29 689 Herziening Zorgstelsel

Nr. 1056 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juni 2020

Hierbij bied ik u de Monitor «vitaminen, mineralen en paracetamol uit het pakket» aan1 met resultaten van de evaluatie van de pakketmaatregel die per 2019 is ingegaan. Met deze maatregel zijn vitamine D, calcium en paracetamol 1.000 mg uit het basispakket gestroomd, op basis van een advies van het Zorginstituut. Gebleken is dat deze niet tot de noodzakelijk te verzekeren zorg behoren. In het Kamerdebat hierover heeft de toenmalige Minister voor MZS toegezegd substitutie naar zwaardere middelen en effecten op zorgmijden en therapietrouw na invoering van de maatregel te monitoren en medio 2020 hierover te rapporteren. Onderzoeksinstituut NIVEL heeft deze Monitor uitgevoerd en heeft deze op 15 juni 2020 uitgebracht. De monitor laat zien dat de pakketmaatregel zowel tot gewenste als tot ongewenste effecten heeft geleid.

In lijn met het beoogde doel van de pakketmaatregel stelt NIVEL in de Monitor vast dat huisartsen de middelen die niet meer vergoed worden minder vaak voorschrijven. Ook komt naar voren dat de maatregel weinig effect heeft op de therapietrouw. Veel mensen hebben het gebruik van het geneesmiddel voortgezet maar kopen en betalen hetzelfde of een ander middel nu zelf. Slechts een klein deel van de mensen stopt met de geneesmiddelen. Mensen geven verschillende redenen aan voor het stoppen waaronder de kosten, het optreden van bijwerkingen of het niet meer nodig zijn van de middelen.

Anderzijds ziet NIVEL substitutie naar receptgeneesmiddelen o.a. bij vitamine D en paracetamol, terwijl zelfzorggeneesmiddelen beschikbaar zijn. Het kan hier gaan om duurdere middelen en/of middelen met een minder gunstig risicoprofiel (zwaardere pijnstelling). En als laatste constateert NIVEL dat er weinig communicatie is tussen patiënten en (huis)arts of apotheek over veranderingen in medicatie na invoering van de pakketmaatregel, bijvoorbeeld of de patiënt gestopt is met een middel of zelf een ander (vervangend) middel heeft aangeschaft. Dit is nadelig voor de medicatiebewaking. Zowel de substitutie als de beperkte communicatie vind ik onwenselijk.

Zorgwekkend vind ik de signalen van substitutie van paracetamol naar pijnstillende medicatie met een ongunstiger veiligheidsprofiel, zoals opioïden. Indien dit medisch onnodig is keur ik dit voorschrijfgedrag af. De substitutie van paracetamol naar opioïden heeft mijn aandacht. In 2019 heeft mijn voorganger, los van deze pakketmaatregel, reeds stevige maatregelen genomen in samenspraak met huisartsen om het onverantwoord voorschrijven en gebruik van opioïden terug te dringen. Dit heeft effect. De nieuwe cijfers van de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK) laten zien dat het aantal verstrekkingen in 2019 met ruim 6,4% is gedaald ten opzichte van het jaar daarvoor en per kwartaal zijn er tussen de 4 tot 7 procent minder gebruikers. Ook omdat de taakgroep «Verantwoord gebruik opioïden» onverminderd doorgaat met het terugbrengen van onverantwoord voorschrijfgedrag door artsen, verwacht ik dat deze positieve daling in de komende jaren verder doorzet en effect zal hebben op de ongewenste substitutie van paracetamol naar opioïden.

Concluderend stel ik vast dat de pakketmaatregel ertoe heeft geleid dat huisartsen de middelen die niet meer vergoed worden minder voorschrijven en dat patiënten deze middelen nu als zelfzorgmiddel in plaats van als receptgeneesmiddel gebruiken. Het gaat hier om niet noodzakelijk te verzekeren zorg, middelen waarvoor een gelijkwaardig of nagenoeg gelijkwaardig geneesmiddel of voedingssupplement verkrijgbaar is in de vrije verkoop. Deze middelen horen niet thuis in het basispakket en worden daarmee hetzelfde behandeld als zelfzorggeneesmiddelen die ook niet worden vergoed uit de basisverzekering. Het is belangrijk dat kosten die niet noodzakelijk te verzekeren zijn ook niet op het zorgbudget drukken.

De ongewenste effecten van de pakketmaatregel lijken te wijzen op ongepast voorschrijfgedrag en op weinig communicatie tussen patiënten en huisarts/apotheker over mogelijkheden en gebruik van zelfzorgmiddelen.

De substitutie naar mogelijk onnodige of onjuiste geneesmiddelen zal ik tegengaan door het ingezette beleid op gepast gebruik voort te zetten. Daarnaast zal ik met beroepsgroepen, waaronder de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV), de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP), patiëntenorganisaties en zorgverzekeraars in gesprek gaan over de uitkomsten van deze Monitor, zowel over het substitutiegedrag als over de communicatie.

De Minister voor Medische Zorg, M.J. van Rijn


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven