29 689 Herziening Zorgstelsel

Nr. 416 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 september 2012

Op 30 juni 2011 heeft de Tweede Kamer de motie Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. (Kamerstukken II 2010/11, 29 689, nr. 337) aanvaard. Met die motie verzoekt de Kamer de regering om een pilot mogelijk te maken waarmee de therapeutische meerwaarde en de kosteneffectiviteit van een tweede cochleair implantaat (CI) bij jonge kinderen kan worden aangetoond. In reactie op de motie heb ik aangegeven dat ik bereid ben om te kijken of zo’n pilot in een ZonMw-programma gestalte kan krijgen.

Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft inmiddels op basis van nieuwe onderzoeksresultaten een nieuw standpunt ingenomen. Uit die onderzoeksresultaten blijkt dat ten aanzien van verschillende aspecten van de taal- en spraakontwikkelingen bij prelinguaal dove kinderen in de leeftijd tot vijf jaar bilateraal implanteren met CI bij deze kinderen effectiever is dan unilateraal implanteren. Op grond van deze uitkomsten komt het CVZ tot de conclusie dat bilaterale cochleaire implantatie bewezen effectief is voor tweezijdig dove en zeer slechthorende kinderen tot de leeftijd van vijf jaar en daarmee voldoet aan de criteria voor de stand van de wetenschap en praktijk.

Voor de groep tweezijdig dove en zeer slechthorende kinderen in de leeftijd van vijf tot achttien jaar is geen bewijs gevonden dat bilateraal implanteren meerwaarde heeft boven unilateraal implanteren. Deze groep wordt steeds kleiner omdat kinderen op jongere leeftijd bilateraal geïmplanteerd gaan worden. Het CVZ verwacht tegen die achtergrond niet dat er voor de groep van vijf tot achttien jaar nog nieuwe onderzoeksresultaten gaan komen. Het CVZ heeft de beroepsgroepen, georganiseerd in het Cochleaire Implantatie Overleg Nederland (CI-ON), gevraagd voor deze groep op korte termijn tot een onderbouwd indicatieprotocol op basis van internationaal onderzoek te komen. Het CI-ON heeft op dit verzoek positief gereageerd en verwacht voor eind 2012 met het gevraagde indicatieprotocol te kunnen komen. Het CVZ zal dit indicatieprotocol vervolgens beoordelen.

Het vorenstaande brengt met zich dat mijn eerdere reactie op de motie achterhaald is. Het tweede CI maakt immers als gevolg van de beoordeling van het CVZ voor de groep waar de motie betrekking op heeft onderdeel uit van het pakket van de zorgverzekering.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. I. Schippers

Naar boven