nr. 40
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 december 2009
Hierbij bied ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (VWS) , de eerder aangekondigde rapportage aan van het brede onderzoeksprogramma
MRSA. In dit onderzoek is gekeken naar het voorkomen en de verspreiding van
de veegerelateerde Methicilline Resistente Staphylococcus Aureus (LA-MRSA).1 De aanleiding van dit onderzoek was de vondst van dit
nieuwe type MRSA bij dieren en dierhouders. Om beter inzicht te krijgen in
de problematiek is een onderzoeksprogramma uitgevoerd door een breed consortium
van humane en veterinaire kennisinstellingen. Het onderzoek is gestart in
2007 en gefinancierd door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
en deels ook door het ministerie van VWS. Het onderzoek is uitgevoerd door
het RIVM, Wageningen UR, het Erasmus Medisch Centrum, de Faculteit Diergeneeskunde
van Universiteit Utrecht, en de Gezondheidsdienst voor Dieren.
Het gehele programma is opgezet in samenspraak met VWS. Bovendien hebben
veehouders, slachterijen en dierenartsen het loyaal ondersteund. Ik waardeer
de wijze waarop deze samenwerking is verlopen ten zeerste.
De onderzoekers constateren dat LA-MRSA wijd verbreid voorkomt in Nederland.
Op basis van de resultaten uit het onderzoek en de analyse concluderen zij
ook dat het risico voor de volksgezondheid, hoewel duidelijk aanwezig, op
dit moment niet heel groot is. Het vóórkomen van LA-MRSA bij
de mens beperkt zich vooral tot diegenen die omgaan met de varkens, vleeskalveren
en pluimvee.
LA-MRSA veroorzaakt bij mensen niet vaak gezondheidsproblemen, maar veroorzaakt
bij ziekenhuisbezoek wel extra kosten voor MRSA-preventie. De schade voor
de volksgezondheid kan aanzienlijk toenemen als LA-MRSA in de toekomst een
hoger ziekteverwekkend vermogen krijgt of makkelijker van mens op mens kan
overgaan. Het rapport concludeert dat daarvoor tot op heden geen aanwijzingen
zijn.
LA-MRSA lijkt pas recent, te weten na 2002, in de dierpopulaties te zijn
geïntroduceerd. Sindsdien verspreidt de kiem zich door de dierpopulaties.
De situatie in andere landen is vergelijkbaar.
LA-MRSA is inmiddels beschreven in diverse Europese landen (onder meer
België, Spanje, Italië, Duitsland, Denemarken) en in de Verenigde
Staten en Canada. Uit een Europese verkenning naar het voorkomen van LA-MRSA
in de varkenshouderij blijkt dat de situatie in Nederland overeenkomt met
de gemiddelde situatie in de EU.
Hoewel de onderzoekers in Nederland van mening zijn dat nog additioneel
onderzoek noodzakelijk is, bevat het rapport een aantal aanwijzingen voor
aanpak van de problematiek van LA-MRSA in de veehouderij. De belangrijkste
zijn verbetering van het bedrijfsmanagement en beperken van het antibioticumgebruik.
Ik ben van mening dat het onderhavige rapport de noodzaak onderstreept
om het antibioticumgebruik in de veehouderij terug te dringen. De gezamenlijke
veehouderijsectoren zien die noodzaak ook in en hebben in december 2008 afspraken
gemaakt die zijn vastgelegd in het convenant antibioticaresistentie dierhouderij.
Ik zal u per separate brief informeren over de voortgangsresultaten.
Het ministerie van LNV ondersteunt dit proces door middel van kennisontwikkeling
entoepassing en innovatie. Ik kan in dat verband de «Uitvoeringsagenda
duurzame veehouderij» vermelden, alsmede het programma Alternatieven
voor Antibiotica (ALTANT) en het NWO-thema «Dierenwelzijn en robuustheid
van dieren». Deze programma’s beogen een verlaging van de afhankelijkheid
van antibiotica door een verhoogde natuurlijke weerstand, een verbeterd diermanagement
en alternatieven voor antibiotica.
Tot slot laat ik een extern bureau een onderzoek uitvoeren naar de effecten
en de kosten van het ontkoppelen van voorschrijven en verkoop van diergeneesmiddelen
door dierenartsen. Dat onderzoek wordt nog dit jaar afgerond.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg