29 684 Waddenzeebeleid

Nr. 155 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 januari 2018

Tijdens het 30-ledendebat van 5 juli 2017 over de toekomst van de Waddenzee (Handelingen II 2016/17, nr. 96, item 7), heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd de twee verschillende benaderingen ten aanzien van de verwachte zeespiegelstijging, de benadering voor de lange termijn ontwikkeling voor de dijken (kustveiligheid) en voor de korte termijn ontwikkeling voor de delfstofwinning onder de Waddenzee, naast elkaar te zetten en te bezien of de cijfers consistent zijn. Met deze brief geef ik, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, invulling aan deze toezegging.

Zeespiegelstijging voor dijkverbeteringen

In het document «Werkwijzer bepaling hydraulische ontwerprandvoorwaarden», aanvulling OI2014, versie 4 van het hoogwaterbeschermingsprogramma (Deltares, 2016), staat beschreven hoe om te gaan met onder andere zeespiegelstijging. Hierin staat dat in de fase van de verkenning van de dijkverbetering het van belang is de gevoeligheid van het ontwerp te toetsen aan een aantal – gedurende de geplande levensduur van het dijkontwerp – met onzekerheden omgeven uitgangspunten. Dit betreft onder andere het verwachte effect van klimaatverandering (zeespiegelstijging, meerpeilstijging en/of toename van de rivierafvoer). In het ontwerp van de dijkverbetering wordt hiermee dan rekening gehouden.

Voor alle dijkverbeteringsprojecten wordt uitgegaan van het warme KNMI’06 klimaatscenario (W+). Dit komt overeen met de klimaatopgave binnen de Deltascenario’s Stoom en Warm (Deltares, 2011), die beide uitgaan van een snelle klimaatverandering. Opgemerkt wordt dat een ontwerp ten tijde van «einde levensduur» aan de eis van het warme KNMI’06 scenario (W+) moet voldoen, maar adaptief kan worden aangelegd op een gematigd klimaatscenario (G of G+), mits het dijkontwerp is uit te breiden.

Door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wordt momenteel nagegaan wanneer op de KNMI’14 klimaatscenario’s kan worden overgestapt. Vanwege de geringe verschillen in de te hanteren hoogwaterstanden, is dat nog niet gebeurd.

Zeespiegelstijging voor de delfstofwinning onder de Waddenzee

De voorschriften voor de vaststelling van de gebruiksruimte voor delfstofwinning onder de Waddenzee zijn vastgelegd in het Rijksprojectbesluit Gaswinning onder de Waddenzee vanaf de locaties Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen uit 2006 (Rijksprojectbesluit 2006). Deze systematiek is nader onderbouwd in bijlage C van de Passende Beoordeling behorende bij dit besluit. Daarin is aangegeven dat de gebruiksruimte voor deze delfstofwinning elke vijf jaar opnieuw dient te worden vastgesteld, zodat deze steeds is gebaseerd op een geactualiseerd beleidsscenario voor de zeespiegelstijging. De verplichting voor deze vijfjaarlijkse actualisatie is mede ingegeven door de onzekerheden die vanwege de continu voortschrijdende inzichten inherent zijn aan voorspellingen van de «lange termijn»-zeespiegelstijging. Bij elke actualisatie van het beleidsscenario wordt, steeds op basis van de meest recente meetresultaten en de laatst beschikbare klimaatmodellen, een nieuwe inschatting gemaakt voor de zeespiegelstijging voor de periode van de delfstofwinning.

Op 27 juni 2016 heeft TNO een geactualiseerd beleidsscenario voor de zeespiegelstijging aan mijn voorganger toegestuurd. Hierbij heeft TNO onder andere gebruik gemaakt van de meest recente informatie van Deltares en KNMI, waaronder de KNMI’14 klimaatscenario’s.

Op basis van dit TNO-advies heeft mijn voorganger, door de wijzigingsbesluiten van 30 augustus 2016, de gebruiksruimten voor de gaswinning en de zoutwinning onder de Waddenzee aangepast. Vóór 1 januari 2021 zal opnieuw een actualisatie van de betreffende gebruiksruimten plaatsvinden, gebruikmakend van de dan beschikbare meest recente informatie van Deltares en KNMI.

Uitkomst vergelijking

Voor beide toepassingen wordt uitgegaan van KNMI-klimaatscenario’s. De tijdspanne waarover vooruitgeblikt wordt, is echter wezenlijk anders en ook het doel waarvoor de scenario’s worden gebruikt verschilt. Waar bij een verkenning van een dijkverbetering, ten aanzien van de geprognosticeerde zeespiegelstijging, meerdere decennia vooruit wordt geblikt, is deze tijdshorizon voor de delfstofwinning onder de Waddenzee (vanwege de voorgeschreven 5-jaarlijkse actualisering) slechts circa een decennium.

Waar bij het ontwerp van een dijkverbetering wordt gestuurd op het beperken van de kans op een overstroming gedurende de levensduur, wordt voor de delfstofwinning onder de Waddenzee gestuurd op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Waddenzee. Dit laatste gebeurt door toepassing van het zogeheten «hand aan de kraan»-principe, zoals uiteengezet bij Kamerbrief van 30 mei 2016 (Kamerstuk 29 684, nr. 140).

Ik concludeer dat voor beide toepassingen gebruik wordt gemaakt van KNMI-klimaatscenario’s, maar dat daarvan voor het sturen op kustveiligheid op andere wijze gebruik wordt gemaakt dan voor het sturen op Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen. Bovenstaande vergelijking geeft mij geen aanleiding tot wijziging van de huidige praktijk voor de delfstofwinning onder de Waddenzee, waarbij de gebruiksruimte hiervoor 5-jaarlijks wordt geactualiseerd voor de verwachte zeespiegelstijging. De eerstvolgende actualisatie vindt plaats in 2020.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven