Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2011
Met deze brief informeer ik u over de voorgenomen verhoging van de solvabiliteitseisen van zorgverzekeraars in 2012. In reactie
op de motie van het lid Smilde (CDA) waarin de regering wordt verzocht te komen met een nadere onderbouwing van de noodzaak
tot verhoging van de solvabiliteitseis voor zorgverzekeraars in 2011 tot 11%1 en de motie van het lid Leijten (SP) waarin de regering verzocht wordt om te onderzoeken hoe de solvabiliteitseis gehandhaafd
kan worden op maximaal 9%2, kan ik u als volgt berichten.
Zoals al eerder aangegeven in de brief «risicoverevening» van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 5 september
jl. aan uw Kamer, heeft De Nederlandsche Bank (DNB) mij middels een brief op 4 juli jl. een advies uitgebracht ten aanzien
van de solvabiliteitseisen voor zorgverzekeraars.
Hierin adviseert DNB mij om de solvabiliteitseis voor de Zvw-zorgverzekeraars in 2012 te verhogen van de huidige ca. 9% naar 11% van de schadelast in 2012.
DNB baseert dit advies op het totaalpakket aan maatregelen, waardoor het risicoprofiel van zorgverzekeraars zal toenemen.
Uit de statistische analyse van DNB blijkt dat de afbouw van de ex post verevening ertoe leidt dat zorgverzekeraars meer risico
zullen lopen. De hoogte van de financiële buffers dient een gelijke tred te houden met dit risico. Meer risico vereist extra
solvabiliteit.
DNB geeft aan dat dit risicoprofiel weliswaar enigszins gedempt wordt door het aangekondigde flankerend beleid dat het kabinet
voor ogen staat, maar concludeert desalniettemin dat er een duidelijke trendbreuk is met het verleden ten aanzien van de ex
post verevening. Niet elke maatregel is volgens DNB exact te kwantificeren, waardoor het advies ook staande blijft wanneer
de hoofdlijnen worden ingevuld, zoals thans is gebeurd.
Het extra kapitaal dat zorgverzekeraars door de verhoging van de solvabiliteitsvereiste van 9% naar 11% zullen moeten aanhouden
bedraagt € 720 miljoen.3 Als de zorgverzekeraars dit extra kapitaal volledig via de premie zouden financieren dan leidt dit tot een opwaartse premiedruk
van circa € 25 per verzekerde, ervan uitgaande dat de helft – door de zogenaamde 50/50-regeling – via de inkomensafhankelijke bijdrage wordt opgebracht. Echter, mede gelet op de huidige kapitaliseringsgraad
van zorgverzekeraars (zie tabel hieronder), verwacht ik niet dat dit zal gebeuren.
DNB geeft aan dat de zorgverzekeringssector als geheel adequaat is gekapitaliseerd om deze stijging in te passen. Uit de verslagstaten
van DNB blijkt dat de solvabiliteitsratio voor de sector als geheel 210% per ultimo 2010 is (zie tabel hieronder). Wanneer
de eis verhoogd zal worden naar 11% zullen alle verzekeraars volgens DNB individueel nog altijd uit komen op een ratio van
hoger dan 100%.
Overigens dient ook benadrukt te worden dat de solvabiliteitsbuffer wel degelijk een belangrijk doel dient. Door de borging
van de financiële soliditeit van de zorgverzekeraars worden immers de polishouders beter beschermd. Ook zal het geld niet
onbenut blijven, maar mag dit binnen de prudentiële grenzen belegd worden zodat er ook beleggingsrendement op behaald kan
worden.
Concluderend acht ik een verhoging van de solvabiliteitseis van 9% naar 11% noodzakelijk, gezien het stijgende risicoprofiel
van de zorgverzekeraars als gevolg van de aanpassingen in het risicovereveningsmodel. Zodoende ben ik voornemens om het advies
van DNB te volgen en zal ik daartoe de betreffende Regeling onder de Wft aanpassen.
De minister van Financiën,
J. C. de Jager