29 689 Herziening Zorgstelsel

Nr. 474 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 september 2013

Om de effecten van de verhoging van het verplicht eigen risico per 1 januari 2013 goed in beeld te brengen heb ik in maart een evaluatie aangekondigd. Vervolgens heeft op 30 mei een debat plaatsgevonden over mogelijke zorgmijding als gevolg van de verhoging van het verplicht eigen risico1. Met deze brief informeer ik u over de verschillende onderzoeken die ik uitvoer rond de verhoging van het verplicht eigen risico.

Verhoging verplicht eigen risico

Per 1 januari 2013 is het verplicht eigen risico in de Zorgverzekeringswet verhoogd van € 220 naar € 350. Om de toegankelijkheid tot zorg te borgen is de extra verhoging van het eigen risico (€ 115) via de zorgtoeslag volledig gecompenseerd voor de laagste inkomens. Het maximumbedrag dat verzekerden met de laagste inkomens hierdoor in 2013 per saldo betalen aan het verplicht eigen risico bedraagt ongeveer € 94. Dit maximumbedrag loopt vervolgens op, naarmate de zorgtoeslag daalt, tot € 350 voor verzekerden met een inkomen vanaf € 30.939 (voor alleenstaanden) of € 42.438 (voor partners). Verzekeraars bieden op verzoek veelal betalingsregelingen aan zodat het eigen risico niet in één keer hoeft te worden betaald.

Onderzoek naar mogelijke effecten

Het verplicht eigen risico in de Zvw is ingevoerd vanuit de gedachte dat mensen een deel van de kosten van de zorg zelf moeten dragen. Dit bevordert het kostenbewustzijn bij het gebruik van zorg en helpt mee de betaalbaarheid van de zorg op langere termijn te waarborgen. Het verplicht eigen risico kan er ook toe leiden dat mensen van zorg af zien. Dergelijke zorgmijding is niet per definitie kwalijk. Als het gaat om het voorkomen van onnodig zorggebruik is zorgmijding zelfs wenselijk.

Uit de eerdere evaluatie van het verplicht eigen risico (Ecorys, 2011) is gebleken dat het verplicht eigen risico van € 150 in 2008 tot gevolg had dat minder zorg werd afgenomen. Daarbij is geen verschil gevonden tussen verzekerden met hoge zorguitgaven en verzekerden met lage zorguitgaven. Er was geen significant verschil waarneembaar tussen verschillende inkomensgroepen. Het was niet mogelijk de effecten op de gezondheid te meten om onderscheid te maken tussen noodzakelijke en niet-noodzakelijke zorg.

In het kader van de aangekondigde evaluatie van de recente verhoging van het verplicht eigen risico laat ik verschillende onderzoeken uitvoeren:

  • Om op korte termijn zoveel mogelijk zicht te krijgen op mogelijke zorgmijding wordt een enquête gedaan onder verzekerden, waarin wordt gevraagd naar mogelijke zorgmijding en de redenen daarvan (financieel en niet-financieel). Hierbij is een klankbordgroep met veldpartijen betrokken. Deze partijen zijn gevraagd input te geven voor de vragen die in de enquête gesteld worden en voor de analyse van de resultaten. De rapportage ontvangt u voor de begrotingsbehandeling.

  • Daarnaast laat ik een verkenning uitvoeren waarbij Nederland met een aantal andere Westerse landen wordt vergeleken. Deze verkenning richt zich op het verzekerd pakket voor de curatieve zorg en de financiering van dat pakket (waaronder eigen betalingen zoals het eigen risico). Dit onderzoek is complex en zal enige tijd vergen. Ik zal u dit voor de zomer 2014 doen toekomen.

  • Tevens laat ik een onderzoek doen naar de effecten van de recente verhoging van het verplicht eigen risico op basis van de daadwerkelijk verleende zorg. Dit onderzoek wordt later in de tijd worden uitgevoerd, omdat de benodigde data pas lopende dit jaar en volgend jaar beschikbaar komen. Voor zo’n onderzoek zijn gegevens nodig over de zorg zoals deze gedeclareerd is door zorgverleners. In het voorjaar van 2014 kan ik u naar verwachting een eerste rapportage sturen over de ontwikkeling van het zorggebruik in de eerstelijnszorg. Over de ontwikkeling op het zorggebruik in de tweede lijn kan ik u in de loop van 2015 informeren.

Ik vertrouw er op u hiermee te hebben geïnformeerd.

De Minister van Volksgezondheid,Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Handelingen II 2012/13, nr. 89, item 10, blz. 80–88

Naar boven