29 689 Herziening Zorgstelsel

29 477 Geneesmiddelenbeleid

Nr. 1188 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 maart 2023

In mijn programmabrief [Ont]Regel de Zorg 2022 – 2025 (Kamerstuk 29 515, nr. 480) heb ik u geïnformeerd over een onderzoek dat ik in gang heb gezet naar de verschillen tussen de hulpmiddelenreglementen van de zorgverzekeraars en de mogelijkheden tot uniformeren daarvan. Met deze brief bied ik u het eindrapport van het onderzoek aan en schets ik het vervolg dat ik aan dat rapport geef. De conclusie van het rapport komt er in het kort op neer dat uniformering mogelijk is en uit mijn gesprekken met zorgverzekeraars heb ik opgemaakt dat de wil tot uniformering er ook is, maar er zijn wel randvoorwaardelijkheden die ik verderop in deze brief toelicht.

De Regeling zorgverzekering bepaalt welke medische hulpmiddelen vergoed worden uit het basispakket. Het is aan zorgverzekeraars om in hun hulpmiddelenreglementen nadere voorwaarden te stellen met betrekking tot de toegang tot hulpmiddelenzorg. Onder andere leggen zij voor de verschillende (soorten) hulpmiddelen de aanvraagprocedure vast, welke zorgverlener een hulpmiddel kan voorschrijven, wat de procedure is bij een herhaalaanvraag en soortgelijke aspecten. Verschillen in de procedure per zorgverzekeraar zijn een bron van administratieve lasten en daarmee frustratie voor voorschrijvers. Zij moeten telkens nagaan wat de procedure is, afhankelijk van waar een patiënt verzekerd is.

Zorgverzekeraars kunnen zich van elkaar onderscheiden door de voorwaarden die zij in hun hulpmiddelenreglementen stellen, en patiënten kunnen hun keuze voor een bepaalde zorgverzekeraar hierop baseren. Het mededingingsrecht begrenst de mogelijkheden voor zorgverzekeraars om onderling afspraken te maken over de voorwaarden voor toegang tot hulpmiddelenzorg. De Autoriteit Consument en Markt houdt hierop toezicht. Maar binnen deze grenzen is harmonisering wel degelijk mogelijk, zonder dat het onderscheidend vermogen van individuele zorgverzekeraars in het geding komt en zonder dat dit ten koste gaat van de keuzevrijheid van patiënten. Een substantieel deel van de verschillen tussen de hulpmiddelenreglementen is namelijk niet ingegeven door een bewuste keuze van de desbetreffende zorgverzekeraar om zich op dat punt te onderscheiden. De zorgverzekeraars erkennen dat uniforme(re) hulpmiddelenreglementen het aanvragen van hulpmiddelen kunnen vergemakkelijken. Het uniformeren van de hulpmiddelenreglementen past daarnaast ook in de ambities die in het Integraal Zorgakkoord zijn uitgesproken op het gebied van vermindering van administratieve lasten.

Daarom heb ik gezamenlijk met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) opdracht gegeven de praktische en juridische mogelijkheden tot harmonisering van de hulpmiddelenreglementen te laten onderzoeken. In het bij deze brief gevoegde rapport treft u de eindrapportage van dit onderzoek.

ZN en VWS hebben in kaart laten brengen wat de mogelijkheden voor harmonisering zijn op drie niveaus: taal (consequent en eenduidig gebruik van begrippen en terminologie), vorm (een uniforme indeling van de hulpmiddelenreglementen en een eenduidige weergave van de voorwaarden) en inhoud (de daadwerkelijke voorwaarden per hulpmiddel of categorie hulpmiddelen). De conclusie van de onderzoekers is dat uniformeren binnen de kaders van het mededingingsrecht mogelijk is op taal en vorm, uniformeren op inhoud is deels mogelijk. Het is nu aan de zorgverzekeraars om deze uniformering tot stand te brengen. Dat is, onderschrijven ook de onderzoekers, een flinke klus. De uniformering op vorm en taal kan integraal plaatsvinden, voor uniformering op inhoud dient dit per hulpmiddelsoort te gebeuren. Waar nodig kan nader juridisch advies ingewonnen worden ten aanzien van de mededingingsrechtelijke aspecten van een uniformeringsvoorstel.

De zorgverzekeraars hebben aangegeven blij te zijn met de concrete adviezen in het rapport. Ik blijf met hen in gesprek over de wijze waarop zij hier in dialoog met veldpartijen opvolging aan geven en zal de voortgang bewaken en waar nodig ondersteunen.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

Naar boven