamervragen van het lid Bosma (PVV) (Aanhangsel der Handelingen, vergaderjaar 2006–2007, nr. 1259).

XNoot
2

De multimedia- en reclamewet en de organisatiewet, zie mijn brief van 20 april 2007, Kamerstuk 30 800 VIII, nr. 121.

Naar boven