Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 februari 2021
Met uw brief van 21 oktober 2020 verzoekt u om een inhoudelijke toelichting op de
brief die uw commissie ontving met als onderwerp «Oogfysio trainingen en aangepaste
brillenglazen niet in verzekeringspakket». Met excuses voor de late reactie voldoe
ik graag aan verzoek.
In de brief wordt door de schrijver onder andere verzocht om «oogfysio» op te nemen
in het basispakket, en eveneens om aangepaste brillenglazen tot het verzekerde pakket
te laten behoren. Aangezien «oogfysio» geen alom bekend begrip is, ga ik er vanuit
dat wordt gedoeld op zorg die optometristen leveren. Verder is uit de brief die u
ontving niet precies duidelijk aan welke aandoening de briefschrijver lijdt. Ik licht
daarom graag toe welke brilglazen wel tot het verzekerde basispakket behoren.
De zorgverzekering kent een beperkte aanspraak voor zorg die optometristen leveren.
De aanspraak is in 2008 door de voorganger van het Zorginstituut Nederland, het CVZ,
uiteengezet in een duiding. Daarbij is bepaald dat alleen diagnostisch onderzoek1 verricht door optometristen op oogaandoeningen na verwijzing van een oogarts of huisarts
tot de vergoeding vanuit het basispakket behoort. Daarbij moet worden gedacht aan
huisartsen die diabetespatiënten doorsturen naar een optometrist om de jaarlijkse
oogheelkundige controle uit te voeren. Daarnaast kan een optometrist onder supervisie
van een oogarts controles, metingen en verschillende aanvullende onderzoeken verrichten.
Optometristen zijn niet bevoegd of bekwaam om zelfstandig behandelingen uit te voeren.
Dat komt omdat behandeling van oogaandoeningen voorbehouden is aan huisartsen en oogartsen.
Andere behandeling door een optometrist, zoals oogfysio trainingen, worden daarom
niet vergoed vanuit het basispakket.2
Ten aanzien van de vergoeding van brilglazen heeft in 2008 het CVZ geadviseerd om
niet langer gewone brillenglazen en contactlenzen te vergoeden vanuit het te verzekeren
pakket van de Zorgverzekeringswet. Er zijn veel mensen die een bril of contactlenzen
nodig hebben wat een groot kostenbeslag voor de Zorgverzekeringswet met zich mee brengt.
Voor de meeste mensen is het immers zeker dat zij vroeg of laat een bril nodig hebben.
Een verzekering is juist bedoeld om zaken te dragen die niet te voorspellen zijn of
die niet voor eigen risico of eigen rekening zijn. Het advies om gewone brillenglazen
en contactlenzen niet langer te vergoeden uit het basispakket heeft mijn ambtsvoorganger
daarom destijds overgenomen.
Omdat in specifieke gevallen bril- en lensdragers geconfronteerd kunnen worden met
aanzienlijke kosten, kent de vergoeding van brilglazen en lenzen twee uitzonderingen.
Enerzijds kunnen volwassenen met een specifieke medische indicatie in aanmerking komen
voor vergoeding van contactlenzen. Dat is onder andere het geval als de visuele stoornis
een gevolg is van een medische aandoening of een trauma en lenzen tot een grotere
verbetering van de gezichtsscherpte of kwaliteit van het gezichtsvermogen leiden dan
brillenglazen. In dat geval geldt een eigen bijdrage per kalenderjaar. Een andere
uitzondering zijn kinderen jonger dan 18 jaar. Zij kunnen wel brillenglazen of filterglazen
voor een deel vergoed krijgen als ze een bepaalde medische indicatie hebben. Voor
jonge kinderen is het namelijk niet praktisch om lenzen te dragen. Ook hebben kinderen
in de groei vaker een snelle achteruitgang van het gezichtsvermogen waardoor er brilglazen
veelvuldig vervangen moeten worden. Verder kunnen alle verzekerden in aanmerking komen
voor vergoeding van een bijzonder optisch hulpmiddel, maar dat is alleen het geval
als een bril of lens niet voldoende is.
De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark