29 689 Herziening Zorgstelsel

Nr. 1136 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2021

Zoals toegezegd in het plenaire debat (Handelingen II 2021/22, nr. 6, item 5) over het burgerinitiatief «Erken fibromyalgie», deel ik met uw Kamer het plan van aanpak «Naar een passende aanspraak fysio- en oefentherapie». Dit plan is in nauwe samenwerking met Zorginstituut Nederland, beroepsgroepen fysio- en oefentherapie (KNGF, SKF en VvOCM), de Patiëntenfederatie Nederland en Zorgverzekeraars Nederland en in afstemming met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) tot stand gekomen. In een bestuurlijk overleg van 28 oktober jl. is dit plan vastgesteld. Ik ben blij dat ik dit plan met u kan delen. Partijen in het bestuurlijk overleg hebben eensgezind benadrukt dat zij dit een belangrijke stap vinden en achter de ingeslagen richting staan.

Als bijlage bij deze brief zend ik u het projectplan en de uit het projectplan voortvloeiende adviesvraag die ik inmiddels aan het Zorginstituut heb gestuurd1.

Met het toezenden van dit projectplan en de adviesvraag aan het Zorginstituut geef ik invulling aan de moties van de leden Van den Berg (Kamerstuk 35 826, nr. 2), Aukje de Vries (Kamerstuk 35 826, nr. 3) en Hijink (Kamerstuk 35 826, nr. 5). Deze moties hebben betrekking op het vraagstuk of en hoe de toegankelijkheid van fysio- en oefentherapie vergroot kan worden, in het bijzonder bij chronische aandoeningen.

Graag vraag ik nog uw aandacht voor de volgende punten:

  • Met dit projectplan onderzoeken we de potentiële meerwaarde van de fysio- en oefentherapeut in het licht van passende zorg. De centrale gedachte is dat fysio- en oefentherapie kan bijdragen aan de kwaliteit van leven en het dagelijks functioneren van patiënten en in sommige gevallen andere, vaak duurdere, (tweedelijns)zorg kan voorkomen. De uitvoering van het projectplan vraagt veel van betrokken partijen en er zijn geen garanties over de uitkomsten. Ik zie dit als een iteratief proces, waarin ook gedurende de uitvoering van het plan bijgestuurd zal moeten worden. Ik doe dat in goed overleg met betrokken partijen.

  • Het Zorginstituut werkt ook in dit traject vanuit zijn rol als onafhankelijke pakketautoriteit. Hoewel er een voortdurende dialoog is met betrokken partijen, komt het Zorginstituut uiteindelijk onafhankelijk en zelfstandig tot een oordeel of advies.

  • Ik ben het Zorginstituut erkentelijk voor de grote inspanning die zij bereid zijn te leveren, waarbij een nieuwe manier van kijken wordt gevraagd.

  • Alle betrokken partijen hebben benadrukt dat de planning ambitieus is. Partijen onderschrijven de ambitie, maar er is ook zorgvuldigheid vereist. Als blijkt dat zaken meer tijd nodig hebben, dan zal de planning worden aangepast. Ik vraag uw begrip hiervoor. Om snelheid te maken waar mogelijk, heb ik de adviesvraag over bijlage 1 van het Besluit zorgverzekering («stap 3» uit het projectplan) direct aan het Zorginstituut gesteld. Hiermee verwacht ik tijdig een advies te ontvangen om een eventuele wijziging van de aanspraak per 1 januari 2023 in te kunnen laten gaan.

  • In het plan en de planning is expliciet aandacht voor afstemmingsmomenten met uw Kamer. Ik vind het belangrijk om u mee te nemen in de ontwikkelingen. Een van de redenen is dat een aanpassing van de aanspraak – zeker als het een uitbreiding betreft – financiële consequenties heeft die door alle premiebetalers gedragen moeten worden. Uiteraard zoeken we in dit traject naar een zo doelmatig mogelijke vormgeving van de aanspraak en onderzoeken we op welke wijze substitutie van zorg of het voorkómen van zorg kan worden gestimuleerd. Ik vind het van belang dat uw Kamer hierover een juiste afweging kan maken en stel u daarom met regelmaat op de hoogte van tussenproducten en de voortgang, met aandacht voor de mogelijke budgettaire consequenties. Op deze wijze kan uw Kamer tijdens het proces al voorkeuren of kaders aangeven, die meegenomen kunnen worden in vervolgstappen.

  • Zoals toegezegd tijdens het eerdergenoemde plenaire debat heb ik het Zorginstituut ook gevraagd om specifiek naar de aandoening fibromyalgie te kijken. Ik heb het Zorginstituut gevraagd mij te informeren over een haalbaar tijdspad hiervoor.

  • Tot slot: met de uitvoering van dit projectplan zet ik geen onomkeerbare stappen. Een besluit over een andere vormgeving van de aanspraak is aan een volgend kabinet.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven