De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat borstvoeding een scala aan ziektes en gezondheidsklachten voorkomt,
bij kind én moeder, op lange en korte termijn;
constaterende dat het Zorginstituut stelt dat kraamzorg in het basispakket thuishoort
vanwege onder andere het helpen op gang brengen van borstvoeding, en daarmee voldoet
aan het criterium in de Zorgverzekeringswet van verantwoorde en adequate zorg en diensten;
constaterende dat het Nationaal Platform Borstvoeding en de Landelijke Borstvoedingsraad
concluderen dat vrouwen niet alleen tegen problemen aanlopen bij het geven van borstvoeding
in de eerste periode waarin zij intensieve kraamzorg krijgen, maar juist ook in de
periode daarna en dat tijdige lactatiekundige hulp ervoor zorgt dat vrouwen niet vroegtijdig
stoppen met het geven van borstvoeding, zoals nu bij 65% van de moeders het geval
is;
constaterende dat begeleiding bij flesvoeding, in tegenstelling tot begeleiding bij
borstvoeding, wel wordt vergoed vanuit het basispakket en het kind hierbij zorgvrager
is;
overwegende dat begeleiding bij borstvoeding alleen vergoed wordt vanuit de aanvullende
zorgverzekering van de moeder en dat hierdoor met name de lage inkomensgroepen minder
toegang hebben tot goede begeleiding;
verzoekt de regering, lactatiekundige zorg en bijbehorende hulpmiddelen op te nemen
in het basispakket met het kind als zorgvrager,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Kooten-Arissen