Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29684 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29684 nr. 5 |
Vastgesteld 20 september 2004
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vergunningverlening voor de mechanische kokkelvisserij.
De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 17 september 2004. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
Hoe gaat u om met de gevolgen van de uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: het Hof) en van de voorlopige voorziening van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna RvS) voor de mechanische kokkelvisserij?
Hoe beoordeelt u het bestaande en voorgenomen Kabinetsbeleid ten aanzien van de kokkelvisserij in het licht van de uitspraak van het Hof?
Zoals u bekend heeft het kabinet reeds besloten tot beëindiging van de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee met ingang van 1 januari 2005.
Ten aanzien van de toelaatbaarheid van de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee in het najaar van 2004, bestaat nog geen definitief oordeel. Tegen de verleende vergunning is bezwaar gemaakt door een aantal natuurorganisaties, met als gevolg dat de vergunning is geschorst. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn uitspraak van 14 september jl. geoordeeld dat het niet buiten twijfel is dat de verleende vergunning in bezwaar en beroep stand zal houden en het verzoek van de Coöperatieve Producentenorganisatie van de Nederlandse Kokkelvisserij U.A. om opheffing van de schorsende werking van de ingediende bezwaren afgewezen. Het oordeel van de Voorzitter is evenwel een voorlopig oordeel. Op de bezwaarschriften tegen de vergunning moet ik nog beslissen. Bij de behandeling van het bezwaar, betrek ik uiteraard het arrest van het Hof van Justitie met betrekking tot de door de Raad van State gestelde prejudiciële vragen. Op de beslissing op bezwaar kan en wil ik niet vooruitlopen, gelet op de in deze procedure te betrachten zorgvuldigheid. Tegen mijn beslissing op de bezwaarschriften staat te zijner tijd uiteraard beroep open bij de Raad van State.
Desalniettemin betekent de uitspraak de facto dat in 2004 geen mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee zal kunnen plaatsvinden, omdat het kokkelseizoen al voorbij zal zijn voor de bodemprocedure is afgewikkeld.
In het aanstaande Beleidsbesluit is het beleid met betrekking tot de kokkelvisserij in onder andere de Zeeuwse wateren neergelegd. Ook op dit Beleidsbesluit kan en wil ik niet vooruitlopen. Uiteraard neem ik bij de totstandkoming van het Beleidsbesluit voornoemde uitspraak van het Hof in acht.
Heeft u een habitattoets, een zogenaamde passende beoordeling, uitgevoerd voor de vergunning voor de kokkelvisserij in 2004? En in eerdere jaren?
Bent u, dit alles overziend, van mening dat de vergunningen verleend had mogen worden?
Welk licht werpt de uitspraak van de RvS op het verbod dat de regering per 1 januari 2005 wil uitvaardigen voor de kokkelvisserij? Verbiedt u dan een activiteit die reeds verboden is, en eerder niet toegestaan had mogen worden?
Tot het arrest van het Hof van Justitie ben ik er bij de vergunningverlening van uitgegaan dat de mechanische kokkelvisserij is aan te merken als een bestaande activiteit, waarvoor het volstaat om deze te toetsen aan artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn. Uit het arrest van het Hof volgt echter dat de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee een plan of project betreft in de zin van artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft op basis van dit arrest en het verhandelde ter zitting geoordeeld dat niet buiten twijfel is dat de verleende vergunning in stand zal blijven. Noch het arrest van het Hof, noch de uitspraak van de Voorzitter houden evenwel een inhoudelijk oordeel in over de toelaatbaarheid van de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee. Uit deze uitspraken kan dan ook niet worden afgeleid dat de vergunning voor de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee tot nu toe ten onrechte is verleend. Beantwoording van de vraag of vergunningverlening aan de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee terecht heeft plaatsgevonden, vergt in het licht van het Hofarrest dat wordt beoordeeld of er aanleiding zou zijn geweest voor een passende beoordeling. Als de waarschijnlijkheid of het risico bestaat dat er significante gevolgen zijn voor de instandhoudingsdoelen van de Waddenzee, dan zou een passende beoordeling moeten worden uitgevoerd om te kunnen bepalen of de kokkelvisserij al dan niet zou kunnen worden toegestaan. Gelet op onder meer het beschikbare onderzoeksmateriaal, de dit jaar beschikbare hoeveelheid kokkels en in het licht van de voorgenomen beëindiging van de mechanische kokkelvisserij, hoeft naar mijn oordeel geen twijfel te bestaan over afwezigheid van significante gevolgen en is een passende beoordeling niet nodig. Verlening van de vergunning is mijns inziens dan ook terecht geschied.
In het kader van de behandeling van het bezwaarschrift tegen de door mij verleende vergunning voor de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee voor het jaar 2004, zal ik uiteraard, in navolging van het arrest van het Hof, deze activiteit toetsen aan artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn.
Heeft u in overweging genomen of de kokkelvisserij kan worden aangemerkt als dwingende reden van groot openbaar belang en heeft u daarover advies ingewonnen bij de Europese Commissie?
Nee. Dit was ook niet aan de orde, aangezien aanmerken als dwingende reden van groot openbaar belang alleen aan de orde komt als het bestuur overweegt toestemming te geven voor activiteiten die een passende beoordeling hebben doorlopen, waarvan de uitkomst is dat significante effecten zijn te verwachten. Vooralsnog houd ik staande dat in het onderhavige geval geen passende beoordeling hoeft te worden verricht.
Betekent het oordeel van het Hof dat de kokkelvisserij een «plan» of «project» zonder beheersdoeleinden is en geen «bestaande activiteit» en dat het redelijkerwijs te voorzien was dat men zou moeten stoppen? Zo ja, wat zijn de consequenties hiervan voor de uitkoopregeling? Zo neen, waarom niet?
Het Hof heeft als zodanig geen uitspraak gedaan over de inhoudelijke merites van de zaak. De uitspraak gaat waar het de vergunningverlening aan de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee betreft niet verder dan de conclusie dat bij elke keer dat voor een beperkte periode een vergunning wordt verleend waarbij wordt bepaald of, en zo ja, in welk gebied deze mag plaatsvinden, valt onder het begrip «plan» of «project» in artikel 6, derde lid van de Habitatrichtijn. Of er aanleiding is voor een passende beoordeling, laat staan tot welke uitkomst deze beoordeling zou moeten leiden, maakt geen deel uit van het arrest van het Hof.
Het kabinet heeft reeds voor het arrest van het Hof besloten tot beëindiging van de kokkelvisserij met ingang van 2005, omdat het na weging van de diverse feiten en omstandigheden tot de conclusie kwam dat deze vorm van visserij niet langer economisch rendabel kan plaatsvinden binnen het uitgangspunt van een ecologisch duurzame ontwikkeling in de Waddenzee. Op grond van het nationale recht ben ik gehouden de schade te vergoeden die de kokkelvissers lijden ten gevolge van het besluit tot beëindiging. De uitspraak van het Hof doet aan het voorgaande niet toe of af.
Een Commissie van drie zal mij adviseren over de hoogte van de aan de kokkelvissers te betalen schadevergoeding. Dit advies zal moeten voldoen aan de daarvoor geldende Europeesrechtelijke en nationaalrechtelijke kaders. Een van de vragen die in dit kader een rol spelen is of, en zo ja in hoeverre, de schade voorzienbaar was.
Een andere vraag is hoe uiteindelijk in de bodemprocedure zal worden geoordeeld omtrent de toelaatbaarheid van de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee. Ik kan en wil niet vooruitlopen op deze vraag.
Bevestigen de recente metingen van RIVO en NIZO dat er dit seizoen daadwerkelijk 8 miljoen kg bevisbare kokkels in de Waddenzee beschikbaar zouden zijn?
Ja. Er is door het RIVO een groot kokkelbestand van 56 miljoen kilo geïnventariseerd, waarvan 44,5 miljoen kilo kokkelvlees in dichtheden boven 50 kokkels/m2.
Wat zijn uw verwachtingen met betrekking tot de mogelijk hieruit voortvloeiende schadeclaims vanuit de visserijsector?
Zolang niet ten gronde een oordeel is geveld over de toelaatbaarheid van de visserij-activiteiten waarvoor de vergunning is verleend (zie antwoord vraag 1, 4 en 5), is er concreet nog niets te zeggen over schadeclaims vanuit de sector en de afhandeling van deze claims.
Welke mogelijkheden zijn er voor het treffen van voorzieningen om gevolgen van schade te beperken voor vissers en de overheid?
In het Beleidsbesluit schelpdiervisserij 2005–2015 zal het toekomstige beleid met betrekking tot de mechanische kokkelvisserij worden neergelegd. Ik kan hier op deze plaats niet op vooruitlopen. In het kader van dit beleidsbesluit zal worden bezien in hoeverre voor de kokkelvissers nog de mogelijkheid bestaat tot een rendabele uitoefening van visserijactiviteiten en/of cultuur. Dit is uiteraard ook een factor die mee zal spelen bij de vergoeding van door de kokkelvissers geleden schade als gevolg van de beëindiging van de mechanische kokkelvisserij per 1 januari 2005.
Welke conclusies trekt u uit de uitspraken van het Hof en de RvS ten aanzien van de voorgenomen uitkoop/afkoop van kokkelvissers?
Welke consequenties heeft de uitspraak van het Hof voor de rechtmatigheid van een uitkoopregeling met de kokkelvissers?
Welke partijen zullen begunstigd worden bij een eventuele uitkoopregeling?
In hoeverre kan voorkomen worden dat de uitkoopgelden wegvloeien naar vergunninghouders die in handen van buitenlandse investeerders zijn?
Er is geen sprake van «uitkoop» van kokkelvissers. De kokkelvissers zal een vergoeding worden betaald ter compensatie van de schade die zij lijden ten gevolge van het besluit van het kabinet de mechanische kokkelvisserij te beëindigen in de Waddenzee met ingang van 1 januari 2005. Ik ben op grond van het nationale recht gehouden de kokkelvissers deze schadevergoeding te betalen. Ik kan geen invloed uitoefenen op de wijze waarop de kokkelvissers de schadevergoeding zullen besteden.
Indien op grond van de uitspraak van het Hof uiteindelijk de conclusie moet worden getrokken dat de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee een niet of niet in zijn voorgestelde omvang toelaatbare activiteit betreft, dan kan sprake zijn van een matigende werking bij de bepaling van de compensatie in het kader van de al eerder voorgenomen beëindiging van de mechanische kokkelvisserij.
Een Commissie van drie zal mij adviseren over de hoogte van de aan de kokkelvissers te betalen schadevergoeding. Dit advies zal moeten voldoen aan de daarvoor geldende Europeesrechtelijke en nationaalrechtelijke kaders. Op grond van dit recht zal beoordeeld moeten worden wie in aanmerking komt voor schadevergoeding in verband met het kabinetsbesluit de kokkelvisserij met ingang van 2005 te beëindigen.
Als u de uitkoop/afkoop wilt doorzetten, waar zal dan het geld vandaan moeten komen, aangezien de sector een schatting van 200 miljoen euro heeft gemaakt?
Op basis van het advies van de Commissie Schadebepaling Kokkelvisserij besluit het kabinet over de hoogte van de vergoeding voor de kokkelvissers van de geleden schade. Voor het hiervoor benodigde geld zal het kabinet te zijner tijd een voorziening treffen op de rijksbegroting.
Kunt u een realistische inschatting geven van het aantal arbeidsplaatsen in personen en fte's in de keten (kokkelvisserij is een drie-maandenactiviteit) in de afgelopen 3 jaar?
In de afgelopen drie jaren bedroeg het gemiddelde aantal mensjaren in de visserij ongeveer 65. In de kokkelconserven (verwerkende) industrie bedroeg de directe werkgelegenheid naar schatting 120 mensjaren en de indirecte werkgelegenheid naar schatting 170 mensjaren (toeleveranciers e.d.) (bron LEI, juni 2004).
Wat zijn de gevolgen van de uitspraken voor de werkgelegenheid in de keten? Kunt u het eerder gevraagde (brief 58-04-LNV) en toegezegde overzicht vóór het algemeen overleg aan de Kamer zenden?
De gevraagde analyse zal u voor 14 oktober worden toegezonden.
Kunt u aangeven welke alternatieve inkomstenbronnen de mensen in de keten hadden tijdens de laatste jaren waarin zeer kleine kokkeloogsten zijn binnengehaald?
Voor zover bekend kan de spisulavisserij in de Noordzee-kustzone aangemerkt worden als een, in omvang beperkte, alternatieve inkomstenbron.
Hoeveel betrof de exportwaarde van de sector en de keten in de afgelopen 3 jaar?
De exportwaarde van kokkels bedroeg in de de afgelopen 3 jaar ca. 45 miljoen euro per jaar (bron: Eurostat).
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Ondervoorzitter, Vos (GL), Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GL), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Vacature (CDA).
Plv. leden: Slob (CU), Vendrik (GL), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Veenendaal (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Vacature (SP), Van As (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GL), Van Bochove (CDA), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA) en Vacature (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29684-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.