Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 februari 2023
Zoals toegezegd in mijn brief van 1 februari 2023 (Kamerstuk 29 683, nr. 264) informeer ik u, mede namens de Minister van VWS, over de definitieve testuitslag
naar aanleiding van het aantreffen van Bovine Spongiforme Encephalopathie (BSE) bij
een kadaver van een achtjarige koe afkomstig van een bedrijf in Zuid-Holland.
Zoals ik in mijn vorige brief heb gemeld, heeft Wageningen Bioveterinary Research
(WBVR) onderzocht welke variant van BSE het betreft. Het resultaat van WBVR geeft
aan dat het hier een atypische variant betreft.
Atypische gevallen van BSE komen sporadisch voor bij oudere koeien, een soort «ouderdoms
BSE». En dat geldt ook voor deze positief geteste achtjarige koe. Wetenschappers denken
dat de atypische varianten spontaan kunnen ontstaan. In Nederland zijn tot nu toe
vier atypische gevallen vastgesteld van de 88 gevallen die in Nederland zijn geconstateerd
sinds 1997. In de afgelopen vijf jaar zijn er in de «EU» drie meldingen geweest van
een atypische BSE-besmetting; in 2021 twee meldingen (Duitsland en Italië) en in 2017
één melding (Zwitserland).
In het geval van een atypische BSE worden onderstaande maatregelen genomen conform
Europese regelgeving:
-
1. De nakomelingen <2 jaar worden gedood en getest1. Uit het bron- en contactonderzoek van de NVWA is gebleken dat het besmette rund
vijf nakomelingen heeft gekregen, waarvan er nog één op hetzelfde bedrijf in leven
is. Dit rund is jonger dan 2 jaar. De overige vier nakomelingen waren ouder dan twee
jaar, waardoor het niet waarschijnlijk is dat overdracht van moeder op deze kalveren
heeft kunnen plaatsvinden. Zij vormen een verwaarloosbaar risico voor de volksgezondheid.
-
2. Het geboortecohort wordt gedood en getest. Dat zijn alle runderen die op hetzelfde
bedrijf als het besmette rund binnen twaalf maanden vóór of na de geboorte van het
besmette rund zijn geboren. In dit geval bestaat het geboortecohort uit vier runderen,
waarvan drie op hetzelfde bedrijf aanwezig zijn en één rund op een ander bedrijf.
-
3. Het voedercohort wordt gedood en getest. Dat zijn alle runderen die in hun eerste
levensjaar samen met het besmette rund in haar eerste levensjaar zijn gehouden in
hetzelfde bedrijf en die blijkens onderzoek in die periode hetzelfde potentieel besmette
voeder gekregen hebben. In dit geval bestaat het voedercohort uit elf runderen. Drie
van deze runderen behoren ook tot het geboortecohort.
Met het doden, testen en afvoeren voor destructie van deze 13 runderen wordt de positieve
besmetting met de atypische variant afgehandeld conform Europese regelgeving. Hiermee
komen de producten van deze dieren niet in de voedselketen en zijn daarmee geen risico
voor de volksgezondheid. Deze maatregelen worden zo spoedig mogelijk afgehandeld door
de NVWA die hierbij de regie voert. Tot die tijd blijft het betreffende bedrijf geblokkeerd.
Hieruit blijkt het belang van een goede monitor in het totaal pakket van maatregelen
die genomen worden voor de preventie en bestrijding van BSE.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema