29 683
Dierziektebeleid

nr. 40
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 december 2009

Hierbij bied ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) , de eerder aangekondigde rapportage aan van het brede onderzoeksprogramma MRSA. In dit onderzoek is gekeken naar het voorkomen en de verspreiding van de veegerelateerde Methicilline Resistente Staphylococcus Aureus (LA-MRSA).1 De aanleiding van dit onderzoek was de vondst van dit nieuwe type MRSA bij dieren en dierhouders. Om beter inzicht te krijgen in de problematiek is een onderzoeksprogramma uitgevoerd door een breed consortium van humane en veterinaire kennisinstellingen. Het onderzoek is gestart in 2007 en gefinancierd door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en deels ook door het ministerie van VWS. Het onderzoek is uitgevoerd door het RIVM, Wageningen UR, het Erasmus Medisch Centrum, de Faculteit Diergeneeskunde van Universiteit Utrecht, en de Gezondheidsdienst voor Dieren.

Het gehele programma is opgezet in samenspraak met VWS. Bovendien hebben veehouders, slachterijen en dierenartsen het loyaal ondersteund. Ik waardeer de wijze waarop deze samenwerking is verlopen ten zeerste.

De onderzoekers constateren dat LA-MRSA wijd verbreid voorkomt in Nederland. Op basis van de resultaten uit het onderzoek en de analyse concluderen zij ook dat het risico voor de volksgezondheid, hoewel duidelijk aanwezig, op dit moment niet heel groot is. Het vóórkomen van LA-MRSA bij de mens beperkt zich vooral tot diegenen die omgaan met de varkens, vleeskalveren en pluimvee.

LA-MRSA veroorzaakt bij mensen niet vaak gezondheidsproblemen, maar veroorzaakt bij ziekenhuisbezoek wel extra kosten voor MRSA-preventie. De schade voor de volksgezondheid kan aanzienlijk toenemen als LA-MRSA in de toekomst een hoger ziekteverwekkend vermogen krijgt of makkelijker van mens op mens kan overgaan. Het rapport concludeert dat daarvoor tot op heden geen aanwijzingen zijn.

LA-MRSA lijkt pas recent, te weten na 2002, in de dierpopulaties te zijn geïntroduceerd. Sindsdien verspreidt de kiem zich door de dierpopulaties. De situatie in andere landen is vergelijkbaar.

LA-MRSA is inmiddels beschreven in diverse Europese landen (onder meer België, Spanje, Italië, Duitsland, Denemarken) en in de Verenigde Staten en Canada. Uit een Europese verkenning naar het voorkomen van LA-MRSA in de varkenshouderij blijkt dat de situatie in Nederland overeenkomt met de gemiddelde situatie in de EU.

Hoewel de onderzoekers in Nederland van mening zijn dat nog additioneel onderzoek noodzakelijk is, bevat het rapport een aantal aanwijzingen voor aanpak van de problematiek van LA-MRSA in de veehouderij. De belangrijkste zijn verbetering van het bedrijfsmanagement en beperken van het antibioticumgebruik.

Ik ben van mening dat het onderhavige rapport de noodzaak onderstreept om het antibioticumgebruik in de veehouderij terug te dringen. De gezamenlijke veehouderijsectoren zien die noodzaak ook in en hebben in december 2008 afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in het convenant antibioticaresistentie dierhouderij. Ik zal u per separate brief informeren over de voortgangsresultaten.

Het ministerie van LNV ondersteunt dit proces door middel van kennisontwikkeling entoepassing en innovatie. Ik kan in dat verband de «Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij» vermelden, alsmede het programma Alternatieven voor Antibiotica (ALTANT) en het NWO-thema «Dierenwelzijn en robuustheid van dieren». Deze programma’s beogen een verlaging van de afhankelijkheid van antibiotica door een verhoogde natuurlijke weerstand, een verbeterd diermanagement en alternatieven voor antibiotica.

Tot slot laat ik een extern bureau een onderzoek uitvoeren naar de effecten en de kosten van het ontkoppelen van voorschrijven en verkoop van diergeneesmiddelen door dierenartsen. Dat onderzoek wordt nog dit jaar afgerond.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven