29 689
Herziening Zorgstelsel

nr. 112
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, VAN FINANCIËN EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 september 2006

Hierbij bieden wij u de resultaten aan van een onderzoek1 naar de mogelijkheden tot integratie van de fiscale buitengewone uitgavenregeling en de zorgtoeslag. Hiermee wordt invulling gegeven aan een verzoek van mevrouw Van Leeuwen bij de behandeling in de Eerste Kamer van de no-claimteruggaveregeling. Omdat tijdens het onderzoek is gebleken dat integratie van de buitengewone uitgavenregeling en de zorgtoeslag vanwege het verschillende karakter van beide regelingen geen reëel perspectief biedt, zijn ook andere denkrichtingen voor een aanpassing van de tegemoetkoming in ziektegerelateerde uitgaven onderzocht. Dit sluit tevens aan bij het verzoek van de heer Van der Vlies bij de Algemene Politieke Beschouwingen in 2005 om het onderzoek te verbreden.

Uit het bijgevoegde rapport blijkt dat zich bij de fiscale buitengewone uitgavenregeling thans verschillende knelpunten voordoen. Met de Kamer is al diverse keren gesproken over het substantiële niet-gebruik en de beperkte gerichtheid die vooral nadelig uitpakt voor de kwetsbare groep chronisch zieken en gehandicapten. Uit recentelijk beschikbaar gekomen cijfermateriaal blijkt dat het budgettaire beslag van de buitengewone uitgavenregeling fors toeneemt. Naar verwachting bedraagt het budgettaire beslag van de buitengewone uitgavenregeling in 2006 circa 1,6 miljard euro. Dit is 0,4 miljard euro meer dan eerder werd gedacht. Circa 2,9 miljoen huishoudens maken inmiddels gebruik van de buitengewone uitgavenregeling. Hoewel deze cijfers enerzijds betekenen dat de inspanningen van het kabinet om het niet-gebruik terug te dringen effect sorteren, bevestigen zij anderzijds het ongerichte karakter van de regeling. Bovendien blijkt dat de regeling budgettair steeds moeilijker beheersbaar wordt.

Een fundamentele herziening van de buitengewone uitgavenregeling is noodzakelijk voor een toekomstbestendige tegemoetkoming in ziektegerelateerde uitgaven. Het rapport schetst daarvoor verschillende denkrichtingen. Enkele mogelijke varianten zijn nader uitgewerkt. Alle varianten hebben ingrijpende gevolgen voor de wetgeving en uitvoering, en gaan gepaard met inkomenseffecten die voor specifieke groepen fors kunnen zijn. De varianten zijn daarom niet op korte termijn, dat wil zeggen vóór 2008, uitvoerbaar. De knelpunten maken helder dat de huidige regeling onhoudbaar is geworden, niet alleen in financieel opzicht, maar ook gelet op het ongerichte karakter. Deze forse en aan de regeling inherente knelpunten laten zich niet oplossen met beperkte ingrepen op korte termijn, maar vragen om een grondiger aanpak. Ook een vermindering van de administratieve lasten voor burgers komt dan binnen bereik.

In het rapport worden geen maatregelen voorgesteld voor de korte termijn, maar het rapport biedt wel handvatten voor een fundamentele discussie over de toekomst van een tegemoetkoming in ziektegerelateerde uitgaven. Het (politieke) debat dat op basis van dit rapport gevoerd kan worden, zal richtinggevend zijn voor de hervorming van de wet- en regelgeving.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven